ECLI:NL:RBNHO:2025:4350

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
C/15/361693 / JU RK 25-174
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinsbescherming

Op 26 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak is behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het personen- en familierecht. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 9 oktober 2025, waarbij [de minderjarige 1] bij de grootouders (vaderszijde) en [de minderjarige 2] bij de tante (moederszijde) verblijven. De kinderrechter oordeelt dat de huidige situatie van de kinderen bij de netwerkpleeggezinnen hen meer rust, stabiliteit en duidelijkheid biedt dan een terugplaatsing bij de moeder op dit moment mogelijk maakt. De moeder, die onder toezicht staat en recentelijk is veroordeeld voor ontuchtige handelingen, heeft aangegeven te willen meewerken aan de hulpverlening, maar kan momenteel geen stabiele thuissituatie bieden. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de hulpverlening verder moet worden ingezet en dat er duidelijkheid moet komen over de strafzaak tegen de moeder voordat een terugplaatsing van de kinderen kan worden overwogen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/361693 / JU RK 25-174
Datum uitspraak: 26 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermerste Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader van de minderjarige 1],
hierna te noemen: de vader van [de minderjarige 1] ,
wonende in [plaats] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de grootmoeder vaderszijde]en
[de stief grootvader vaderszijde],
hierna te noemen: de grootmoeder vaderszijde (vz) en de stief grootvader vaderszijde (vz),
hierna tezamen ook te noemen: de grootouders vaderszijde (vz),
wonende in [plaats] ,
[de tante moederszijde],
hierna te noemen: de tante moederszijde (mz),
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het volgende stuk mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 5 februari 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 6 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
  • de vader van [de minderjarige 1] ;
  • de grootmoeder (vz);
  • de tante (mz);
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De kinderen hebben allebei een andere vader.
2.2.
[de minderjarige 1] verblijft bij de grootouders (vz). [de minderjarige 2] verblijft bij de tante (mz).
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 9 oktober 2024 zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 9 oktober 2025. Bij diezelfde beschikking zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] ook uit huis geplaatst in het netwerk tot 9 april 2025. [de minderjarige 1] is bij de grootouders (vz) geplaatst en [de minderjarige 2] is bij de tante (mz) geplaatst.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een pleeggezin te verlengen voor de duur van zes maanden, te weten tot 8 oktober 2025, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Uit de strekking van het verzoek en wat ter zitting is besproken, leidt de kinderrechter af dat de GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 9 oktober 2025.
3.2.
De GI heeft het verzoek als volgt toegelicht. Sinds de beschikking van de kinderrechter van 9 oktober 2024 heeft de GI het gezin – met name voor het opstarten van begeleide omgang tussen de moeder en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] – aangemeld bij meerdere hulpverleningsinstanties, maar vanwege de lange wachtlijsten is dit nog niet van de grond gekomen. Daarom zijn er op 3 december 2024 omgangsafspraken gemaakt voor zowel fysieke omgangsmomenten als videobelmomenten, onder begeleiding van het netwerk. De eerste twee omgangsmomenten verliepen goed. Toch heeft de GI de twee omgangsmomenten in januari 2025 begeleid, omdat de begeleiding daarvan voor de tante (mz) te belastend bleek. In de komende periode zal de zorgcoach (te weten: ambulante begeleiding) de omgangsmomenten begeleiden. De afspraken over de videobelmomenten komt de moeder niet altijd na. Hoewel de GI heeft geprobeerd om pleegzorg in te zetten voor de netwerkpleeggezinnen, is dit vanwege de wachtlijsten nog niet gelukt. Ook zijn er voor de periode vanaf 11 februari 2025 nog geen financiële regelingen getroffen voor de netwerkpleeggezinnen. De vader van [de minderjarige 1] is op zoek naar een eigen woning.
3.3.
Het gaat op dit moment goed met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de netwerkpleeggezinnen, waar hen rust, structuur en liefde wordt geboden. Vanwege hun belaste verleden zijn de kinderen aangemeld voor speltherapie. De moeder mist de kinderen en zij wil graag dat zij weer thuis komen wonen. Daarom wil de moeder meewerken met de hulpverlening. Hoewel de moeder bijna wekelijks hulpverleningsbezoeken krijgt vanuit het FACT, heeft zij nog altijd niet gereageerd op de contactverzoeken van de psycholoog. In maart 2025 zou de moeder starten met traumabehandeling bij het FACT, maar vanwege haar strafrechtelijke veroordeling voelt zij daar op dit moment geen ruimte voor. In januari 2025 is de moeder namelijk veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen en aanranding van minderjarige(n). Aan de moeder is een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, opgelegd, al wenst de moeder daartegen in hoger beroep te gaan. Gelet op het voorgaande kan de moeder [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog geen rustige, stabiele en veilige thuissituatie bieden. Het is daarom van belang dat de plek van de kinderen bij de pleeggezinnen geborgd blijft en dat de GI zicht houdt op de ontwikkeling van de kinderen. De GI zal ook kijken naar het woonperspectief op de lange termijn en de eventuele rol van de vaders van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . In het kader van de uithuisplaatsing staan de volgende doelen de komende zes maanden centraal: 1) er komt een passende omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen, 2) [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] krijgen individuele hulpverlening om de traumatische gebeurtenissen uit het verleden te kunnen verwerken, 3) de moeder krijgt passende hulpverlening en 4) de mogelijkheden tot een thuisplaatsing worden onderzocht.
3.4.
Ter zitting heeft de GI hieraan toegevoegd dat de GI nog aan het beginpunt staat van de ondertoezichtstelling, zodat zij het verzoek handhaaft. De speltherapie voor [de minderjarige 2] start binnenkort. Ook zal de begeleide omgang tussen de moeder en de kinderen elk moment starten. Het is de bedoeling dat dit eerst één keer per week plaatsvindt en daarna twee keer per week. Met name bij [de minderjarige 1] moet daarbij gelet worden op wat zij aankan, vanwege haar jonge leeftijd, energieniveau, school en het traject Piep zei de Muis. De GI is nog bezig met het inzetten van ambulante begeleiding en pleegzorg in de pleeggezinnen. Aangezien de vader van [de minderjarige 1] negatief is gescreend door de Raad voor de Kinderbescherming, is het van belang dat de GI zicht op hem heeft. De GI heeft dan ook gesprekken gevoerd met de vader van [de minderjarige 1] en met zijn netwerk. De GI brengt de vader van [de minderjarige 1] op de hoogte van de beslissingen/ontwikkelingen die hem aangaan.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het eens met het verzoek, al had zij het liefst gewild dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij haar konden wonen. Hoewel de moeder blij is met de huidige hulpverlening, betreurt zij het zeer hoe (het gebrek aan) de hulpverlening in het verleden is verlopen. Daardoor heeft de moeder de kinderen ook lang niet gezien, zodat zij uiteindelijk zelf hulp heeft gezocht. Op dit moment gaat het goed met de moeder. Zo gebruikt zij geen drugs en alcohol meer. Ook verloopt haar medicatiegebruik goed en krijgt zij hulpverlening vanuit de GGZ. Bij de moeder is geen sprake van een trauma, maar enkel van stress. Na de zomer start de moeder met een vorm van therapie in groepsverband en tot die tijd kan zij met hulpverlener [hulpverlener] praten. Er is nog geen duidelijkheid over het hoger beroep in de strafzaak tegen de moeder.
4.2.
De vader van [de minderjarige 1] wil aan alle hulpverlening meewerken, maar hij betreurt het dat de GI hem nauwelijks of pas te laat betrekt bij (en informeert over) belangrijke beslissingen over [de minderjarige 1] . Hoewel vader van [de minderjarige 1] de inmenging van de GI niet prettig vindt, accepteert hij dat het nodig is. Sinds de relatiebreuk met de moeder is de vader van [de minderjarige 1] niet meer in contact gekomen met politie en justitie. De vader van [de minderjarige 1] staat nog altijd op de wachtlijst voor een eigen woning.

