ECLI:NL:RBNHO:2025:4332

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
11008580
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij vertraagde vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers compensatie gevraagd van de vervoerder, Egyptair Airlines Company, voor een vlucht die meer dan drie uur vertraagd was. De vertraging werd door de vervoerder toegeschreven aan buitengewone omstandigheden, namelijk een defect aan de ‘airframe & engine’ en beperkingen opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming zijn aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder kon echter niet aantonen dat de vertraging volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat het defect aan de ‘airframe & engine’ geen buitengewone omstandigheid opleverde, terwijl de vertraging van 13 minuten door luchtverkeersleiding wel als zodanig werd erkend. Omdat niet kon worden vastgesteld of de passagiers hun aansluitende vlucht hadden kunnen halen zonder de buitengewone omstandigheden, werd de vordering tot betaling van de hoofdsom toegewezen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente toegewezen, en de vervoerder werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11008580 \ CV EXPL 24-2021
Uitspraakdatum: 16 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]beiden wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. A.Y. Lai (Lawpoint Gerechtsdeurwaarders)
tegen
de buitenlandse vennootschap
Egyptair Airlines Company
gevestigd te Caïro (Egypte)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben van de vervoerder (onder meer) compensatie gevraagd voor een meer dan drie uur vertraagde vlucht. De vervoerder voert aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een defect aan de ‘airframe & engine’ en opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding. Gesteld noch gebleken is echter wat de minimumoverstaptijd op de luchthaven van Caïro bedraagt. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld of de passagiers de aansluitende vlucht nog konden halen als er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden. De vordering van de passagiers zal daarom (grotendeels) worden toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder hen op 6 oktober 2022 moest vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Caïro International Airport (Egypte) naar Jomo Kenyatta International Airport (Nairobi, Kenia), met de vluchtcombinatie MS758 en MS849.
2.2.
De vervoerder heeft vlucht MS758 van Amsterdam naar Caïro (hierna: de vlucht) vertraagd uitgevoerd. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.493,52 (€ 1.200,00 hoofdsom, € 217,80 buitengerechtelijke incassokosten en € 75,72 rente), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, vermeerderd met de btw;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de vertraging van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 600,00 per passagier. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van (de doorwerking van) buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.3.
Volgens de vervoerder was de vlucht onderdeel van de rotatievlucht Caïro – Amsterdam – Caïro (vluchtnummers MS757 en MS758). Deze vluchten zijn volgens de vervoerder met hetzelfde toestel uitgevoerd. Vlucht MS757 van Caïro naar Amsterdam is met 55 minuten vertraging uitgevoerd als gevolg van een defect aan de ‘airframe & engine’, waardoor het toestel in verband met de vliegveiligheid niet kon vertrekken. Deze vertraging werkt door op de vlucht in kwestie, aldus de vervoerder.
4.4.
De kantonrechter gaat aan het bewijsaanbod van de vervoerder voorbij, omdat hij voldoende gelegenheid heeft gehad om de bewijsstukken (na uitstel) bij antwoord of dupliek over te leggen. Bovendien overweegt de kantonrechter dat een technisch mankement of een indicatie daarvan, in beginsel moet worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van een vervoerder en daarom geen buitengewone omstandigheid oplevert. Dit geldt alleen niet in gevallen waarin de fabrikant van de toestellen waaruit de vloot van de betrokken luchtvaartmaatschappij is samengesteld, of een bevoegde autoriteit, zou bekendmaken dat deze toestellen – die reeds in dienst zijn – een verborgen fabricagefout vertonen die gevolgen heeft voor de vliegveiligheid, of in geval van schade aan luchtvaartuigen door sabotage of terrorisme. [3] Gesteld noch gebleken is dat in het onderhavige geval sprake was van een van voornoemde situaties. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het defect aan de ‘airframe & engine’ als zodanig geen (doorwerking van een) buitengewone omstandigheid oplevert.
4.5.
Als onbetwist is komen vast te staan dat de vlucht onder meer met 13 minuten vertraging is uitgevoerd door opgelegde beperkingen door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vertraging van de vlucht voor de duur van 13 minuten te wijten is aan buitengewone omstandigheden. Ten aanzien van de overige vertragingsoorzaak van de vlucht doet de vervoerder geen beroep op buitengewone omstandigheden.
4.6.
Nu de vertraging van de vlucht deels door buitengewone omstandigheden en deels door andere omstandigheden is veroorzaakt, moet worden vastgesteld of de passagiers hun overstap wél zouden hebben gehaald zonder de buitengewone omstandigheden. Vast staat dat zij met een vertraging van 1 uur en 21 minuten om 21:26 uur (lokale tijd) in Caïro zijn aangekomen en dat de aansluitende vlucht naar Nairobi om 21:45 uur (lokale tijd) is vertrokken. Gesteld noch gebleken is echter wat de minimumoverstaptijd op de luchthaven van Caïro bedraagt. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld of de passagiers de aansluitende vlucht nog konden halen als er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden. Nu de stelplicht en de eventuele bewijslast hiervan op de vervoerder rusten, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
4.7.
De gevorderde reeds verschenen rente en lopende wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over de reeds verschenen rente is eveneens toewijsbaar. [4]
4.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht. Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Het is niet gesteld of gebleken dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.10.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis. De gevorderde btw over het salaris gemachtigde zal worden afgewezen, omdat het tarief voor het salaris voor de gemachtigde niet een dienst is met btw belast, maar een bijdrage van de ene partij in de kosten van de andere.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.493,52, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.275,72 vanaf 13 februari 2024 en over € 217,80 vanaf 4 maart 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 135,97;
griffierecht € 218,00;
salaris gemachtigde € 408,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 102,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 17 september 2015, C-257/14, ECLI:EU:C:2015:618.
4.Artikel 6:119 lid 2 BW.