ECLI:NL:RBNHO:2025:4367

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/15/362704 / JU RK 25-322
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een complexe gezinsdynamiek met zorg voor omgangsregeling

Op 2 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder positieve stappen heeft gezet in de opvoedsituatie, maar dat de doelen van de ondertoezichtstelling nog niet zijn bereikt. De omgang van de vader met de kinderen is recent gestopt, en de gecertificeerde instelling (GI) heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de communicatie en houding van de vader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter heeft benadrukt dat de betrokkenheid van de GI nog steeds noodzakelijk is om de doelen te behalen en dat er aanvullende hulpverlening voor de kinderen nodig is. De ouders zijn ook aangemoedigd om zelf een zorgregeling te laten vastleggen die in het belang van de kinderen is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/362704 / JU RK 25-322
Datum uitspraak: 2 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder (telefonisch);
- [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om met de kinderrechter te praten.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] .
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] .
2.3.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 18 maart 2019 zijn [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] onder toezicht gesteld tot 18 maart 2020. Bij beschikking van de kinderrechter van 30 april 2020 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] opnieuw onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling steeds is verlengd en op dit moment nog voortduurt tot 30 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de GI naar voren gebracht dat er vanaf kerst 2023 onbegeleide omgang plaatsvindt tussen de vader en de kinderen. Helaas zijn de onbegeleide contactmomenten tussen [de minderjarige 2] , [de minderjarige 1] en de vader minder goed verlopen vanwege de verhuizing en de drukke baan van de vader. De vader wilde [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] niet teleurstellen en deed hierdoor soms beloftes die hij niet kon nakomen. Hierdoor raakten [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog meer teleurgesteld. Door al deze omstandigheden heeft de omgang het afgelopen jaar even stilgelegen, totdat de vader meer ruimte kreeg in zijn werk- en verhuisschema. Het nieuwe omgangsschema (elke twee weken van vrijdag tot zondag) verloopt nog stroef. [de minderjarige 2] heeft de omgangsafspraken met de vader vaak afgezegd. De vader vindt het moeilijk om hiermee om te gaan. [de minderjarige 1] gaat wel elk weekend naar zijn vader en heeft het naar zijn zin. De GI heeft het afgelopen jaar moeite gedaan om het contact tussen [de minderjarige 2] en vader te herstellen, maar dit verloopt moeizaam. De GI maakt zich zorgen over de communicatie en houding van de vader naar [de minderjarige 2] , omdat een volwassen ouder-kindrelatie een veilige en ondersteunende omgeving voor het kind moet garanderen. In de interacties met [de minderjarige 2] lijkt de vader echter onvoldoende rekening te houden met de leeftijd en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige 2] . [de minderjarige 2] heeft verschillende WhatsApp-berichten van de vader gekregen die de GI niet passend c.q. pedagogisch verantwoord vindt. Naar aanleiding van deze berichten wilt [de minderjarige 2] geen contact meer met de vader. De GI dringt aan op een meer bewuste en kindgerichte houding van de vader. Het doel is een opvoedklimaat te waarborgen waarin [de minderjarige 2] zich veilig, gehoord en ondersteund voelt, zodat hij gezond en evenwichtig kan opgroeien. Maar de GI ziet dat de vader het moeilijk vindt om te reflecteren op zijn eigen gedrag. De GI is nog zoekende naar een juiste vorm van contactherstel en hoe [de minderjarige 2] te enthousiasmeren/ motiveren is om naar de vader te gaan en dit vast te houden. [de minderjarige 1] gaat over het algemeen graag naar zijn vader. In de loop van de week van 24 februari 2025 heeft de moeder aangegeven dat haar partner [de minderjarige 1] niet meer naar de omgang kan brengen. De vader heeft daarop aangegeven dat hij met zijn eigen verantwoordelijkheden zit en dat moeder met een nieuwe oplossing moet komen. De GI heeft zich niet in deze discussie gemengd, omdat de verantwoordelijkheid voor een oplossing bij de ouders zelf ligt. Dit heeft geleid tot een conflict waarbij de vader uit het contact met de GI is gestapt. De GI heeft een e-mailbericht aan de vader verzonden met de mededeling dat dit betekent dat ook de omgang met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zal stil komen te liggen. Door de moeder is samen met hulpverlening aan [de minderjarige 1] uitgelegd dat de omgang voorlopig stilligt en niet duidelijk is wanneer deze weer kan worden opgestart. [de minderjarige 1] is teleurgesteld door de hele situatie. De kinderen staan ingeschreven voor traumatherapie bij de [jeugdhulpverlener] . Hopelijk kan hiermee op korte termijn worden gestart om aan de trauma’s van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] te werken. De trauma’s zijn de vechtscheiding, het wiebelige contact(herstel) tussen de vader en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en de gebeurtenissen die zij in de oude thuissituatie bij de moeder hebben meegemaakt.
