ECLI:NL:RBNHO:2025:444

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
HAA 24/8081
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in jeugdhulpzaak met betrekking tot begeleiding van hoogbegaafde zoon

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, ouders van een hoogbegaafde zoon, hangende het bezwaar tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. Dit besluit, genomen op 14 november 2024, betreft de toekenning van jeugdhulp voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025, waarbij de begeleiding door Gewoon Hoogbegaafd wordt vervangen door Papilio Trainingen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 januari 2025 behandeld, waarbij verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van verweerder.

Verzoekers hebben eerder ondersteuning ontvangen in de vorm van kinderbegeleiding en ouderbegeleiding, maar hun verzoek om verlenging van deze voorzieningen werd afgewezen. De voorzieningenrechter had eerder op 20 september 2023 een voorlopige voorziening getroffen die de continuering van de ondersteuning tot zes weken na de beslissing op het bezwaar waarborgde. In deze uitspraak oordeelt de voorzieningenrechter dat het besluit van 14 november 2024 in strijd is met de eerder getroffen voorlopige voorziening, omdat verweerder niet heeft gewacht op de uitkomst van de bezwaarprocedure en zonder voldoende onderbouwing een wijziging in de zorgaanbieder heeft doorgevoerd.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van 14 november 2024 tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekers. De uitspraak benadrukt het belang van continuïteit in de zorg voor de ontwikkeling van de hoogbegaafde zoon van verzoekers, en dat wijzigingen in de zorgaanbieder zorgvuldig moeten worden overwogen en onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/8081

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: C.C. Dol),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder

(gemachtigden: mr. A.B. Holtjer en B. Diepeveen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers hangende het bezwaar tegen het besluit van verweerder van 14 november 2024, waarbij verweerder jeugdhulp op grond van de Jeugdwet (Jw) aan de zoon van verzoekers, [zoon] , geboren op [datum] 2015, heeft toegekend voor de periode van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025, inhoudende: begeleiding extra voor 128 uur geboden door Papilio Trainingen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, [naam] (van Gewoon Hoogbegaafd) en de gemachtigden van verweerder.

