ECLI:NL:RBNHO:2025:4401

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
15/109240-24 (A), 15/175227-24 (B) (ttz gev), 15/180981-23 (C) (ttz gev), 15/256835-24 (D) (ttz gev)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, vernieling, heling, mishandeling en verzet bij aanhouding

In deze strafzaak is de verdachte beschuldigd van een reeks ernstige strafbare feiten, waaronder diefstal, vernieling, heling, mishandeling en verzet bij aanhouding. De rechtbank heeft op 13 maart 2025 uitspraak gedaan na een openbare terechtzitting op 27 februari 2025. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten, waaronder het vernielen van een ruit, mishandeling van een persoon, het voorhanden hebben van een gestolen fiets, en het dragen van een luchtdrukwapen. Daarnaast heeft hij zich verzet bij zijn aanhouding en was hij onder invloed van verdovende middelen tijdens het besturen van een motorfiets. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een taakstraf van 80 uur, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/109240-24 (A), 15/175227-24 (B) (ttz gev), 15/180981-23 (C) (ttz gev),
15/256835-24 (D) (ttz gev)
Uitspraakdatum: 13 maart 2025
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (artikel 138b van het Wetboek van Strafvordering (Sv))
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 februari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].
De politierechter heeft de zaken die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 15/109240-24 (hierna aangeduid als zaak A), 15/175227-24 (hierna aangeduid als zaak B), 15/180981-23 (hierna aangeduid als zaak C) en 15/256835-24 (hierna aangeduid als zaak D) zijn aangebracht, ter terechtzitting van 3 september 2024 gevoegd.
De politierechter heeft de zaken (A t/m D) onder de bovenvermelde parketnummers ter terechtzitting van 17 december 2024 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie,
mr. M.G.T. Kramer, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.J.C. Engels,
advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlasteleggingen

De verdachte wordt, verkort en zakelijk weergegeven, verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
in zaak A
vernieling van een ruit van [benadeelde 1] op 29 maart 2024 in Noord-Scharwoude;
in zaak B
feit 1: mishandeling van [benadeelde 2] op 27 mei 2024 in Heiloo;
feit 2: het voorhanden hebben van een (elektrische) fiets, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was, op 27 mei 2024 in Heiloo;
feit 3: diefstal van gereedschap en/of enig goed van [benadeelde 3] op 11 mei 2024 in Alkmaar;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling van [benadeelde 4] op 27 mei 2024 in Heiloo;
in zaak C
feit 1: het dragen van een luchtdrukwapen op 11 juni 2023 in Noord-Scharwoude;
feit 2: het voorhanden hebben van een motor, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was, op 11 juni 2023 in Noord-Scharwoude;
feit 3: het besturen van een motorfiets, terwijl hij onder invloed was van verdovende middelen, op 11 juni 2023 in Noord-Scharwoude;
feit 4: het veroorzaken van gevaar en/of hinder op de weg op 11 juni 2023 in Noord-Scharwoude;
in zaak D
feit 1: diefstal van een fietscomputer van [benadeelde 5] op 29 augustus 2023 in Alkmaar;
feit 2: verzet bij aanhouding op 29 augustus 2023 in Alkmaar.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van feit 2 in zaak C.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit in zaak C. Voor de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er voldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Voor deze feiten refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 4 in zaak B (bedreiging van [benadeelde 4] op 27 mei 2024)
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder feit 4 in zaak B ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De aangeefster [benadeelde 4], werkzaam als casemanager bij GGZ Noord-Holland Noord, heeft verklaard dat zij op 27 mei 2024 via een collega had vernomen dat de verdachte haar zou hebben bedreigd. De aangeefster was zelf niet bij het incident aanwezig. Van een collega heeft zij gehoord dat de verdachte zou hebben gezegd: ‘
Als ik [benadeelde 4] zie, dan zal ik een mes tussen haar ribben steken’. De verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij deze woorden heeft gezegd. Hij verklaarde dat hij zou hebben gezegd: ‘
Ik sla geen vrouwen, maar voor [benadeelde 4] maak ik een uitzondering’. Uit de verklaringen van getuige [getuige] volgt dat de verdachte onder meer zou hebben gezegd dat hij geen vrouwen slaat, maar voor [benadeelde 4] een uitzondering zou maken, en dat hij al haar botten zou breken.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de aangeefster, van de getuige en van de verdachte verschillen als het gaat om de exacte woorden die de verdachte zou hebben gezegd. Zowel de getuige als de verdachte hebben verklaard dat de verdachte heeft gezegd dat hij geen vrouwen slaat, maar voor [benadeelde 4] een uitzondering maakt. Volgens de getuige is door de verdachte daarbij ook gezegd dat hij al haar botten zou breken. Als de verdachte die woorden al heeft gebruikt, dan heeft die bedreiging de aangeefster niet bereikt. Zij maakt namelijk uitsluitend melding van een verbale bedreiging haar een mes tussen de ribben te zullen steken. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [benadeelde 4] daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van wat als bedreiging ten laste is gelegd (“die [benadeelde 4], daar maak ik een uitzondering van, ik breek al haar botten”, of woorden van gelijke dreigende aard of strekking). Dit leidt ertoe dat het onder 4 in zaak B ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden en de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.2.