3.3.
De GI heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat de omgang van de vader met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar aanleiding van een nieuw schema het afgelopen jaar is genormaliseerd, dat de interactie tussen vader en de kinderen goed was en dat er eigenlijk geen zorgen meer zijn. Bekeken zou moeten worden of de opbouw van de omgang standhoudt, stabiel is, zodat de GI een verzoek bij de rechtbank kan indienen om een definitieve omgangsregeling vast te stellen. Het afgelopen jaar is er wel strijd geweest over het vervoer van [de minderjarige 1] . Dat is een verantwoordelijkheid van de ouders. Verder heeft de GI aangegeven dat [de minderjarige 2] zich snel afgewezen voelt door de vader. In gesprekken met de vader heeft de GI feedback gegeven over zijn communicatie en gedrag richting [de minderjarige 2] , maar de vader staat daar niet voor open; hij neemt zijn verantwoordelijkheid niet. De vader sluit niet aan bij de kinderen en kijkt niet goed naar wat zij nodig hebben. Hij staat evenmin open voor opvoedondersteuning. [de minderjarige 2] heeft nu de keuze gemaakt om niet meer naar de vader te gaan, wat spijtig is. De sleutel voor een oplossing ligt bij vader. Belangrijk is dat hij zich openstelt voor opvoedondersteuning.

4.De standpunten

De vader
4.1.
De vader heeft op de zitting naar voren gebracht dat er geen stappen worden gezet en dat hij al 8 tot 9 jaar in een stressvolle onrustige situatie verkeert door de moeder, die niet verbetert voor hem en de kinderen. Hij is driekwart jaar bezig geweest om telefonisch contact met de GI te krijgen. Hij is drie keer bij de GI op gesprek geweest om klachten te bespreken, maar er wordt niet naar hem geluisterd en er verandert niets. De vader vindt ook dat er door de GI vooral druk op hem wordt gezet, en ten onrechte niet op de moeder. Ieder moment van halen of brengen van de kinderen is er iets aan de hand, waar de vader door de moeder mee wordt belast. Het geestelijk welzijn van de vader staat onder druk en zijn emmer is nu vol. De vader is het wel eens met de ondertoezichtstelling, maar er moet iemand zeggen wat wel kan en wat niet kan, want zo gaat het volgens de vader niet goed. Hij wijst er ten aanzien van de omgang met [de minderjarige 2] op dat hij vreemd gedrag vertoont. Als [de minderjarige 2] bij de vader is, is er niks aan de hand en verloopt het contact met de vader goed. Als hij bij de moeder is, is er altijd wat. Ter zitting heeft de vader toegezegd dat hij zal meewerken aan de door de GI noodzakelijk geachte opvoedondersteuning als laatste poging om de situatie voor de kinderen en hemzelf te verbeteren.
De moeder4.2. De moeder verzet zich niet tegen ondertoezichtstelling van de kinderen. Zij is blij met de hulpverlening en zorg die wordt geboden en de samenwerking met de GI. Met de kinderen en haarzelf gaat het ook goed. Voor de kinderen wil zij dat zij de vader kunnen blijven zien. [de minderjarige 1] heeft veel behoefte aan zijn vader; [de minderjarige 2] in mindere mate. Er speelt vaak iets rond de omgang, wat wordt veroorzaakt door onbegrip van de zijde van de vader.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hierna wordt uitgelegd waarom.
5.2.