Wat aan het besluit voorafging

2. Verzoekers ontvingen voor [zoon] een voorziening in het kader van de Jw. Bij besluit van 11 maart 2022 is ondersteuning in de vorm van kinderbegeleiding voor 1,5 uur per week en ouderbegeleiding voor 1 uur per week toegekend voor de periode van 13 januari 2022 tot en met 12 januari 2023 verleend door Gewoon Hoogbegaafd.
2.1.
Een verzoek van verzoekers om verlenging van de toegekende voorzieningen is door verweerder bij besluit van 10 maart 2023 afgewezen, omdat er volgens verweerder een adequate voorziening voorhanden is. Het onderwijsaanbod dat vanuit school wordt geboden wordt voldoende uitdagend geacht voor [zoon] en verzoekers hebben reeds voldoende kennis en handvatten meegekregen van de hoogbegaafdheidsspecialist om [zoon] te ondersteunen.
2.2.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt en hebben een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend (HAA 23/5033). De voorzieningenrechter heeft op 20 september 2023 een voorlopige voorziening getroffen inhoudende dat verweerder de ondersteuning die was toegekend bij besluit van 11 maart 2022 (lopende tot 13 januari 2023) dient te continueren tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. Verzoekers voeren aan dat het besluit van 14 november 2024 strijdig is met de op 20 september 2023 toegekende voorlopige voorziening. Verweerder heeft besloten om per 1 januari 2025 de voorlopige voorziening, die niet is vervallen, te beëindigen en hiervoor in de plaats een nieuw primair besluit te nemen, zonder het onderzoek in de lopende bezwaarprocedure af te wachten. Door het wegvallen van de begeleiding door Gewoon Hoogbegaafd ontstaan er risico’s voor de persoonlijke ontwikkeling van [zoon] . [zoon] heeft behoefte aan verbinding en een klik met een persoon zodat hij vertrouwen opbouwt en een wisseling van hulpverlening zal impact hebben op hem. Verzoekers vragen zich af of verweerder onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van deze wisseling. In het rapport van Trompetter & Partners staat het advies om onderzoek te doen naar de inzet van passend onderwijs en ook dat daarna pas kan worden vastgesteld wat er naar aard en omvang vanuit de Jeugdwet aan ondersteuning nodig is. De bezwaaradviescommissie heeft het college opgedragen om actie te ondernemen en een Plan van Aanpak aan te leveren, maar in plaats van een Plan van Aanpak heeft verweerder besloten om een nieuw primair besluit af te geven. Zowel verzoekers als Gewoon Hoogbegaafd zijn niet bij het onderzoek dat daaraan ten grondslag ligt betrokken en het is voor verzoekers een raadsel en onduidelijk hoe verweerder de hulpvraag van [zoon] heeft vastgesteld, bij deze zorgaanbieder is gekomen en waarom hij vindt dat deze zorgaanbieder de juiste jeugdhulp aan [zoon] zou kunnen geven. Voor de zitting hebben verzoekers nog gewezen op het advies van de Commissie bezwaarschriften van 20 december 2024.
Verzoekers hebben ter zitting toegelicht dat zij met onderhavig verzoek beogen dat het besluit van 14 november 2024 wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op het bezwaarschrift.
5. Verweerder stelt dat de begeleiding door Gewoon Hoogbegaafd niet tot resultaat heeft geleid en heeft ter zitting verklaard dat op basis van onderzoek door de jeugdconsulent is ingezet op een ander traject, te weten ‘begeleiding extra’ door Papilio Trainingen en dat daarmee een eind komt aan de begeleiding door Gewoon Hoogbegaafd.
6. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6.1.
De voorzieningenrechter heeft op 20 september 2023 een voorlopige voorziening getroffen inhoudende dat verweerder de ondersteuning die was toegekend in het besluit van 11 maart 2022 dient te continueren tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Voornoemde ondersteuning is de ondersteuning zoals hiervoor onder 2. is vermeld. Op het bezwaar is nog niet besloten.
6.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het onderhavige besluit van 14 november 2024 ziet op de periode 1 januari 2025 tot en met 31 december 2025, zodat dit besluit geen artikel 6:19 Awb besluit is of een beslissing op bezwaar. Nu de uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2023 nog geldt, dient verweerder die uitspraak onverkort ten uitvoer te leggen en is er geen grond voor het nemen van een besluit dat afwijkt van de getroffen voorziening. Indien verweerder meent dat er redenen zijn voor opheffing of wijziging van de getroffen voorlopige voorziening zal verweerder daartoe een - onderbouwd - verzoek moeten indienen (artikel 8:87 Awb). Nu het toekenningsbesluit van 11 maart 2022 vermeldt dat de ondersteuning wordt geboden door Gewoon Hoogbegaafd, geldt dit ook als verweerder meent dat de getroffen voorlopige voorziening moet worden gewijzigd voor zover het de zorgaanbieder betreft. Alleen al gelet op het vorenstaande heeft het onderhavige bezwaar een redelijke kans van slagen.
6.3.
Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat het in het belang van [zoon] is om de zorgaanbieder te wijzigen, geldt dat dit niet (voldoende) is onderbouwd. Daar overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende. De arts van Trompetter & partners heeft op pagina 6 van het Sociaal Medisch Advies van 7 februari 2024 aangegeven dat het van belang is dat een eenmaal vastgestelde/gekozen daginvullingsoplossing langdurig kan worden ingezet en dat het (herhaald) na enkele maanden wisselen van aanpak en ondersteuning de ontwikkeling van [zoon] niet doelmatig zal ondersteunen als het niet onderdeel van het plan van aanpak is. Ook Blink Uit! heeft, zo is door verzoekers ter zitting toegelicht, geadviseerd om wisselingen en veranderingen voor [zoon] zoveel mogelijk te beperken. Niet gebleken is dat verweerder enig onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke gevolgen van de wisseling voor de ontwikkeling van [zoon] , voordat tot besluitvorming is overgegaan.
6.4.
De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande het belang van de ouders van [zoon] bij een voortzetting van de huidige begeleiding totdat uit deskundig onderzoek is gebleken dat er een ander traject dan wel begeleider moet worden ingezet. Conform hetgeen is geadviseerd door Trompetter & Partners, namelijk “specifiek deskundig onderzoek naar voor [zoon] passend onderwijs”, als ook door Blink!Uit, zal eerst vastgesteld moeten worden wat dat precies moet inhouden. Vervolgens dient een Plan van Aanpak te worden opgesteld. Zowel in de uitspraak van de vorige voorlopige voorzieningenrechter als in het advies van de Commissie bezwaarschriften (zie pagina 3) is verweerder daarop nadrukkelijk gewezen.
Een conclusie van de jeugdconsulent, waarvan niet is gebleken dat die als specifiek deskundig terzake kan worden aangemerkt, is daartoe onvoldoende. Ten overvloede wijst de voorzieningenrechter op de verantwoordelijkheid van verweerder bij het beschikbaar stellen van passende jeugdhulp aan [zoon] .
6.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toewijst en het besluit van 14 november 2024 schorst tot zes weken na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar.
6.6.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet verweerder het griffierecht van € 51,- aan verzoekers vergoeden. Er bestaat voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) kent de voorzieningenrechter in deze zaak voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand twee punten toe: een punt voor het verzoekschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting. De waarde per punt bedraagt € 907,--.
6.7.
Verzoekers hebben voorts verzocht om vergoeding van reis- en verblijfkosten van € 15,40 en verletkosten van € 1.300,-. Gelet op artikel 1, onder d, van het Bpb komen de reis- en verblijfkosten voor vergoeding in aanmerking voor het bedrag van € 19,60 (kosten dagretour Den Helder- Alkmaar, 2e klas [1] ). De verletkosten komen voor vergoeding in aanmerking voor het bedrag van € 380,- (5 uur in totaal, € 280,- (voor verzoekers) + € 100,-(voor [naam] ). Hetgeen overigens is verzocht komt op grond van het Bpb niet voor vergoeding in aanmerking in deze voorlopige voorzieningenprocedure. Er is geen onderbouwing die maakt dat een hoger bedrag aan verletkosten moet worden vergoed. De rechtbank verwijst hierbij nog naar de toelichting op het formulier proceskosten bij verletkosten. De totale proceskostenveroordeling bedraagt daardoor € 2.213,60,- (€ 1.814,- + € 19,60 + € 380,-).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het besluit van 14 november 2024 tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 51,- aan verzoekers moet vergoeden;
- bepaalt dat verweerder de proceskosten van € 2.213,60 aan verzoekers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M.H. Boomsma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Als meerdere personen gezamenlijk één (hoger) beroepschrift indienen, komen de reiskosten van één persoon voor vergoeding in aanmerking (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 10 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3293).