ECLI:NL:RBNHO:2025:4407

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
15/100971-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude en diefstal met valse sleutel door verdachte en medeverdachten, gericht op kwetsbare ouderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij bankhelpdeskfraude en diefstallen met een valse sleutel. De verdachte en zijn medeverdachten hebben op georganiseerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van kwetsbare, vaak oudere slachtoffers, door zich voor te doen als bankmedewerkers en hen te misleiden tot het afgeven van bankpassen en pincodes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van oplichting en diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij gebruik is gemaakt van valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over vorderingen van benadeelde partijen, waarbij immateriële schadevergoedingen zijn afgewezen, maar materiële schadevergoedingen zijn toegewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het leed van de slachtoffers in aanmerking genomen bij het bepalen van de strafmaat. De verdachte heeft een aanzienlijk strafblad, maar was niet eerder voor vergelijkbare feiten veroordeeld. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een klinische opname.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/100971-24, 22/002285-21 (tul) en 22/000568-22 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 11 april 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 en 28 maart 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
nu gedetineerd in P.I. Nieuwegein.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.M.H.M. den Dekker, advocaat te Den Haag, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 Sv, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 januari 2024 tot en met 6 mei 2024 te Sassenheim, Krimpen aan den IJssel, Woerden, Wateringen, Assendelft en/of Krommenie, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een ander heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
- J. [slachtoffer 1] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of telefoons en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [slachtoffer 2] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of telefoons en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [slachtoffer 3] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [slachtoffer 4] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [slachtoffer 5] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of telefoons en/of het ter beschikking stellen van een of meer pincodes en/of
- [slachtoffer 6] tot de afgifte van een of meer bankpassen en/of telefoons en/of het ter beschikking stellen van een of meer (pin) codes,
door:
- telefonisch contact te zoeken met voornoemde personen,
- zich daarbij voor te doen als medewerker van een bank met de mededeling dat er bij meerdere personen (in de nabije woonomgeving van voornoemde personen) fraude of oplichting was gepleegd of getracht te plegen en/of de mededeling dat de bankpas van voornoemde personen vervangen diende te worden en/of geblokkeerd was en/of de mededeling dat er een verdachte transactie had plaatsgevonden op zijn/haar rekening en/of de mededeling dat er (misschien) een virus op zijn/haar telefoon stond,
- zijn/haar (pin)codes en/of persoonlijke gegevens te vragen
- aan te geven dat zijn/haar bankpassen en/of pincodes en/of telefoons in een envelop gedaan moesten worden en/of opgehaald moesten worden
- naar de woning van voornoemde personen te gaan, zich voor te doen als koerier van de bank en de bankpassen en/of pincodes en/of telefoons van voornoemde personen op te halen en mee te nemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 3 januari 2024 tot en met 6 mei 2024 te Sassenheim, Krimpen aan den IJssel, Assendelft en/of Krommenie,
althans in Nederland, een of meerdere mobiele telefoons (merk: iPhone (behorende bij aangever [slachtoffer 1] ), Samsung (behorende bij aangever [slachtoffer 2] ), Nokia, behorende bij aangever [slachtoffer 5] ) en/of Samsung (behorende bij aangever [slachtoffer 6] )), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2023 tot en met 6 mei 2024 te Heerhugowaard, Haarlem, Heiloo, Castricum, Limmen en/of Wormer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten:
- 1749,99 euro aan [slachtoffer 7] en/of
- 2450,98 euro aan [slachtoffer 8] / B.J. [slachtoffer 9] en/of
- 2560 euro aan [slachtoffer 10] en/of
- 900 euro aan [slachtoffer 11] en/of
- 1100 euro aan [slachtoffer 12]
- 2250 euro aan [slachtoffer 5] en/of
- een of meer andere geldbedragen, van een of meer andere personen (aangiftes op pagina: 305, 314, 430, 437, 495, 601, 622, 650 en 677 procesdossier (map III)),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, voor zover dat feit ziet op aangever [slachtoffer 3] .
