ECLI:NL:RBNHO:2025:4361

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/15/362011 / JU RK 25-228
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in een familiezaken

Op 2 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, omdat er volgens hen nog steeds sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ouders van de minderjarige, die belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben echter aangegeven dat de ondertoezichtstelling ineffectief is en dat de GI niet in staat is gebleken om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening die is ingezet niet effectief is geweest en dat het hulpverleningsplafond is bereikt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de inzet van de GI niet langer doelmatig is en dat de ouders de ondertoezichtstelling ook als een last ervaren. Daarom is het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De ondertoezichtstelling loopt tot 12 april 2025 en eindigt daarna. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/362011 / JU RK 25-228
Datum uitspraak: 2 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Amsterdam,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. S.A.S. Matheij te Haarlem,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 14 februari 2025;
  • het verweerschrift van de moeder met bijlagen van 24 maart 2025;
  • de brief van de vader van 22 maart 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] als vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
Bij beschikking van 13 december 2023 heeft de kinderrechter de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) onder meer als volgt gewijzigd:
-
Op 22 december 2023 haalt de GI [de minderjarige] op uit school en brengt hem naar [zorgorganisatie] , waar de vader op hem wacht. Er zal vervolgens van 14.30 uur tot 17.00 uur omgang plaatsvinden, waarna [zorgorganisatie] het overdrachtsmoment tussen de ouders begeleid.
-
Op 29 december 2023 en op 5 januari 2024 haalt de vader [de minderjarige] om 14.00 uur op uit school, waarna er tussen 14.00 uur en 17.00 uur omgang is en [zorgorganisatie] vervolgens het overdrachtsmoment tussen de ouders begeleid.
-
Hierna zal de omgang verder worden uitgebreid onder leiding van de GI. Dat betekent dat de GI bepaalt hoe de verdere concrete opbouw van de omgang zal plaatsvinden.
-
Er zal na het omgangsmoment op 5 januari 2024 in ieder geval een evaluatiemoment plaatsvinden met [zorgorganisatie] .
-
Hierna zal direct overgegaan worden tot het tussendoel óf zal de omgang op een wijze die de GI in het belang van [de minderjarige] acht worden uitgebreid tot het tussendoel dat de vader [de minderjarige] wekelijks op vrijdag om 14.00 uur uit school haalt en op zaterdag om 12.00 uur bij de moeder voor de deur afzet en wegrijdt. De moeder laat [de minderjarige] binnen op het moment dat de vader weg is.
-
Hierna zal de omgang op een wijze die de GI in het belang van [de minderjarige] acht worden uitgebreid tot het einddoel, te weten dat [de minderjarige] bij de vader verblijft eens per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, alsmede eventueel een doordeweekse dag in de week dat er geen contact plaatsvindt in het weekend.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 maart 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 12 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de GI in de stukken naar voren gebracht dat het traject ‘ [het traject] ’ van [zorgorganisatie] is ingezet om de communicatie tussen ouders te bevorderen. De ouders mailen eens in de maand met elkaar, maar het lukt ze niet om overeenstemming te bereiken in de verzoeken die zij naar elkaar doen. De moeder wil uit de discussie blijven en geeft aan zich te willen houden aan de beschikking (van 13 december 2023). Doordat er minimaal contact is, zorgt dit ook voor minimale strijd tussen ouders. [zorgorganisatie] heeft geconcludeerd dat het onvoldoende haalbaar is om verbetering in de communicatie tussen de ouders aan te brengen. Ondanks dat de ouders tot afspraken komen, is de strijd dusdanig verhard, dat het ze niet lukt om hierin te veranderen. [zorgorganisatie] heeft geadviseerd om de zorgregeling en de afspraken in het ouderschapsplan te volgen. [de minderjarige] heeft volgens het einddoel omgang met zijn vader. [de minderjarige] weet welke weekenden hij naar zijn vader gaat en welke weekenden hij bij zijn moeder is. Dit zorgt voor veel stabiliteit waardoor [de minderjarige] voorspelbaarheid ervaart vanuit zijn ouders. Sinds juni 2024 verloopt de omgang op structurele basis.
Verder is [de minderjarige] in oktober 2024 met de KVGO (kinderen van gescheiden ouders) training via OOK Pedagogisch gestart. Deze hulpverlening is in december 2024 afgerond. OOK Pedagogisch geeft aan dat er geen vervolgstappen nodig zijn voor [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft de echtscheiding van zijn ouders kunnen bespreken en op deze manier een plek kunnen geven. [de minderjarige] geeft aan dat hij het gevoel heeft dat beide ouders van hem houden. Tijdens de training heeft [de minderjarige] aangegeven dat hij graag meer 1-op-1-contact met zijn vader zou willen. Hij heeft het gevoel dat zijn vader ‘snel’ boos wordt. [de minderjarige] ervaart echter geen angst wanneer zijn vader boos wordt. De begeleiders hebben de onderwerpen die [de minderjarige] heeft aangegeven met de vader besproken. De vader heeft zich hierin ook aangepast waardoor [de minderjarige] aangeeft dat zijn vader meer tijd voor hem heeft.
