Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
15/256835-24 (D) (ttz gev)
1.Tenlasteleggingen
bijlage Iaan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.Voorvragen
3.Standpunten van partijen
Als ik [benadeelde 4] zie, dan zal ik een mes tussen haar ribben steken’. De verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij deze woorden heeft gezegd. Hij verklaarde dat hij zou hebben gezegd: ‘
Ik sla geen vrouwen, maar voor [benadeelde 4] maak ik een uitzondering’. Uit de verklaringen van getuige [getuige] volgt dat de verdachte onder meer zou hebben gezegd dat hij geen vrouwen slaat, maar voor [benadeelde 4] een uitzondering zou maken, en dat hij al haar botten zou breken.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
mishandeling;
schuldheling;
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
wederspannigheid.
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sancties
- meldplicht bij reclassering;
- opname in een zorginstelling;
- ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang; en
- meewerken aan urinecontroles.
7.Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
6 [zes] maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaar.
80 [tachtig] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 [veertig] dagen hechtenis.
6 [zes] maanden.
6 [zes] maanden.
[benadeelde 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 155,30,-, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 155,30,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door drie [3] dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.