ECLI:NL:RBNHO:2025:4325

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
15.290323.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor bedreiging en vuurwapenbezit met een semi-automatisch wapen

Op 17 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 9 september 2024 in Nieuw-Vennep met een semi-automatisch wapen heeft geprobeerd op een woning te schieten. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van bedreiging en vuurwapenbezit, met toepassing van het Jeugdstrafrecht. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie opgelegd van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij de feiten heeft gepleegd, wat heeft geleid tot een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die op dat moment 19 jaar oud was. De rechtbank heeft besloten om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de jeugdige leeftijd van de verdachte en de mogelijkheden voor begeleiding en ondersteuning. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht en begeleiding door een reclasseringsinstelling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.290323.24 (P)
Uitspraakdatum: 17 april 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 december 2024 en 3 april 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1]
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, Smeet 1, 1551 NG Westzaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.K. van Ravenzwaaij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, de bewoners van een woning gelegen aan de [adres 2] te Nieuw-Vennep, waaronder [benadeelde] , en/of familieleden van die [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een (semi) (automatisch) vuurwapen in de richting van de woning lopen en/of het (semi) (automatisch) vuurwapen (meermalen) te richten op die woning en/of vervolgens (meermalen) de trekker van dat (semi) (automatisch) vuurwapen over te halen en/of (meermalen) dat vuurwapen door te laden;
2.
hij op of omstreeks 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Zastava, type M72 B1, kaliber 7,62 x 39mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten 6, patronen van het kaliber 7,62 x 39mm
voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd, zodat sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 3 april 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] , gedateerd 10 september 2024 (dossierpagina 65-67);
  • het proces-verbaal van bevindingen – determinatie vuurwapen – van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , gedateerd 10 september 2024 (dossierpagina 112-115).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, tezamen en in vereniging met anderen, de bewoners van een woning gelegen aan de [adres 2] te Nieuw-Vennep, waaronder [benadeelde] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een (semi)automatisch vuurwapen in de richting van de woning lopen en het vuurwapen meermalen te richten op die woning en vervolgens meermalen de trekker van dat vuurwapen over te halen;
2.
hij op of omstreeks 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen,
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Zastava, type M72 BI, kaliber 7,62 x 39mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en
- munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten 6, patronen van het kaliber 7,62 x 39mm
voorhanden heeft gehad.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden bestraft volgens het volwassenenstrafrecht. De door de reclassering genoemde indicaties voor toepassing van het volwassenenstrafrecht moeten zwaarder wegen dan de genoemde indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de toepassing van het volwassenenstrafrecht contraproductief werkt en het risico op recidive vergroot. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om het advies van de reclassering te volgen en, met toepassing van het adolescentenstrafrecht, de verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf met de geadviseerde bijzondere voorwaarden, waarvan het onvoorwaardelijk deel nog een maand zal duren na de datum van de zitting. De raadsvrouw wijst op het verslag van de heer [ambulant hulpverlener] , ambulant hulpverlener bij Viittaa. Hij is de voormalig ambulant hulpverlener van de verdachte en bereid om hem opnieuw onder zijn hoede te nemen. De begeleiding binnen Viittaa richt zich niet alleen op het bieden van huisvesting, maar op een totaalpakket waarin structuur, ontwikkeling en veiligheid centraal staan. Samen met de hulp en begeleiding van de reclassering, vormgegeven in een reeks van voorwaarden, is dit de ultieme mogelijkheid voor de verdachte om de negatieve spiraal te doorbreken.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte geprobeerd om met een zwaar (semi)automatisch vuurwapen de woning van de aangeefster te beschieten. De verdachte mag van geluk spreken dat het is gebleven bij een poging. Als het hem namelijk wel was gelukt het wapen af te vuren, dan waren de gevolgen mogelijk nog veel groter geweest en had hij zich wellicht voor een (poging tot een) levensdelict moeten verantwoorden. Dit blijkt alleen al uit de constatering van de wapendeskundigen dat in het wapen munitie is aangetroffen die geschikt is om door meerdere harde lagen te penetreren. Hierdoor was er een groot risico op ernstig of dodelijk letsel als het was gelukt om te schieten, mede gelet op het feit dat de aangeefster die nacht gewoon thuis was. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij samen met zijn medeverdachte deze risico’s op de koop toe heeft genomen en dat hij op deze wijze de bewoners op zeer intimiderende wijze heeft bedreigd.
De bedreiging heeft grote gevolgen gehad voor het slachtoffer, die de volgende morgen op de camerabeelden heeft kunnen zien dat een persoon met een militair wapen voor haar woning stond en meerdere keren heeft geprobeerd om daarmee te schieten. Dit alles terwijl zij op dat moment nietsvermoedend in de woning lag te slapen. Deze handelingen zijn door de aangeefster als bedreigend ervaren en hebben bij haar geleid tot gevoelens van onveiligheid en angst. Bovendien versterken dergelijke misdrijven ook meer in het algemeen de in de samenleving aanwezige gevoelens van angst en onzekerheid. Zeker in een tijd waarin dergelijke misdrijven steeds vaker voorkomen en in ernst toenemen.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van het (semi)automatisch vuurwapen dat als militair wapen is bestemd en van de daarin gevonden scherpe munitie. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee en leidt tot gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op zijn strafblad van 12 september 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor vermogens- en geweldsdelicten is veroordeeld. Ook blijkt hieruit dat de verdachte kort voor het plegen van de onderhavige feiten was vrijgekomen na een detentie van twee jaren in Duitsland in verband met een plofkraak. De rechtbank weegt deze omstandigheden ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het reclasseringsadvies van 27 maart 2025 waarin het volgende wordt geconcludeerd en geadviseerd:
Betrokkene is een kwetsbare jongeman, opgegroeid in een onveilige thuissituatie, met een waarschijnlijk licht verstandelijke beperking, die vanaf zijn adolescentie grensoverschrijdend gedrag vertoont. Hij is zeer beïnvloedbaar en toonde zich eerder ongevoelig voor interventies en sancties. Positief is dat hij tijdens de huidige detentie motivatie toont om te stoppen met het delictgedrag. Hij ziet in dat hij op deze manier niet verder komt met zijn leven en heeft een aantal pro-sociale doelen die hij op wil pakken. Betrokkene heeft een goede band met zijn eerdere begeleider en hij toont zich bereid mee te werken aan begeleid wonen bij de instelling waar deze begeleider nu werkzaam is. Ook is betrokkene bereid mee te werken aan elektrische monitoring en geeft aan zich aan beperkingen te willen houden, teneinde de risico's te beheersen.