De GI is van mening dat er het afgelopen jaar veel positieve stappen zijn gezet met betrekking tot de doelen, waardoor [de minderjarige] zich niet langer in een ernstige ontwikkelingsbedreiging bevindt. Op dit moment lopen er echter twee juridische procedures vanuit de moeder, namelijk een verzoek tot eenhoofdig gezag en een verzoek wijziging van de zorgregeling. De GI is van mening dat zij betrokken moet blijven om te kunnen ingrijpen wanneer de uitspraak van de rechtbank niet zal aansluiten bij de visie en verwachting van de ouders. Dit zal mogelijk leiden tot spanningen. Daarom verzoekt de GI een verlenging van zes maanden.
3.3.
Op de zitting is namens de GI aanvullend naar voren gebracht dat het de vraag is of verlenging van de ondertoezichtstelling nog doelmatig is doordat de omgang van de vader met [de minderjarige] recent is gestopt. In de periode dat er wel omgang was, was er tussen de ouders minimaal contact. Het lukt de ouders onvoldoende om zich te richten op hun eigen aandeel in de verstoorde verstandhouding. Zij wijzen naar elkaar en naar de GI, maar de ouders hebben daarin een eigen verantwoordelijkheid. Het is zorgelijk dat de omgang door de vader is stopgezet. [de minderjarige] is nu weer de dupe van de onenigheid tussen de ouders, aldus de GI.

4.De standpunten

De moeder
4.1.
Namens de moeder is verzocht de GI niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek af te wijzen. Op 13 februari 2025 ontving de moeder een verontrustend bericht van de vader waarin hij aangaf dat hij heeft besloten om de omgang en communicatie te stoppen. De moeder heeft er goed over nagedacht welke gevolgen zij aan het niet-nakomen van de zorgregeling verbindt. Vanuit de GI zijn hier geen gevolgen aan verbonden, wat de moeder opmerkelijk vindt, aangezien de GI de vader immers een schriftelijke aanwijzing had kunnen geven. De GI heeft pas op 5 maart 2025 beide ouders aangeschreven dat zij zich aan de huidige beschikking moeten houden. De moeder heeft besloten dat zij de rechtbank niet om nakoming van de zorgregeling zal verzoeken. Zij acht het niet in het belang van [de minderjarige] om een zorgregeling te hebben met zijn vader terwijl de vader dit niet wil. De vader had een bestendige regeling met [de minderjarige] en heeft er uit het niets voor gekozen om deze zorgregeling te beëindigen. Partijen kennen een lange procesgeschiedenis waarin zij uiteindelijk en met veel moeite een zorgregeling van de grond hebben gekregen. De moeder vindt het onbegrijpelijk dat de vader de handdoek in de ring gooit, terwijl deze regeling eindelijk goed verliep. Op 20 maart 2025 heeft zij de verzoeken in de bodemprocedure gewijzigd en de rechtbank verzocht om de zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige] te beëindigen. De GI wenst slechts een verlenging van de ondertoezichtstelling omdat zij betrokken wil blijven om te kunnen ingrijpen wanneer de uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure niet bij de visie en verwachting van de ouders zal aansluiten. Dat is geen juridische grondslag om tot een verlenging van de ondertoezichtstelling te komen. Daarnaast wordt ook niet voldaan aan het vereiste dat de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Partijen hebben hun medewerking verleend aan een traject bij [zorgorganisatie] , maar helaas zonder goed resultaat. In dit traject is gebleken dat het onvoldoende haalbaar is om een verbetering in de communicatie tussen de ouders aan te brengen. Verdere hulpverlening heeft de GI niet ingezet.
De vader
4.2.