De raadsvrouw heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de verdachte bij de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten geen opzet heeft gehad op de oplichting of op de bevoordeling van hemzelf. Daarnaast heeft zij gesteld dat de verdachte niet als medepleger, maar als medeplichtige dient te worden aangemerkt.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de periode van 3 januari 2024 tot en met 6 mei 2024 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een ander heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten
- J. [slachtoffer 1] tot de afgifte van bankpassen en een telefoon en het ter beschikking stellen van pincodes en
- [slachtoffer 2] tot de afgifte van een bankpas en een telefoon en
- [slachtoffer 3] tot de afgifte van een bankpas en het ter beschikking stellen van een pincode en
- [slachtoffer 4] tot de afgifte van een bankpas en het ter beschikking stellen van een pincode en
- [slachtoffer 5] tot de afgifte van een bankpas en een telefoon en
- [slachtoffer 6] tot de afgifte van een bankpas en een telefoon en het ter beschikking stellen van (pin)codes,
door:
- telefonisch contact te zoeken met voornoemde personen,
- zich daarbij voor te doen als medewerker van een bank met de mededeling dat er bij meerdere personen (in de nabije woonomgeving van voornoemde personen) fraude of oplichting was gepleegd of getracht te plegen en/of de mededeling dat de bankpas van voornoemde personen vervangen diende te worden en/of geblokkeerd was en/of de mededeling dat er een verdachte transactie had plaatsgevonden op zijn/haar rekening en/of de mededeling dat er (misschien) een virus op zijn/haar telefoon stond,
- zijn/haar (pin)codes en/of persoonlijke gegevens te vragen
- aan te geven dat zijn/haar bankpassen en/of pincodes en/of telefoons in een envelop gedaan moesten worden en/of opgehaald moesten worden
- naar de woning van voornoemde personen te gaan, zich voor te doen als koerier van de bank en de bankpassen en/of pincodes en/of telefoons van voornoemde personen op te halen en mee te nemen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2023 tot en met 6 mei 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, enig goed, dat aan een ander toebehoorde, te weten:
- 1749,99 euro aan [slachtoffer 7] en
- 2450,98 euro aan [slachtoffer 8] / B.J. [slachtoffer 9] en
- 2560 euro aan [slachtoffer 10] en
- 900 euro aan [slachtoffer 11] en
- 1100 euro aan [slachtoffer 12] en
- 2250 euro aan [slachtoffer 5] en
- een of meer andere geldbedragen, van een of meer andere personen (aangiftes op pagina: 305
( [slachtoffer 13] ),
314
( [slachtoffer 14] ),
430
( [slachtoffer 15] ),
437 (
[slachtoffer 16] ),
495
( [slachtoffer 2] ),
601
( [slachtoffer 3] ),
622 (
[slachtoffer 17] ),
650 (
[slachtoffer 18] )en
677 (
[slachtoffer 6] )procesdossier (map II)),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Voor de goede orde merkt de rechtbank hierbij op dat in de tenlastelegging voor de onder feit 2 bedoelde ‘andere personen’ is verwezen naar paginanummers uit map III van het procesdossier. De rechtbank begrijpt dat daar naar map II is bedoeld, de map waarin zich de aangiftes bevinden. De rechtbank heeft dat in de bewezenverklaring verbeterd.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1. medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd,
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, waarvan tien voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij bewezenverklaring een strafmaatverweer gevoerd en heeft, onder verwijzing naar uitspraken in andere zaken, verzocht een lagere straf dan geëist op te leggen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan bankhelpdeskfraude. De slachtoffers werden gebeld door iemand die zich in telefoongesprekken voordeed als een bankmedewerker. Er werd de slachtoffers gezegd dat er fraudeleuze handelingen werden verricht of dreigden te worden verricht met hun bankrekeningen, maar dat, als zij de instructies zouden opvolgen, kon worden voorkomen dat zij veel geld zouden kwijtraken. In werkelijkheid was precies het tegenovergestelde waar, want het waren juist verdachte en zijn mededaders die fraudeleuze handelingen pleegden. De slachtoffers werden bewogen onder meer hun pincodes door en/of af te geven en hun pinpassen in een envelop te doen, waarna deze bij hen thuis werden opgehaald, onder meer door de verdachte. Hiermee werden vervolgens geldbedragen van hun bankrekeningen gepind en/of overgeschreven en aankopen verricht. Op deze buitengewoon brutale, geraffineerde en slinkse wijze werden de slachtoffers hoge geldbedragen ontfutseld, en in sommige gevallen ook een mobiele telefoon. De daders hadden hierbij maar één doel voor ogen: zoveel mogelijk geld buitmaken.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben met hun handelingen op georganiseerde en professionele wijze op grote schaal misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen van kwetsbare en goedgelovige slachtoffers, die zonder uitzondering op hoge leeftijd waren (veelal tussen de zeventig en negentig jaar oud). Zij hebben daarmee niet alleen financiële schade aangericht, maar ook leed en onzekerheid bij hun slachtoffers veroorzaakt. Door het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten is het vertrouwen van de slachtoffers in het bankwezen en in het digitale betalingsverkeer ernstig geschaad. Daarnaast heeft dit handelen een sterk negatieve invloed gehad op het vertrouwen dat zij in de medemens hebben, zoals blijkt uit hun verklaringen. Zo durfden de heer [slachtoffer 9] en zijn vrouw de deur niet meer open te doen als er werd aangebeld, en voelden zij zich angstig in hun eigen huis, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten voelen. Ook mevrouw [slachtoffer 1] beschrijft gevoelens van onrust en angst als er iemand aanbelt of onbekende mensen in het wooncomplex reparaties komen uitvoeren. De verdachte en zijn medeverdachten hebben hiervoor geen enkel oog gehad en de rechtbank neemt hen dat zeer kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte een aanzienlijk strafblad heeft maar niet eerder voor vergelijkbare feiten veroordeeld is. Wel werd de verdachte eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf wegens vermogensdelicten. Dat de verdachte in een proeftijd liep ten tijde van het bewezenverklaarde en hem nota bene een voorwaardelijke gevangenisstraf boven het hoofd hing, heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 13 september 2024 van [naam 1] , als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. Daaruit volgt, kort samengevat, dat er een hoog risico op recidive is door problemen op meerdere leefgebieden. Daarnaast heeft de verdachte een ontvankelijke houding ten aanzien van crimineel gedrag, die mogelijk wordt versterkt door zijn verstandelijke beperking. De reclassering adviseert dan ook onder meer een klinische opname. Dit zou de enige mogelijkheid zijn om het tij nog te keren. De reclassering ziet die opname als voorwaarde om verder met verdachte aan de slag te kunnen. Hoewel uit het rapport blijkt dat de verdachte niet gemotiveerd zou zijn, heeft hij ter zitting aangegeven in te zien dat hij hulp nodig heeft en zich ook bereid verklaard deze te aanvaarden. Hij wil zijn leven nu een positieve wending geven.
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor meerderjarigen (voor fraude en diefstal).
Gelet op de ernst van de feiten en het aan de slachtoffers toegebrachte leed, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf. De rechtbank komt tot een deels andere bewezenverklaring dan de officier van justitie en ziet daarin, gelet ook op de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken, aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van dertig maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, negen maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank, met het oog op het terugdringen van het recidiverisico, een aantal bijzondere voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een klinische opname voor de duur van maximaal een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig acht, het meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.

7.Beslag

7.1
Voorwerpen waarover beslissing genomen dient te worden
In het dossier bevindt zich een beslaglijst van 14 februari 2025. Op de terechtzitting van 14 maart 2025 heeft de officier van justitie medegedeeld dat het strafrechtelijk beslag op de op die lijst onder nummer 16 en 17 opgenomen voorwerpen (garantiebewijs en Playstation) inmiddels is geëindigd. De rechtbank zal ten aanzien van die voorwerpen dan ook geen beslagbeslissing nemen.
7.2
Bijkomende straf – verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten de op de beslaglijst onder 13 opgenomen GSM, dient te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten met behulp van dit voorwerp, dat aan de verdachte toebehoort, zijn begaan of voorbereid.
Bij het bepalen van deze bijkomende straf, heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1
Algemene overweging ten aanzien van gevorderde immateriële schadevergoeding
Een aantal benadeelde partijen heeft een vordering ingediend die (mede) ziet op vergoeding van immateriële schade die zou zijn ontstaan door de ten laste gelegde feiten. De rechtbank stelt voorop dat het goed voorstelbaar is dat de slachtoffers, mede gelet hun leeftijd, leed hebben ondervonden door de bewezenverklaarde feiten. Voor het toekennen van een immateriële schadevergoeding moet degene die zich hierop beroept echter voldoende concrete en objectieve gegevens aanvoeren waaruit blijkt dat psychische schade is ontstaan. De rechtbank vindt dat de ingediende vorderingen onvoldoende concrete en objectieve gegevens bevatten om psychische schade te kunnen vaststellen. De rechtbank zal de vorderingen, voor zover die zien op vergoeding van immateriële schade, daarom niet-ontvankelijk verklaren. De slachtoffers behouden de mogelijkheid om hun vordering voor immateriële schade bij de civiele rechter aan te brengen.
8.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.941,37 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit van haar bankrekening opgenomen geldbedragen (€ 3.540,00), een gestolen smartphone (€ 152,00) en een gekochte smartphone (€ 401,37).
De rechtbank zal het verzoek om vergoeding van de opgevoerde kosten voor vergoeding van een gestolen smartphone en een gekochte smartphone afwijzen. Uit het dossier volgt dat de bij de oplichting weggenomen telefoon aan de benadeelde partij is teruggegeven (dossierpagina 21 map 1).
De rechtbank is van oordeel dat de overige materiële schade, bestaande uit de opgenomen geldbedragen, rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
8.3
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 8]
De benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.500,00 ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Ook heeft de benadeelde partij vergoeding van proceskosten gevorderd, voor een bedrag van € 288,59.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 8.1 is overwogen, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. Hierbij zal de rechtbank bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
8.4
Vordering benadeelde partij B.J. [slachtoffer 9]
De benadeelde partij B.J. [slachtoffer 9] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.516,94 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 16,94) en immateriële schade (€ 2.500,00) die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit van zijn bankrekening opgenomen geldbedragen en brandstofkosten. Ook heeft de benadeelde partij vergoeding van proceskosten gevorderd, voor een bedrag van € 577,17.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn bevrijd.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 8.1 is overwogen, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren voor zover deze ziet op vergoeding van immateriële schade.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De rechtbank zal de proceskosten overeenkomstig het liquidatietarief voor kantonzaken bepalen op € 40,00.
8.5
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 12]
De benadeelde partij [slachtoffer 12] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 547,21 ingediend tegen de verdachte wegens materiële (€ 47,21) en immateriële schade (€ 500,00) die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit slaappillen en medicijnen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren voor zover deze ziet op vergoeding van materiële schade, nu een degelijke onderbouwing van en toelichting op deze kosten ontbreekt.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 8.1 is overwogen, zal de rechtbank de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk in de vordering verklaren voor zover deze ziet op vergoeding van immateriële schade.
Hierbij zal de rechtbank bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.
8.6
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 17]
De benadeelde partij heeft een schadeopgaveformulier ingediend waarop uitsluitend onder punt 4D staat vermeld dat ABN Amro een bedrag van € 2.000,00 heeft vergoed. Hieruit maakt de rechtbank op dat de benadeelde partij geen schadevergoeding vordert, en de rechtbank zal ten aanzien van deze vordering dan ook geen beslissing nemen.
8.7
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 18]
De benadeelde partij [slachtoffer 18] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.850,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit van zijn bankrekening en creditcard opgenomen geldbedragen.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. Dat de van de creditcard opgenomen geldbedragen in de aangifte niet zijn vermeld – zoals door de raadsvrouw naar voren gebracht – doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af, nu uit de aangifte volgt dat de creditcard samen met de pinpas aan de persoon aan de deur is meegegeven en de geldopnames met de pinpas en creditcard in een zeer kort tijdsbestek na elkaar zijn gedaan. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
8.8
Vordering benadeelde partij Rabobank
Namens de benadeelde partij Rabobank heeft [naam 2] een vordering tot schadevergoeding van € 7.300,97 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die de Rabobank als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat in de zaak tegen de verdachte uit schadeloosstelling van de volgende personen:
  • [slachtoffer 14] à € 1.500,00,
  • [slachtoffer 7] à € 1.749,99,
  • [slachtoffer 8] en B.J. [slachtoffer 9] à € 2.450,98,
  • [slachtoffer 12] à € 1.100,00,
  • [slachtoffer 15] à € 500,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
  • 20 december 2023 inzake de schadeloosstelling van [slachtoffer 14] ,
  • 10 januari 2024 inzake de schadeloosstelling van [slachtoffer 7] ,
  • 26 januari 2024 inzake de schadeloosstelling van [slachtoffer 8] en B.J. [slachtoffer 9] ,
  • 3 april 2024 inzake de schadeloosstelling van [slachtoffer 12] ,
  • 18 mei 2024 inzake de schadeloosstelling van [slachtoffer 15] .
8.9
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging met een valse sleutel] aanleiding ter zake van de vorderingen van de benadeelde partijen telkens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

9.1
Vordering tot tenuitvoerlegging inzake 22/000568-22
Bij arrest van 16 februari 2023 in de zaak met parketnummer 22/000568-22 heeft het gerechtshof te Den Haag de verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 10 maart 2023 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 3 maart 2023 en was tijdens het plegen van de bewezenverklaarde feiten nog niet geëindigd. De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 10 juli 2024 gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.
9.2
Vordering tot tenuitvoerlegging inzake 22/002285-21
Bij arrest van 16 februari 2023 in de zaak met parketnummer 22/002285-21 heeft het gerechtshof te Den Haag de verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 3 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 18 juni 2024 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 30 januari 2024 en was tijdens het plegen van de bewezenverklaarde feiten nog niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, omdat de verdachte de voorwaarde heeft geschonden, dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 63, 311, 326 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 9 (negen) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
 zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt, waarbij de reclassering contact met de veroordeelde zal opnemen voor het maken van de eerste afspraak;
 zich laat opnemen in een gesloten zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start na aanmelding. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod, welke controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
 zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
 meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 13 genoemde voorwerp, te weten:
1 STK GSM (omschrijving: PL1100-NH1R024040_818483).
Benadeelde partijen
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 3.540,00, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn bevrijd.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Benadeelde partij B.J. [slachtoffer 9]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
B.J. [slachtoffer 9]geleden schade tot een bedrag van
€ 16,94, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 9], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 40,00, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 12]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Benadeelde partij [slachtoffer 18]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 5.850,00, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan Verkade, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Benadeelde partij Rabobank
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
Rabobankgeleden schade tot een bedrag van
€ 7.300,97, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
  • 20 december 2023 voor een bedrag van € 1.500,00,
  • 10 januari 2024 voor een bedrag van € 1.749,99,
  • 26 januari 2024 voor een bedrag van € 2.450,98,
  • 3 april 2024 voor een bedrag van € 1.00,00,
  • 18 mei 2024 voor een bedrag van € 500,00,
tot aan de dag der algehele voldoening, aan Rabobank, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Schadevergoedingsmaatregelen
Slachtoffer [slachtoffer 2]
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.540,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Slachtoffer B.J. [slachtoffer 9]
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer B.J. [slachtoffer 9] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 16,94, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Slachtoffer [slachtoffer 18]
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 18] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.850,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 64 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Slachtoffer Rabobank
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer Rabobank de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.300,97, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 71 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
  • 20 december 2023 voor een bedrag van € 1.500,00,
  • 10 januari 2024 voor een bedrag van € 1.749,99,
  • 26 januari 2024 voor een bedrag van € 2.450,98,
  • 3 april 2024 voor een bedrag van € 1.100,00,
  • 18 mei 2024 voor een bedrag van € 500,00,
tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vorderingen TUL
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof Den Haag in de zaak met parketnummer 22/000568-22 opgelegde voorwaardelijke straf.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 22/002285-21 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden, opgelegd bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 februari 2023.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Roos, voorzitter,
mr. D.J. Straathof en W.L.M. van Poll, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 april 2025.