Het afgelopen jaar heeft de moeder positieve stappen gezet in de opvoedsituatie, van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij haar thuis. Er waren eerst nog zorgen of zij aan de opvoed- en zorgbehoefte van de kinderen kon voldoen, maar zij heeft daarin voldoende verbetering laten zien. Ook heeft zij het afgelopen jaar een behandeltraject afgesloten bij FACT. Verder is de moeder inmiddels aangemeld voor Buurtgezinnen om haar informele netwerk uit te breiden en de opvoedsituatie van de kinderen op die manier te verstevigen. Daartoe ontvangt zij op dit moment ook opvoedondersteuning van [zorgorganisatie] . De komende periode zal er door de GI gemonitord worden of het goed blijft gaan met haar en de opvoedsituatie bij haar thuis.
5.3.
Verder kent het gezin een langdurig belast verleden, waarbij de omgang van de vader met de kinderen vele malen is vastgesteld en ook weer is gewijzigd, zoals hieronder uiteengezet.
  • Bij beschikking van 30 maart 2021 is begeleide omgang vastgesteld, één keer in de twee weken op vrijdagmiddag 1,5 uur;
  • Bij beschikking van 17 mei 2021 is vastgesteld dat de kinderen één keer in de twee weken omgang met de vader hebben, op zaterdag van 10:00 uur tot 19:00 uur en een 4e omgangsweekend van zaterdag 10:00 uur tot zondag 19:00 uur;
  • Bij beschikking van 21 mei 2021 is de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen gewijzigd in één weekend per maand en één zaterdag per maand omgang;
  • Bij beschikking van 22 juli 2021 is begeleide omgang vastgesteld, eenmaal per vier weken op vrijdagmiddag voor de duur van 1,5 uur;
  • Bij beschikking van 30 december 2021 is de omgang tijdelijk stopgezet.
In november 2022 heeft de vader bij de GI aangegeven dat hij weer omgang met de kinderen wil. Daarop heeft de vader een behandeling voor emotie-regulatie bij [zorgorganisatie] gevolgd, wat voor de GI een voorwaarde was voor contactherstel. Vervolgens heeft de GI geprobeerd tot structureel en stabiel contact tussen de vader en de kinderen te komen. Dit traject is echter, zoals de GI stelt, wiebelig verlopen. Een concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is dan ook nog steeds dat de omgang van de vader met de kinderen het afgelopen jaar wisselend althans niet stabiel is verlopen, omdat er steeds iets (tussen de ouders) aan de hand was. Nu is er helemaal geen omgang van de vader met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Conform de wens van de vader zal de GI er in de komende periode naar streven om de omgang weer op gang te krijgen en stabiel te laten verlopen. Om dat doel te bereiken zal ook opvoedondersteuning voor de vader worden ingezet, waar de vader – naar zijn zeggen ter zitting – aan zal meewerken.
5.4.
Indien het voor de GI duidelijk wordt wat een toekomstbestendige zorgregeling is, zal de GI een verzoek indienen bij de rechtbank om dat verzoek vast te laten leggen. De ouders kunnen overigens ook zelf een procedure starten bij de rechtbank om een zorgregeling te laten vastleggen die zij in het belang van de kinderen achten.
5.5.
Verder is duidelijk geworden dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vanwege de gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt behoefte hebben aan aanvullende hulpverlening. Beide kinderen zijn inmiddels gestart met traumatherapie bij de [jeugdhulpverlener] .
5.6.
De doelen van de ondertoezichtstelling zijn gelet op het voorgaande nog niet bereikt. Betrokkenheid van de GI is nog nodig om die doelen, met de borging van dan wel inzet van aanvullende hulpverlening, te behalen. Gelet op de inmiddels lange duur van de ondertoezichtstelling ligt het op de weg van de GI het komende jaar naar een afronding van de ondertoezichtstelling toe te werken.
5.7.
De kinderrechter zal gelet wat hiervoor is overwogen en de nog te behalen doelen, de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar. [1]
5.8.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] tot 30 april 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025 door mr. S. Ok, kinderrechter, in aanwezigheid van I.B. Dinkelaar als griffier, en op schrift gesteld op 15 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.