5.De mening van de informanten

5.1.
De grootmoeder (vz) heeft naar voren gebracht dat het steeds beter gaat met [de minderjarige 1] . Na een langere periode van zorgen ziet de grootmoeder (vz) dat [de minderjarige 1] nu rustiger is en dat de huidige regelmaat haar goed doet, al blijft zij een gevoelig meisje. Het traject Piep zei de Muis verloopt goed. Dit neemt niet weg dat de grootmoeder (vz) zich grote zorgen maakt over de geplande (frequentie van de) omgangsmomenten, die veel van [de minderjarige 1] zullen vragen. In het verleden is de omgang tussen [de minderjarige 1] en de moeder weleens plots afgezegd, wat [de minderjarige 1] zeer teleurstelde. Daarbij komt dat het nog onduidelijk is of de moeder in detentie gaat.
5.2.
De tante (mz) heeft naar voren gebracht dat het goed gaat met [de minderjarige 2] , zowel binnen het gezin van de tante (mz) als op school.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. [1]
6.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Het gaat op dit moment goed met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de netwerkpleeggezinnen. Zij ervaren daar meer rust, stabiliteit en duidelijkheid. [de minderjarige 1] is gestart met het traject Piep zei de Muis en [de minderjarige 2] start binnenkort met speltherapie. Binnenkort starten ook de begeleide omgangsmomenten tussen de kinderen en de moeder. Het is van belang dat de GI monitort hoe deze omgangsmomenten verlopen en daarbij aandacht heeft voor de belastbaarheid van [de minderjarige 1] . Het is positief dat de moeder aan zichzelf werkt en dat zij in gesprek is met de hulpverlening. Dit neemt niet weg dat de huidige situatie van de moeder en de ingezette hulpverlening nog pril en kwetsbaar zijn. Bovendien is er nog geen duidelijkheid over het hoger beroep in de strafzaak tegen de moeder. De moeder kan [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op dit moment dan ook geen stabiele, veilige en rustige woonplek bieden. Gelet op het voorgaande moet de huidige situatie geborgd blijven. Het is belangrijk dat de hulpverlening verder wordt ingezet en uitgebreid. Ook moet er duidelijkheid komen over de strafzaak tegen de moeder. Pas daarna kan worden onderzocht of [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] weer bij de moeder kunnen wonen.
6.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 2]in het netwerk, te weten bij [de tante moederszijde] (de tante moederszijde) tot 9 oktober 2025;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]in het
netwerk, te weten bij [de grootmoeder vaderszijde] (de grootmoeder vaderszijde) en [de stief grootvader vaderszijde] (de stief grootvader vaderszijde) tot 9 oktober 2025;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025 door mr. W.C. Oosterbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. F.G. van der Erve als griffier, en op schrift gesteld op 18 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek.