3.3.2.Bewijsmotivering
Bewijsminimum in zedenzaken
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat er bij zedenzaken doorgaans slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij het ten laste gelegde: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan kan volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één persoon (bijvoorbeeld degene die aangifte heeft gedaan). Als er maar één getuigenverklaring is, bijvoorbeeld van degene die aangifte heeft gedaan, moet deze verklaring in de eerste plaats voldoende betrouwbaar zijn. Daarnaast moet sprake zijn van bijkomend steunbewijs dat aan die verklaring voldoende steun biedt. Niet vereist is dat ieder onderdeel van de bewezenverklaring met bijkomend bewijs wordt ondersteund. Voor een bewezenverklaring kan het voldoende zijn dat de verklaring van het slachtoffer op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan het slachtoffer. Daarnaast is van belang dat de rechtbank uit het dossier en de zitting de overtuiging krijgt dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd.
De verdachte ontkent dat hij de vagina en borsten van de aangeefster heeft aangeraakt en ontkent met haar te hebben gezoend. Er waren op de momenten die de aangeefster heeft beschreven geen getuigen aanwezig. De rechtbank zal aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen of de verklaring van de aangeefster voldoende betrouwbaar is en of het dossier steun biedt aan haar verklaring.
De verklaring van de aangeefster
[benadeelde] (hierna: [benadeelde]) heeft op 30 november 2023 aangifte gedaan van seksueel misbruik door de verdachte. [benadeelde] heeft verklaard dat de verdachte meerdere keren ontuchtige handelingen bij haar heeft verricht in de periode van haar elfde tot en met haar dertiende jaar. De ontuchtige handelingen door de verdachte bestonden onder andere uit het betasten en het knijpen in haar billen en borsten en het betasten van haar vagina. Daarnaast heeft [benadeelde] verklaard dat de verdachte haar een keer op haar mond heeft gezoend.
[benadeelde] heeft over een specifieke gebeurtenis verklaard dat zij, toen zij dertien jaar oud was, op de bank in de woonkamer lag. Ze lag onder een kleed, met haar rug tegen de rugleuning. Zij droeg een korte broek en een shirt. De verdachte kwam bij haar liggen, met zijn gezicht naar haar gericht. Hij sloeg zijn armen om haar heen en knuffelde haar. Vervolgens ging zijn hand steeds verder naar beneden. [benadeelde] probeerde zich los te wurmen. Ze voelde zich ongemakkelijk en veranderde voortdurend van houding in de hoop dat de verdachte zou stoppen, maar dat gebeurde niet. [benadeelde] werd bang en bevroor. Het enige wat ze kon doen, was in haar hoofd om hulp roepen. De verdachte heeft meerdere keren haar billen betast en daarin geknepen. Hij probeerde ook haar vagina aan te raken, maar dat is niet gelukt omdat toen de moeder van [benadeelde] de woonkamer binnenkwam.
Verder heeft [benadeelde] verklaard over een incident waarbij zij in bed aan het lezen was. De verdachte kwam haar slaapkamer binnen. [benadeelde] zat in het midden van haar bed in kleermakerszit, en de verdachte ging achter haar zitten. Hij zat met zijn zij tegen haar rug en sloeg zijn armen om haar heen. [benadeelde] en de verdachte waren aan het praten over haar favoriete
boyband, omdat er een poster in haar kamer hing. Vervolgens ging hij met zijn hand naar beneden. [benadeelde] probeerde de hand van de verdachte tegen te houden, maar hij bleef doorgaan. [benadeelde] heeft verklaard dat zij bevroor en niets meer kon doen. De verdachte heeft toen met zijn hand de vagina van [benadeelde] aangeraakt en zijn vinger in een cirkelende beweging bewogen. [benadeelde] beschreef dat dit een drukkend en pijnlijk gevoel veroorzaakte. Hierna heeft [benadeelde] de hand van de verdachte weggetrokken.
[benadeelde] heeft verklaard dat zij in de ochtend na een avond waarop de verdachte haar had aangeraakt, er erg veel moeite mee had en dat zij naar haar broer [betrokkene 1] is gegaan en een paniekaanval kreeg. Zij kon niets zeggen en heeft het voor [betrokkene 1] opgeschreven, over het aanraken. [betrokkene 1] heeft het vervolgens aan de verdachte verteld. [benadeelde] verklaarde dat de verdachte even later haar kamer binnenkwam en vroeg wie het tegen haar moeder [getuige] zou zeggen: “ik of wij samen”. [benadeelde] verklaarde dat zij heeft gezegd dat de verdachte het aan haar moeder moest vertellen, omdat het zijn schuld was.
De betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de verklaring van aangeefster
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [benadeelde] betrouwbaar is. Zij heeft op essentiële punten consistent, specifiek en gedetailleerd verklaard over de aard van de ontuchtige handelingen die de verdachte bij haar zou hebben uitgevoerd en de omstandigheden waaronder die handelingen plaatsvonden.
Aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde] draagt bij dat zij duidelijk heeft aangegeven welke seksuele handelingen niet hebben plaatsgevonden (zoals het binnendringen van de vagina). De rechtbank leidt hieruit af dat zij niet heeft overdreven in haar aangifte. Dat [benadeelde] een verborgen motief zou hebben om een deels valse aangifte te doen, zoals de verdachte ter zitting heeft gesuggereerd, acht de rechtbank op basis van het onderhavige strafdossier niet aannemelijk geworden.
Het is de rechtbank, evenals de verdediging, niet ontgaan dat uit de verklaring van [benadeelde] niet duidelijk blijkt hoe vaak de ontuchtige handelingen in de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden. Maar dit maakt de verklaringen van [benadeelde] niet onbetrouwbaar. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de door de raadsman gestelde onduidelijkheden in de verklaringen van [benadeelde], omdat deze gezien de beperkte betekenis geen afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen op wezenlijke onderdelen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [benadeelde] betrouwbaar. De rechtbank zal haar aangifte daarom als uitgangspunt voor de bewijsvoering nemen.
Aanwezigheid van steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [benadeelde] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, zodat aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv wordt voldaan en overweegt daartoe het volgende.
1. Het bericht van de verdachte aan [gamenaam 1]
De aangifte vindt in de eerste plaats steun in het chatbericht dat de verdachte heeft verstuurd onder de naam '[gamenaam 2]' naar zijn gamevriend '[gamenaam 1]'. In dit bericht zegt de verdachte dat hij weet dat [getuige] (de moeder van [benadeelde]) aan [gamenaam 1] heeft verteld wat er gebeurd is en dat hij dat niet gaat ontkennen, omdat het is gebeurd. Verder zegt de verdachte in dit bericht dat [benadeelde]’s lichaam heel volwassen was voor haar leeftijd en dat hij, op een moment dat hij met [benadeelde] aan het knuffelen was, de controle verloor en haar op een verkeerde plek heeft aangeraakt en dat dit over de jaren nog een paar keer gebeurde. De verdachte beschrijft dit tegenover [gamenaam 1] als de ergste fout van zijn leven.
2. De verklaring van de verdachte
De aangifte van [benadeelde] wordt ook ondersteund door de verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd. De verdachte heeft verklaard dat hij drie keer de billen van [benadeelde] heeft betast en daarin heeft geknepen. De momenten op de bank in de woonkamer en in de slaapkamer die [benadeelde] in haar aangifte heeft beschreven, worden ook door de verdachte bevestigd. De verdachte heeft verklaard dat hij, zowel in de woonkamer als in haar slaapkamer, haar billen heeft betast en daarin heeft geknepen. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij geprobeerd heeft de vagina van [benadeelde] aan te raken, maar dit niet gelukt is omdat [benadeelde] zijn hand weghaalde.
3. De verklaringen van [getuige]
De moeder van [benadeelde], [getuige] (hierna: [getuige]) heeft op 17 september 2023 een informatief gesprek met de politie gevoerd. [getuige] verklaart in dat gesprek dat ze op 9 september 2023 werd gewekt door de verdachte en dat hij zei dat hij haar iets moest vertellen. De verdachte vertelde aan [getuige] dat hij haar dochter, [benadeelde], had aangeraakt bij haar borsten, vagina en billen, en dat hij dat haar moest vertellen van [benadeelde]. [getuige] heeft hem toen gezegd te vertrekken. Daarna heeft ze hem nog één keer telefonisch gesproken en toen heeft de verdachte toegegeven dat het al langer speelde.
Op 27 februari 2024 heeft [getuige] een getuigenverklaring afgelegd. Daarin verklaart zij dat de verdachte in de ochtend van 9 september 2023 zei dat hij haar iets moest vertellen. De verdachte vertelde dat hij [benadeelde] had aangeraakt bij haar billen. [getuige] verklaart dat ze het vanaf dat moment niet meer zo goed weet omdat ze ontzettend boos werd. [getuige] is naar boven gegaan naar [benadeelde], zij was namelijk erg aan het huilen op haar slaapkamer. [getuige] heeft toen aan haar gevraagd of het waar was en daarop antwoordde [benadeelde] met ja. [getuige] verklaart dat [benadeelde] heel erg overstuur en bang was. [getuige] heeft ook verklaard dat [benadeelde] in de ochtend huilend naar haar broer [betrokkene 1] is gegaan en het heeft verteld en dat ze toen een paniekaanval kreeg. [getuige] verklaart ten slotte dat zij de verdachte na die ochtend nog een aantal keer telefonisch heeft gesproken over het aanraken van [benadeelde] en dat de verdachte niet ontkende dat het meerdere keren is gebeurd.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank bieden de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, voldoende ondersteuning voor de aangifte om het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen te achten.