De vader heeft verzocht het verzoek af te wijzen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling zal geen enkel effect hebben omdat de GI niet in staat is gebleken om de situatie te verbeteren. Sinds de eerste ondertoezichtstelling van 12 april 2023 is de enige verandering die heeft plaatsgevonden de vaststelling van een zorgregeling geweest, waarbij de vader [de minderjarige] slechts twee weekenden per maand mag zien, van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur. Ondanks de toezegging dat de GI zich zou inspannen voor de belangen van [de minderjarige] , is er geen verdere vooruitgang geboekt in het waarborgen van een stabiele en structurele band tussen vader en zoon. De GI zou toezicht moeten houden op het naleven van afspraken en het belang van [de minderjarige] centraal moeten stellen, maar de GI neemt geen maatregelen tegen de moeder wanneer zij afspraken schendt en verbindt geen consequenties aan het gedrag van de moeder wanneer zij onwaarheden vertelt en dit achteraf ook bewezen blijkt. De moeder is onbetrouwbaar in haar afspraken. Zij is structureel niet bereid om haar medewerking te verlenen aan de zorgregeling of andere gemaakte afspraken. Er is nog steeds geen omgang tijdens feestdagen of verjaardagen, ook niet als dit in een weekend van de vader valt. Ondanks eerdere rechterlijke beslissingen waarin staat dat inhaalmomenten aangeboden moeten worden wanneer reguliere omgang wordt gemist, wordt hiervoor geen mogelijkheid geboden. De moeder beïnvloedt [de minderjarige] actief om onwaarheden te vertellen, onder meer door hem te belonen met speeltegoed op computerspellen of andere cadeaus. De vader maakt zich zorgen over de fysieke en mentale gezondheid van [de minderjarige] . Hij heeft regelmatig huidproblemen en kwaaltjes en ook zijn nagels en oren worden verwaarloosd. [de minderjarige] vertoont tekenen van een eetstoornis, want hij eet zijn maaltijden, maar spuugt deze vervolgens uit in de wc, zonder dat hij kan uitleggen waarom hij dit doet. Volgens school krijgt [de minderjarige] onvoldoende begeleiding bij zijn huiswerk, wat resulteert in lage cijfers. De moeder bepaalt eenzijdig de manier van omgang en maakt het onmogelijk voor de vader om betrokken te zijn bij [de minderjarige] leven. Zo heeft de GI de vader verboden aanwezig te zijn bij sport, zwemles, schoolactiviteiten en andere belangrijke momenten, terwijl [de minderjarige] zelf aangeeft dat hij graag zou willen dat de vader hierbij aanwezig is. De GI had als doel om de communicatie tussen ouders te verbeteren en [de minderjarige] belangen te behartigen. Maar in de afgelopen twee jaar is er geen wezenlijke vooruitgang geboekt. De kinderrechter begrijpt het betoog van de vader zo dat de jarenlange stress die de strijd en de houding van de moeder teweeg hebben gebracht, ertoe hebben geleid dat de vader de omgang tijdelijk stop heeft moeten zetten, ook in het belang van [de minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter stelt – anders dan de GI in het verzoekschrift – allereerst vast dat nog sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, temeer gelet op de laatste ontwikkelingen aangaande de omgang met de vader. Verder stelt de kinderrechter vast dat de GI in het verzoekschrift naar voren heeft gebracht dat de hulpverlening die is ingezet in het kader van de ondertoezichtstelling niet effectief is geweest en het hulpverleningsplafond is bereikt. De GI wil(de) alleen nog betrokken blijven om te kunnen ingrijpen wanneer de uitspraak in de bodemprocedure (familiezaak) niet zal aansluiten bij de visie en verwachting van de ouders. Dit zal volgens de GI mogelijk leiden tot spanningen. De omgang is gestopt en de moeder zet in de bodemprocedure nu in op eenhoofdig gezag en beëindiging van de omgang van de vader met [de minderjarige] . Aan de houding van de vader ter zitting leidt de kinderrechter af dat hij zich moedeloos en machteloos voelt, omdat het de ouders niet lukt om constructief met elkaar te overleggen in het belang van [de minderjarige] en er naar zijn zeggen altijd wat aan de hand is. Dit heeft ertoe geleid dat hij nu moegestreden is. Desgevraagd heeft de GI ter zitting niet kunnen aangeven wat zij nog in het kader van een ondertoezichtstelling voor dit gezin kan bereiken (indien de uitkomst van de bodemprocedure spanningen met zich zou meebrengen). Onder deze omstandigheden is niet te verwachten dat de inzet en coördinatie van een GI ten behoeve van hulpverlening aan de ouders de oorzaak van de ernstige ontwikkelingsbedreiging binnen een aanvaardbare termijn zal wegnemen. Een ondertoezichtstelling is dan ook niet langer doelmatig. De ouders ervaren de ondertoezichtstelling ook als ineffectief en een last. Bij deze stand van zaken ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling af te wijzen. Dat betekent dat de ondertoezichtstelling tot 12 april 2025 loopt en daarna zal eindigen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025 door mr. S. Ok, kinderrechter, in aanwezigheid van I.B. Dinkelaar als griffier, en op schrift gesteld op 15 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.