ECLI:NL:RBNHO:2025:4190

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2025
Publicatiedatum
16 april 2025
Zaaknummer
C/15/347791 / FA RK 23-6322
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking echtscheiding en verdeling huwelijksgoederengemeenschap

Op 22 april 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die met elkaar gehuwd zijn. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Rodrigues de Carvalho, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.J.E. op de Weegh, hebben beiden de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De man en vrouw hebben verzocht om de verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap, waarbij de vrouw het voortgezet gebruik van de echtelijke woning heeft verzocht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw het recht heeft tot het voortgezet gebruik van de woning voor maximaal zes maanden na de echtscheiding, maar heeft het verzoek van de vrouw om de woning uitsluitend aan haar toe te delen afgewezen. In plaats daarvan is bepaald dat beide partijen de woning tot de verdeling kunnen blijven gebruiken.

Daarnaast heeft de rechtbank de verzoeken van de vrouw tot het vaststellen van een onderhoudsbijdrage ingetrokken, waardoor hierop niet meer behoeft te worden beslist. De rechtbank heeft ook de verdeling van andere vermogensbestanddelen, zoals bankrekeningen en inboedelgoederen, geregeld. De rechtbank heeft bepaald dat de echtelijke woning aan de vrouw wordt toebedeeld tegen een waarde van € 430.000,00, onder de voorwaarde dat de man uiterlijk op 22 juli 2025 kan worden ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. Indien de vrouw niet in staat is om de woning te laten toedelen, zal deze aan de man worden toebedeeld. De rechtbank heeft ook de verkoop van de woning aan een derde geregeld, voor het geval beide partijen niet in staat zijn om de woning over te nemen. Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
zaaknummers / rekestnummers: C/15/347791 / FA RK 23-6322 en C/15/353244 / FA RK 24-2831
Beschikking d.d. 22 april 2025 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. P. Rodrigues de Carvalho, gevestigd te Rotterdam,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. T.J.E. op de Weegh, gevestigd te Heiloo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man met producties 1-2, ingekomen op 20 december 2023;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de vrouw met productie 1, ingekomen op 1 maart 2024;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek van de man met producties 3-4, ingekomen op 2 april 2024;
- de wijziging/aanvulling van het verzoek van de man met producties 4-5, ingekomen op 24 mei 2024;
- het verweerschrift op aanvullende verzoeken van de vrouw, ingekomen op 10 juli 2024;
- de aanvulling/wijziging van de verzoeken van de man met producties 7-12, ingekomen op 12 maart 2025;
- de nagezonden producties 2-18 van de vrouw, ingekomen op 13 maart 2025
- het gewijzigd verzoek met producties 19-20 van de vrouw, ingekomen op 24 maart 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 maart 2025 in aanwezigheid van partijen en hun advocaten. De man werd bijgestaan door een tolk in de Franse taal.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te [plaats] , [land] . Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.2.2.
Nu ten tijde van de indiening van het verzoekschrift beide partijen in ieder geval de Nederlandse nationaliteit bezaten, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.
2.2.3.
Op grond van artikel 10:56 van het Burgerlijk Wetboek is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.
2.2.4.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.
voortgezet gebruik van de woning echtelijke woning
2.3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat zij met uitsluiting van de man het recht heeft tot het voortgezet gebruik van de woning met bijbehorende inboedel voor een periode van maximaal zes maanden na het definitief worden van de echtscheidingsbeschikking. De man stelt zich op het standpunt dat partijen gezamenlijk in de woning kunnen blijven wonen totdat de het moment dat de woning is verdeeld.
2.3.2.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het voortgezet gebruik van deze woning.
2.3.3.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
2.3.4.
De rechtbank heeft bij beschikking van 31 juli 2024 bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat beide partijen met ingang van 2 september 2024 om de week gerechtigd zijn tot het gebruik van de woning. De voorzieningenrechter heeft daartoe overwogen dat partijen gelijkwaardig aan elkaar zijn, en dat geen van partijen een doorslaggevend argument heeft aangedragen waarom hij of zij meer belang heeft bij het uitsluitende gebruik van de woning.
2.4.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw afwijzen. Hierna, in r.o. 2.7.3., zal worden bepaald dat partijen achtereenvolgens de mogelijkheid krijgen het aandeel van de ander in de echtelijke woning over te nemen. Dit betekent dat nog niet vast staat aan wie de woning uiteindelijk wordt toegedeeld. De rechtbank is van oordeel dat van partijen kan worden verlangd dat zij tot het moment van verdeling (dus ofwel toedeling aan één van beiden ofwel het moment van levering van de woning aan een derde) de huidige regeling voortzetten. Geen van beiden heeft op dit moment andere woonruimte en niet gebleken is dat de situatie in huis zodanig is dat het tijdelijk voortzetten van die regeling niet langer van de vrouw kan worden gevergd. Dit betekent dat beide partijen tot de verdeling van de woning deze wekelijks bij toerbeurt kunnen blijven gebruiken.