Ondanks de motivatie van de verdachte acht de reclassering de risico’s op recidive groot.
Ook tijdens de huidige detentie vertoont de verdachte grensoverschrijdend en agressief gedrag en lijkt zichzelf op momenten niet te kunnen beheersen. Zijn twee beste vrienden zijn bezig met criminaliteit en vermoedelijk zal hij het contact met hen niet zomaar uit de weg gaan. De antisociale denkbeelden die gericht zijn op de korte termijn en zelfbepalend gedrag maken dat de kans op onttrekking en uitval uit een traject hoog is. Betrokkene heeft tot nu toe nooit een traject bij de volwassen reclassering gehad en de reclassering wil hem, ondanks de risico's, deze kans geven. De reclassering acht het van belang dat er een strak kader wordt ingezet, waarbij de verdachte in eerste instantie veel structuur en begeleiding ontvangt. Het zelfstandig leren wonen in een omgeving buiten Amsterdam, voortzetten van scholing en dagbesteding en behandeling gericht op zijn emotieregulatie zijn interventies die daarin moeten worden opgepakt, teneinde de recidiverisico's te verminderen.
Adolescentenstrafrecht
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen. Er zijn zowel indicaties voor het jeugdstrafrecht als het volwassenenstrafrecht aanwezig maar op dit moment acht de reclassering de indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht doorslaggevend.
De verdachte functioneert (zeer vermoedelijk) op licht verstandelijk beperkt niveau, hij handelt impulsief en kan zijn eigen gedrag niet goed organiseren. Hij is zeer beïnvloedbaar. Betrokkene heeft een volwassene nodig die hem ondersteunt en begeleid. Het is van belang dat hij zijn school weer oppakt en een startkwalificatie haalt.
De reclassering adviseert het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden:
- meldplicht
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang
- contactverbod
- locatieverbod (met EM)
- locatiegebod (met EM)
- dagbesteding
Jeugdstrafrecht
Omdat de verdachte op het moment dat de feiten werden gepleegd 19 jaar oud was, kan (op grond van artikel 77c Wetboek van Strafrecht) het jeugdstrafrecht worden toegepast in plaats van het volwassenenstrafrecht. Dat zal de rechtbank doen, kijkend naar de jeugdige leeftijd van de verdachte en wat in het reclasseringsrapport staat geschreven over de mogelijkheden die bestaan om met de verdachte aan de slag te gaan.
De rechtbank heeft hierbij ook acht geslagen op het verslag van de heer [ambulant hulpverlener] , ambulant hulpverlener bij Viittaa, die de verdachte zal begeleiden op het gebied van huisvesting en dagbesteding, waarin ontwikkeling en veiligheid centraal staan.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de opgelegde straffen in vergelijkbare zaken, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie op zijn plaats. De rechtbank komt bij de strafmaat dan ook tot een andere weging dan de officier van justitie, nu de rechtbank het jeugdstrafrecht zal toepassen. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte sinds zijn aanhouding positieve stappen heeft gemaakt en hij ter terechtzitting volledige openheid van zaken heeft gegeven over zijn eigen rol in de ten laste gelegde bedreiging.
Alles bij elkaar genomen is de rechtbank van oordeel dat jeugddetentie voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat daarvan zes maanden vooralsnog niet ten uitvoer zullen worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank het nodig dat aan het voorwaardelijk deel van de straf worden verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de geadviseerde locatieverboden, nu het door de reclassering genoemde gebied waar de verdachte zich niet zou mogen bevinden te onbepaald is.
Het is, gelet op het reclasseringsadvies, aan de volwassenenreclassering om te controleren of de verdachte zich aan alle voorwaarden gaat houden.
De rechtbank adviseert het onvoorwaardelijk strafdeel ten uitvoer te leggen in een penitentiaire inrichting voor volwassenen, gelet op de leeftijd en de persoon van de verdachte.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven kleding en schoudertasje, vermeld onder de nummers 1 tot en met 7 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 47, 57, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 285 van het Wetboek van Strafrecht en
artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam wanneer hij hiertoe wordt uitgenodigd en zich hierna blijft melden op afspraken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verblijft bij Viittaa Zorg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra de veroordeelde uit detentie komt. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt met zijn medeverdachte, [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
  • gedurende het toezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft betrokkene een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan de elektronische monitoring van dit locatiegebod. Het verblijfadres is [adres 3] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
  • niet naar het buitenland gaat zonder toestemming van het Openbaar Ministerie, omdat het voor de Elektronische Monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering het locatiegebod laten vervallen;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle en passende dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Gelast de teruggave aan de veroordeelde van de onder hem inbeslaggenomen kleding en schoudertasje, vermeld onder de nummers 1 tot en met 7 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Bakker, voorzitter,
mr. J.C. van den Bos en mr. G. Elst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2025.