ECLI:NL:RBNHO:2025:45

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
15.316743.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan gewapende diefstal en verboden wapenbezit

Op 6 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die is veroordeeld voor medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, en voor verboden wapenbezit. De verdachte heeft een gevangenisstraf van vijftien maanden gekregen, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 augustus 2024 samen met medeverdachten een gewapende overval heeft gepleegd op een tankstation in Wognum. Tijdens deze overval heeft de verdachte een revolver met munitie ter beschikking gesteld aan de medeverdachten, die deze daadwerkelijk hebben gebruikt om de overval te plegen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de hoge straf. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan ambulante behandeling. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 23 december 2024, waar de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, aanwezig waren. De officier van justitie, mr. I. Hermans, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, wat door de rechtbank is gehonoreerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.316743.24
Uitspraakdatum: 6 januari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 december 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, te Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. I. Hermans, en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], op of omstreeks 16 augustus 2024 te Wognum, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere aanstekers en/of een of meerdere zakken vloei, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [benadeelde 1], in elk geval aan een ander dan aan die [verdachte] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een masker en/of gezichtsbedekking binnen te komen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te trekken en/of deze door te laden en/of deze op die [benadeelde 2] te richten en/of
- (daarbij) op dreigende wijze 'afgeven, afgeven, afgeven want anders schiet ik!', althans woorden van gelijke strekking, te roepen en/of
- terwijl het vuurwapen, althans het op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 2] gericht was een of meerdere grepen over de balie te doen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 augustus 2024 te Wognum en/of Hoorn opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door het ter beschikking stellen van een scherpschietend vuurwapen met bijbehorende munitie en/of een jas;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 09 augustus 2024 tot en met 16 augustus 2024 te Hoorn en/of Midwoud, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Bruni, type Olympic, kaliber 6 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de bewezenverklaring geen verweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 16 augustus 2024, inclusief goederenbijlage (dossierpagina 46 tot en met 50);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] van 17 augustus 2024 (dossierpagina 64 tot en met 75);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] van 17 augustus 2024 (dossierpagina 89 tot en met 98);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (determinatie onderzoek vuurwapen en munitie) van 19 augustus 2024 (dossierpagina 38 tot en met 40).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], op 16 augustus 2024 te Wognum, tezamen en in vereniging, een of meerdere aanstekers en een of meerdere zakken vloei die aan [benadeelde 1] toebehoorden hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- met gezichtsbedekking binnen te komen en
- een vuurwapen te trekken en deze op die [benadeelde 2] te richten en
- daarbij op dreigende wijze 'afgeven, afgeven, afgeven want anders schiet ik!' te roepen en
- terwijl het vuurwapen op die [benadeelde 2] gericht was een of meerdere grepen over de balie te doen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 16 augustus 2024 te Hoorn opzettelijk middelen heeft verschaft, door het ter beschikking stellen van een scherp schietend vuurwapen met bijbehorende munitie;
Feit 2
hij in de periode van 9 augustus 2024 tot en met 16 augustus 2024 in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Bruni, type Olympic, kaliber 6 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1
medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, onder de algemene en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het door de reclassering geadviseerde locatieverbod heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de aan de verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte qua gedrag functioneert op het niveau van de minderjarige plegers van de overval. Hij heeft de rechtbank verzocht om dit mee te laten wegen in de strafmaat. De raadsman heeft voorts verzocht de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Wat betreft het geadviseerde locatieverbod heeft de raadsman verzocht om dat verbod te beperken tot het uitgaansgebied van Hoorn en Alkmaar. Daarnaast heeft hij verzocht om aan de verdachte in plaats van het resterende deel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals geëist door de officier van justitie, een taakstraf op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende overval op een tankstation in Wognum. De verdachte heeft de plegers van deze overval een revolver met munitie gegeven, die hij ongeveer een week eerder had gekocht, terwijl hij wist dat ze van plan waren een overval op een tankstation te plegen. De plegers van de overval zijn kort daarna naar het [benadeelde 1] gegaan en hebben een overval gepleegd, waarbij het door de verdachte geleverde vuurwapen daadwerkelijk is gebuikt. De overval vond overdag plaats en er waren op dat moment buiten bij het tankstation mensen aanwezig. Een dergelijk feit heeft een grote impact en dat geldt niet alleen voor de baliemedewerkster en andere aanwezigen bij het tankstation, maar ook voor de maatschappij als zodanig. Een feit als hier aan de orde brengt in de regel heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 10 december 2024 blijkt dat hij eerder voor een overval op een winkel en vuurwapenbezit is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het rapport van Reclassering Nederland van 19 december 2024. De reclassering heeft het risico op herhaling van soortgelijke feiten als hoog ingeschat en adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan ambulante behandeling en begeleiding, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een locatiegebod en -verbod met elektronische monitoring en het meewerken aan middelencontrole en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan.
Ter zitting heeft de verdachte inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen. Verder is gebleken dat de verdachte zich inzet om doelen voor de toekomst te stellen, waaronder het vinden van een baan als stratenmaker. Hij wil de hulp die hij nu aangeboden heeft gekregen aanvaarden en heeft zich bereid verklaard om zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden.
Straf
Voor het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank verder acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Bij een overval op een tankstation met bedreiging met geweld is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. In dit geval is sprake van medeplichtigheid aan een overval. Het oriëntatiepunt voor verboden wapenbezit is een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de verdachte een revolver met munitie heeft aangeleverd voor een overval op klaarlichte dag, waarbij met dat wapen is gedreigd terwijl buiten bij het tankstation mensen aanwezig waren. Verder houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn proceshouding en zijn jeugdige leeftijd.
In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een vrijheidsbenemende straf van vijftien maanden moet worden opgelegd, met aftrek van de periode die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal bepalen dat een kleiner gedeelte van die gevangenisstraf dan door de officier van justitie gevorderd, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd, te weten zes maanden, en zal daaraan een proeftijd van twee jaren verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De door de reclassering geadviseerde voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan ambulante behandeling en begeleiding, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelencontrole, zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden. Daarnaast zal als bijzondere voorwaarde een locatiegebod met elektronische monitoring worden opgenomen, waarvan de duur wordt bepaald door de reclassering, met een maximum van zes maanden. De rechtbank acht het opleggen van het geadviseerde locatieverbod niet opportuun.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is - gelet op het strafblad van de verdachte en hetgeen de reclassering heeft overwogen over het recidivegevaar - van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna genoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 48, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIJFTIEN (15) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes (6) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar en dat hij zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
  • meewerkt aan het verkrijgen van diagnostiek/risicotaxatie door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Aansluitend werkt hij mee aan behandeling, indien geïndiceerd. De behandeling start vanaf het moment dat de veroordeelde wordt uitgenodigd door de Waag of een soortgelijke zorgverlener en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
  • meewerkt aan de aanmelding en intakeprocedure bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start vanaf het moment dat er een geschikte plek is gevonden en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op zijn verblijfadres voor een door de reclassering te bepalen periode, met een maximum van zes maanden. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde, mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doodeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van twaalf uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat twee uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van vier uur per dag vrij te besteden. Het huidige verblijfadres is [adres 2].
Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat hij in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden op het opgegeven verblijfadres.
  • meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Indien blijkt dat interventie op middelengebruik geïndiceerd is, werkt de veroordeelde daaraan mee.
  • meewerkt aan ambulante begeleiding door de Hoofdtrainer of van Mutatiozorg/Leger des Heils, of een soortgelijke ambulante begeleider.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Firet, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 januari 2025.