Vrijspraak feit 2 in zaak C (heling van een motor op 11 juni 2023)
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat de verdachte onder feit 2 in zaak C ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte, op het moment dat hij de motor voorhanden kreeg, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. Dit leidt ertoe dat het onder 2 in zaak C ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden en de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.3.
Bewijs
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit in zaak A, de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in zaak B, de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten in zaak C en de ten laste gelegde feiten in zaak D.
De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van feit 2 in zaak B, de feiten 1 en 3 in zaak C en feit 2 in zaak D weliswaar gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar de verdachte heeft deze feiten ontkend. De rechtbank zal daarom hierna toelichten waarom zij ook die feiten bewezen acht.
3.3.4.
Bewijsmotivering
3.3.4.1. Ten aanzien van feit 2 in zaak B (heling van een elektrische fiets op 27 mei 2024)
De verdachte wordt onder feit 2 in zaak B verweten dat hij een elektrische fiets voorhanden had, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig was. De verdachte ontkent dit feit. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij de fiets eind april 2024 via Marktplaats van een vrouw heeft gekocht voor € 450,-.
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat de elektrische fiets van het merk Giant Anytour, die onder de verdachte op 27 mei 2024 werd aangetroffen, op 2 april 2024 uit de voortuin van [betrokkene] is weggenomen. Gezien het type fiets en de prijs die de verdachte daarvoor heeft betaald, is de rechtbank van oordeel dat hij bij het verwerven van de fiets in redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was.
3.3.4.2. Ten aanzien van feit 3 in zaak C (het besturen van een motorfiets onder invloed van verdovende middelen) en feit 4 in zaak C (het veroorzaken van gevaar en/of hinder op de weg)
De verdachte wordt onder feit 3 in zaak C verweten dat hij als bestuurder van een motorfiets onder invloed van verdovende middelen heeft gereden. Daarnaast wordt hem onder feit 4 in zaak C verweten dat hij gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt. De verdachte ontkent de feiten en heeft ter zitting verklaard dat hij niet de bestuurder van de motorfiets was. De rechtbank volgt deze verklaring van de verdachte niet en overweegt daartoe het volgende.
Op 11 juni 2023 kwam de politie ter plaatse na een melding over een brandende motorfiets op de Oostelijke Randweg in Noord-Scharwoude. De bestuurder van de motorfiets was niet meer aanwezig. Volgens getuigen was hij, nadat hij ten val was gekomen, in de richting van de Juliana van Stolbergstraat gelopen. Hij droeg volledig zwarte kleding en had een scheur in zijn jas ter hoogte van zijn linkerschouder. Enkele momenten later zag een agent een man die voldeed aan dit signalement op een parkeerplaats vlakbij de brandende motorfiets. De man werd door de politie staande gehouden en vervolgens door drie getuigen aangewezen als de bestuurder van de motorfiets. Na identificatie bleek deze man de verdachte te zijn.
Op basis van de getuigenverklaringen is de rechtbank, anders dan de verdachte heeft verklaard, van oordeel dat hij de bestuurder van de motorfiets was.
3.3.4.3. Ten aanzien van feit 1 in zaak C (het dragen van een luchtdrukwapen)
De verdachte wordt onder feit 1 in zaak C verweten dat hij een luchtdrukwapen heeft gedragen. De verdachte ontkent dit feit.
Op 11 juni 2023 werd ter hoogte van de Industriestraat 15 in Noord-Scharwoude een zwarte schoudertas aangetroffen, met daarin een luchtdrukwapen. Op de camerabeelden van de ringdeurbel is te zien dat een man, gekleed in een zwarte jas en een donker petje, de schoudertas verstopte. Op basis van de getuigenverklaringen inhoudende dat de verdachte in de richting van de Juliana van Stolbergstraat is gelopen en de herkenning van de verdachte op de camerabeelden door de verbalisant, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de persoon is geweest die het luchtdrukwapen in de zwarte schoudertas heeft gedragen.
