Uitspraak
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
Inleiding
Beslissing
Overwegingen
In een beslissing van verweerder van 17 september 2024 staat dat verzoeker zich per 14 januari 2023 heeft ziek gemeld en dat de ZW-uitkering per 13 augustus 2024 is beëindigd en dat in verband met onduidelijkheid over deze beëindiging hier opnieuw naar gekeken wordt. In deze beslissing is onder meer vermeld: “
Uw (ex-)werkgever is eigen risicodrager voor de uitvoering van de Ziektewet. Dit betekent, dat niet UWV, maar uw (ex-)werkgever voor bepaalde groepen van werknemers de Ziektewet uitvoert. Uw (ex-)werkgever mag echter niet alle ziektewet-taken zélf uitvoeren, bijvoorbeeld het afgeven van een beschikking. Een beschikking is een officiële bekendmaking van een beslissing welke in het kader van de sociale verzekeringswetgeving wordt afgegeven. Vandaar dat u de beschikking hierbij niet van uw (ex-)werkgever maar van ons ontvangt.(…) Er is meer tijd nodig om te beslissen. U ontvangt daarom later bericht of uw Ziektewet-uitkering definitief doorloopt. Vanaf 14 augustus 2024 wordt daarom een voorschot betaald van € 101,77 bruto per dag.”
Uit de door verzoeker overgelegde bankafschriften blijkt dat dit “voorschot onder voorbehoud” in september 2024 is betaald door Achmea Diensten.
Uw (ex-)werkgever betaalt de Ziektewet-uitkering voor (ex-)werknemers die daar recht op hebben omdat uw (ex-)werkgever ‘eigenrisicodrager’ is voor de Ziektewet. Maar beslissingen over uw uitkering worden door UWV genomen. Daarom ontvangt u deze beslissing niet van uw (ex-)werkgever maar van UWV.”
Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel ingesteld.
7. Uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de voorzieningenrechter pas een voorlopige voorziening kan treffen indien in redelijkheid van verzoeker niet kan worden verwacht dat het besluit op bezwaar wordt afgewacht. Hiervan zal in het algemeen sprake zijn indien er voor verzoeker een spoedeisend belang bestaat. In deze zaak betreft het een financieel belang, aangezien de zaak over een uitkering gaat. Bij een financieel belang is over het algemeen pas sprake van spoedeisendheid zoals hier bedoeld, als verzoeker met bewijsstukken aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een situatie dreigt te geraken van acute financiële nood of dat hij anderszins in een onomkeerbare situatie dreigt te komen, zoals een dreigend faillissement of een huisuitzetting.
7.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker niet heeft onderbouwd dat hij een spoedeisend belang heeft bij de verzochte voorziening, namelijk een voorschot te betalen door verweerder. Niet alleen is niet gebleken van een financiële noodsituatie zoals hiervoor omschreven, tevens is onduidelijk gebleven waarom verzoeker geen bijstandsuitkering kan aanvragen. Voor zover hij geen briefadres heeft en niet staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), blijft dat voor zijn rekening. Van omstandigheden waaruit volgt dat dit niet hem kan worden gevergd is niet gebleken. Voorts heeft te gelden dat uit de door verzoeker overgelegde bankafschriften niet kan worden afgeleid dat sprake is van een onomkeerbare situatie die tot het treffen van een voorlopige voorziening noopt. Van enige betaling van vaste lasten blijkt daaruit ook niet. Verzoeker heeft verder enkel gesteld dat er huisuitzetting dreigt, maar heeft dit niet met stukken onderbouwd.