Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.VERENIGING VAN ALBERT HEIJN FRANCHISENEMERS,
2.
[eiser 2 ] B.V.,
3.
[eiser 3] B.V.,
4.
[eiser 4] B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
a. overleg te voeren met de Franchisegever (AHF, rechtbank)
geen overeenstemming[hebben]
weten te bereiken en[dat]
het wettelijke instemmingsrecht[geldt]. Verder staat in artikel 1.3 van het addendum onder meer:
Partijen voeren separaat overleg over online-samenwerking”.
3.Het geschil
Aan haar vordering onder (2) heeft de Vereniging – samengevat – ten grondslag gelegd dat AHF op grond van artikel 7:921 lid 2 BW instemming moet vragen aan de franchisenemers voor het (doen) exploiteren van de afgeleide formule ‘Maaltijd Thuis’, omdat partijen in het addendum geen drempelwaarde zijn overeengekomen voor de te verwachten omzetderving als gevolg van de afgeleide formule.
4.De beoordeling
wezenlijkeomzetderving. De omvang van die omzetderving is uitdrukkelijk aan partijen gelaten, die in de franchiseovereenkomst een omzetdrempel kunnen afspreken. Bovendien is in het tweede lid van artikel 7:921 BW bepaald dat de voorafgaande instemming steeds is vereist, indien in de franchiseovereenkomst geen drempelwaarde is overeengekomen, ongeacht de omvang van de omzetderving. Het staat vast dat het partijen niet is gelukt om een drempelwaarde overeen te komen en dat ook zo in het addendum hebben vastgelegd (zie 2.7). Daarom is in dit geval artikel 7:921 lid 2 BW van toepassing en is voorafgaande instemming van de franchisenemers voor de afgeleide formule Maaltijd Thuis vereist, indien redelijkerwijs kan worden voorzien dat dit leidt tot derving van de omzet van franchisenemers, ongeacht de omvang daarvan. Hoe groot de te verwachten financiële implicaties van de afgeleide formule zijn voor de franchisenemers is dan irrelevant; ook indien het slechts om één euro gaat is instemming vereist van de franchisenemers. [5]
agree to disagree.
geen overeenstemming[hebben]
weten te bereikenen het wettelijke instemmingsrecht[geldt]
. Partijen voeren separaat overleg over online-samenwerking”.Uit dit citaat blijkt dat partijen geen overeenstemming over de drempelwaarde afgeleide formule hebben weten te bereiken en dat daarom het wettelijke instemmingsrecht geldt. Dat is iets anders dan het standpunt van de Vereniging dat partijen willens en wetens met elkaar hebben afgesproken dat er geen drempelwaarde geldt. De rechtbank stelt vast dat partijen op 13 april 2021 eenvoudigweg nog geen drempelwaarde afgeleide formule hebben kunnen vaststellen. Anders dan de Vereniging heeft aangevoerd, heeft de Vereniging uit deze bepaling in het addendum moeten begrijpen dat partijen opnieuw met elkaar in onderhandeling zouden treden over een drempelwaarde afgeleide formule. Ook volgt de rechtbank de Vereniging niet in haar stelling dat uit de bepaling van artikel 1.3 van het addendum volgt dat partijen hebben afgesproken het vaststellen van een drempelwaarde afgeleide formule te koppelen aan het overleg en afspraken over AH Online. AHF heeft dat gemotiveerd betwist. Zij heeft aangevoerd dat de zin “
Partijen voeren separaat overleg over online-samenwerking”in het addendum is blijven staan, omdat zij een e-commerce deal heel belangrijk vindt en daar ook separaat over gesproken wordt. De rechtbank is het met AHF eens dat uit de tekst van artikel 1.3 van het addendum niet blijkt dat partijen het overleg over het vaststellen van een drempelwaarde zullen verbinden aan het overleg over online samenwerking.
daarnaover de drempelwaarde afgeleide formule wil spreken. Daarmee zet zij AHF klem en gedraagt de Vereniging zich niet als goed franchisenemer. De rechtbank zal de in reconventie onder 1 gevorderde verklaring voor recht daarom toewijzen, in die zin dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de Vereniging zich vanaf 24 november 2023 niet als goed franchisenemer gedraagt.