3.3.4.3. Ten aanzien van feit 2 in zaak D (verzet bij aanhouding)
De verdachte heeft ontkend dat hij zich met gebruikmaking van een steen heeft verzet tegen zijn aanhouding. De rechtbank gaat echter uit van de juistheid van de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit in zaak A, de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in zaak B, de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten in zaak C en de ten laste gelegde feiten in zaak D heeft begaan, in die zin dat:
ten aanzien van zaak A
hij op 29 maart 2024 te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit die aan [benadeelde 1] toebehoorde heeft vernield;
ten aanzien van zaak B
feit 1
hij op 27 mei 2024 te Heiloo, [benadeelde 2] heeft mishandeld door die Westerink
- meermaals tegen het lichaam te slaan en
- tegen het lichaam te schoppen;
feit 2
hij op 27 mei 2024 te Heiloo, een elektrische fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 3
hij op 11 mei 2024 te Alkmaar gereedschap en enig goed, die aan [benadeelde 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van zaak C
feit 1
hij op 11 juni 2023 te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard, een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een luchtdrukwapen, heeft gedragen;
feit 3
hij op 11 juni 2023 te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard, een motorfiets (merk: Yamaha) heeft bestuurd, na gebruik van in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen, als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten amfetamine en MDMA, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed
- 250 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg en
- 64 Microgram MDMA per liter bloed bedroeg;
feit 4
hij op 11 juni 2023 te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard, als bestuurder van een motor (merk: Yamaha), daarmee rijdende op de Oostelijke Randweg,
- te rijden onder invloed van amfetamine en MDMA, waarvan de waarden de grenswaarden, als bedoeld in de Wekenverkeerswet 1994, overschrijden en,
- na onderuit te zijn gegaan, het voertuig aan de openbare weg te laten uitbranden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd;
ten aanzien van zaak D
feit 1
hij op 29 augustus 2023 te Alkmaar, een fietscomputer, die geheel aan [benadeelde 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
hij op 29 augustus 2023 te Alkmaar, zich met bedreiging met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1], hoofdagent bij de eenheid Noord-Holland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- een steen vast te houden en richting die [verbalisant 1] te bewegen.
De in de tenlasteleggingen voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van feit 1 en feit 2 in zaak B
feit 1:
mishandeling;
feit 2:
schuldheling;
ten aanzien van feit 3 in zaak B en feit 1 in zaak D
telkens: diefstal;
ten aanzien van feit 1 in zaak C
feit 1:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 3 en 4 in zaak C
de eendaadse samenloop van
feit 3:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
en
feit 4:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 2 in zaak D
feit 2:
wederspannigheid.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie, ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit in zaak C (te weten: het besturen van een motorfiets onder invloed van verdovende middelen), een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden gevorderd. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit in zaak C (te weten: het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg), heeft de officier van justitie ook een rijontzegging voor de duur van zes maanden gevorderd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit in zaak C (te weten: het dragen van een luchtdrukwapen) heeft de officier van justitie gevorderd geen straf of maatregel op te leggen.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de eis van de officier van justitie te volgen. Volgens de raadsvrouw moet de nadruk bij de straftoemeting liggen op behandeling, niet op afstraffing. Er moet worden toegewerkt naar opname in een kliniek met een hoger beveiligingsniveau, bij voorkeur de Piet Roordakliniek, zodat de verdachte kan worden behandeld aan zijn ernstige verslaving en psychische problematiek.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een grote hoeveelheid (ernstige) strafbare feiten, waaronder diefstallen, vernieling, heling en mishandeling. Ook heeft de verdachte een vuurwapen gedragen, zich verzet bij zijn aanhouding en onder invloed van verdovende middelen gereden. Dit zijn ernstige feiten met vele slachtoffers en waar ook de samenleving veel nadeel van ondervindt. De verdachte heeft met zijn handelen aangetoond geen respect te hebben voor (eigendommen en de lichamelijke integriteit van) anderen.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op zijn strafblad van 20 februari 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar herhaaldelijk onherroepelijk is veroordeeld tot taakstraffen en vrijheidsbenemende straffen wegens soortgelijke delicten. De rechtbank weegt dit ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 20 februari 2025 van Reclassering Nederland, alsmede van de toelichting van de getuige De Graaf (opsteller van het reclasseringsrapport) ter zitting. Uit het rapport blijkt dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan onderstaande bijzondere voorwaarden te verbinden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang; en
  • meewerken aan urinecontroles.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gemotiveerd is om mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Gelet op de aard en de ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om hiervan af te wijken. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de psychische gesteldheid van de verdachte. Net als de reclassering en GGZ Noord-Holland Noord is de rechtbank van oordeel dat een langdurige klinische opname de enige mogelijkheid is om het gedrag van de verdachte en het hoge recidiverisico positief te beïnvloeden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaar. De rechtbank hoopt dat dit zal dienen als stok achter de deur, zodat de verdachte gemotiveerd zal blijven zich gedurende die periode niet opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk.
Verder is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 80 uur moet worden opgelegd. De verdachte heeft vijf dagen in voorarrest doorgebracht. De tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis zal op de taakstraf in mindering worden gebracht, naar de maatstaf van twee uren per dag.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde feit in zaak C, de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd voor de duur van zes maanden. Hiermee wordt niet alleen beoogd de verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor andere verkeersdeelnemers, maar ook om die verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag.
