ECLI:NL:RBNHO:2025:422
Rechtbank Noord-Holland
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de Algemene Huurvoorwaarden in een huurovereenkomst voor zelfstandige woonruimte
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een bodemzaak tussen de stichting Pré Wonen en een huurder. Pré Wonen, een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet, had de huurder aangeklaagd wegens huurachterstand. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 31 juli 2024 Pré Wonen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de oneerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene huurvoorwaarden. De zaak betreft de toetsing van het huurprijswijzigingsbeding in de huurovereenkomst, waarin geen verhogingspercentage was opgenomen. De kantonrechter oordeelde dat dit beding oneerlijk was en vernietigd moest worden, omdat het niet voldeed aan de eisen van duidelijkheid en begrijpelijkheid. Dit had grote gevolgen voor de huurachterstand, die nu berekend moest worden op basis van de oorspronkelijke huurprijs.
Daarnaast heeft de kantonrechter ook de bedingen inzake rente en buitengerechtelijke incassokosten beoordeeld. Hoewel Pré Wonen betoogde dat deze bedingen niet oneerlijk waren, oordeelde de kantonrechter dat ze in dit geval niet in strijd waren met de goede trouw en het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen niet aanzienlijk verstoren. De vordering van Pré Wonen tot betaling van rente en buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de huurder de huurachterstand inmiddels had voldaan.
De kantonrechter heeft uiteindelijk de huurder veroordeeld in de proceskosten, maar de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd afgewezen, gezien de omstandigheden en het belang van de huurder bij het voortduren van de huurovereenkomst. Het vonnis benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid in huurvoorwaarden en de bescherming van huurders tegen oneerlijke bedingen.