Overtredingen
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde feit in zaak C, de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden ontzegd voor de duur van zes maanden.
Voor het onder 1 bewezen verklaarde feit in zaak C zal de rechtbank geen straf of maatregel opleggen.

7.Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp in zaak B, te weten een elektrische fiets (goednummer: 1590819) moet worden teruggegeven aan [benadeelde 6], aangezien die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 192,34 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit in zaak B zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 98,99,- voor een schroefmachine, € 50,32,- voor een boorhamer met accu, € 5,99,- voor een Albert Heijn-krat en € 36,99,- voor een wandkast.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, met uitzondering van de gevorderde schade van € 36,99, - voor een wandkast, kan worden toegewezen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd om daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, net als de officier van justitie, op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, met uitzondering van de gevorderde schade van
€ 36,99,- voor een wandkast, kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 155,30,- rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3 bewezen verklaarde feit in zaak B. De vordering zal daarom in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
€ 98,99,- voor een schroefmachine, € 50,32,- voor een boorhamer met accu en € 5,99,- voor een Albert Heijn-krat.
Ten aanzien van de overige gevorderde kosten, te weten € 36,99,- voor een wandkast, is de rechtbank van oordeel dat niet duidelijk is gemaakt op welke wijze deze kosten in rechtstreeks verband staan met het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot deze overige kosten dan ook afwijzen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen in zaak B [kort gezegd: diefstal] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 62, 63, 180, 300, 310, 350 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht;
5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 4 in zaak B en onder 2 in zaak C ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit in zaak A, de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in zaak B, de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten in zaak C en de ten laste gelegde feiten in zaak D heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 [zes] maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaar.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich moet melden bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres Stationsplein 21 te Heerhugowaard. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van de verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich na afronding van de klinische opname ambulant laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van de verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Indien er na afronding van de klinische opname sprake is van een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van de verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- na afronding van de klinische opname verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem opstelt;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
80 [tachtig] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 [veertig] dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 3 in zaak C tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 [zes] maanden.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 4 in zaak C tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 [zes] maanden.
Bepaalt dat ter zake van feit 1 in zaak C geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 155,30,-, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 155,30,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door drie [3] dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Beslag
Gelast de teruggave aan de rechthebbende [benadeelde 6] van:
1. STK Fiets (omschrijving: PL1100-2024114148-1590819, Zwart).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. P. Reemst en mr. G. Elst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D. Koppe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2025.
Bijlage 1
Tenlasteleggingen
ten aanzien van zaak A
hij op of omstreeks 29 maart 2024 te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
ten aanzien van zaak B
feit 1
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Heiloo [benadeelde 2] heeft mishandeld door die Westerink
- meermaals, althans eenmaal, tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- meermaals, althans eenmaal, tegen het lichaam te schoppen;
feit 2
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Heiloo, een (elektrische) fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 3
hij op of omstreeks 11 mei 2024 te Alkmaar gereedschap, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4
hij op of omstreeks 27 mei 2024 te Heiloo [benadeelde 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die Schuringa dreigend de woorden toe te voegen "die [benadeelde 4], daar maak ik een uitzondering van, ik breek al haar botten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
ten aanzien van zaak C
feit 1
hij op of omstreeks 11 juni 2023 te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard een wapen van categorie IV, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een luchtdrukwapen heeft gedragen;
feit 2
hij op of omstreeks 11 juni 2023 te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard, één motor (merk Yamaha), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 3
hij op of omstreeks 11 juni 2023 te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard een voertuig, te weten een motorfiets(merk: Yamaha), heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegensverkeerswet 1994, te weten amfetamine en/of MDMA, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen
- 250 microgram amfetamine per liter bloed bedroeg en/of
- 64 Microgram MDMA per liter bloed bedroeg en/of,
in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde;
feit 4
hij op of omstreeks 11 juni 2023 te Noord-Scharwoude, gemeente Dijk en Waard als bestuurder van een voertuig (te weten een motor, merk: Yamaha), daarmee rijdende op de weg, Oostelijke Randweg, Noord-Scharwoude,
- te rijden onder invloed van amfetamine en/of MDMA, waarvan de waarden de grenswaarden, als bedoeld in de Wekenverkeerswet 1994, overschrijden en/of,
- op het voertuig te rijden terwijl deze een lekkende motor en/of uitlaat had en/of,
- na onderuit te zijn gegaan het voertuig op/aan de openbare weg te laten uitbranden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
ten aanzien van zaak D
feit 1
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Alkmaar een fietscomputer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Alkmaar, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1], hoofdagent bij de eenheid Noord-Holland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- een steen vast te houden en richting die [verbalisant 1] te bewegen.