2.5.
Onderhoudsbijdrage
2.5.1.
Het verzoek van de vrouw tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud is ingetrokken zodat daarop niet meer behoeft te worden beslist.
2.6.
Verdeling
2.6.1.
Partijen hebben verzocht te bepalen dat de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door ieder van hen voorgestelde wijze.
2.6.2.
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.6.3.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing. Partijen wonen sinds 1996 in Nederland en de man heeft kort daarna de Nederlandse nationaliteit verkregen. Op grond van artikel 7 van het Verdrag is dan ook Nederlands recht op de verdeling van toepassing. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
De woning te [land]
2.6.4.
De vrouw stelt dat partijen samen een woning in [land] bezitten, die moet worden verdeeld. De vrouw vermoedt dat de woning een overwaarde heeft van ongeveer € 100.000,00. Zij verzoekt de woning aan de man toe te delen, onder voldoening aan de vrouw van de helft van de overwaarde. De man betwist dat de woning bij de verdeling moet worden betrokken. Volgens de man hebben partijen samen geld geïnvesteerd in de bouw van een woning voor de moeder van de man. De moeder is inmiddels overleden, maar omdat naar [land] recht zonen geen recht op de nalatenschap hebben, heeft de man geen aanspraak op de woning. Aanvankelijk was de man bereid de vrouw de helft van de taxatiewaarde (€ 21.000,00) te vergoeden, maar hij is daarvan teruggekomen omdat de vrouw het niet eens is met de taxatiewaarde. De man heeft ter zitting volhardt in zijn betwisting dat de woning onderdeel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap.
2.7.
De man heeft een gerechtelijk stuk uit [land] overgelegd, ter onderbouwing van zijn stelling dat het huis te [land] op naam staat van zijn moeder, en dat nu zij is overleden naar [land] recht uitsluitend haar dochters gerechtigd zullen zijn tot haar nalatenschap. Het stuk vermeldt [de moeder van de man] als de eigenaar van de woning. De vrouw heeft niet betwist dat dit de moeder van de man is. De man heeft ook een taxatierapport uit september 2023 overgelegd, waarin [de moeder van de man] is vermeld als eigenaar van de woning. De vrouw heeft de juistheid van de stukken waar de man zich op beroept niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw tegenover de onderbouwde betwisting van de man daardoor onvoldoende onderbouwd dat de woning te [land] behoort tot het gemeenschappelijk vermogen van partijen. De woning te [land] zal dan ook buiten de verdeling worden gelaten. Het verzoek van de man te bepalen dat de vrouw de helft van de taxatiekosten van die woning moet voldoen, wordt afgewezen.
De echtelijke woning [adres] en de op de woning rustende hypothecaire geldlening (Rabo OpbouwHypotheek [nummer] , met Rabo Opbouwspaarrekening [rekeningnumer] )
2.7.1.
De vrouw heeft aanvankelijk verzocht de woning aan haar toe te delen tegen de waarde die blijkt uit een nog uit te voeren taxatie. De man had eerst geen bezwaar tegen toedeling van de woning aan de vrouw. Hij had er alleen bezwaar tegen dat de woning nog een keer getaxeerd moest worden. De man vond dat bij toedeling aan de vrouw moest worden uitgegaan van de in januari 2024 getaxeerde waarde van € 430.000,00. In reactie daarop heeft de vrouw haar verzoek tot toedeling gewijzigd. Zij verzoekt thans de woning aan haar toe te delen tegen een waarde van € 430.000,00. Zij heeft een berekening overgelegd, met een verklaring van haar hypotheekadviseur dat de vrouw de benodigde financiering kan krijgen om de woning tegen een waarde van € 430.000,00 zich te laten toedelen.
2.7.2.
De man heeft vervolgens zijn standpunt gewijzigd. De man wil nu zelf de woning toegedeeld krijgen. Hij heeft een e-mail van 23 juli 2024 overgelegd, waarin een hypotheekadviseur schrijft dat weliswaar bepaalde uitgangspunten nog onbekend zijn, maar dat hij de kans groot acht dat de man voldoende financiering kan krijgen om zich de woning te laten toedelen.
2.7.3.
De rechtbank constateert dat beide partijen de woning toegedeeld wensen te krijgen, en beide partijen stellen dat zij voldoende financiering voor toedeling kunnen krijgen. De vrouw heeft daartoe een berekening van een hypotheekadviseur overgelegd. Ook de man heeft een e-mail van een hypotheekadviseur overgelegd, maar daarin is geen concrete berekening opgenomen. Omdat partijen het er in eerste instantie over eens waren dat de vrouw de kans zou krijgen om de woning toegedeeld te krijgen, terwijl uit de verklaring van haar hypotheekadviseur blijkt dat er een reële kans is dat zij de woning kan overnemen, zal de vrouw als eerste in de gelegenheid worden gesteld zich de woning te laten toedelen. Voor het geval het de vrouw niet lukt de financiering rond te krijgen, zal de rechtbank bepalen dat de man vervolgens de gelegenheid krijgt zich de woning te laten toedelen.
Toedeling van de woning aan de vrouw
2.7.4.
De rechtbank zal bepalen dat de echtelijke woning aan de vrouw wordt toebedeeld tegen een waarde van € 430.000,00, onder de opschortende voorwaarde dat de man uiterlijk op 22 juli 2025 kan worden ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening, waarbij de aan de hypothecaire lening gekoppelde spaarpolis bij de Rabobank zal worden aangewend ter aflossing van deze hypothecaire geldlening en de vrouw de man de helft van de overwaarde (te weten de getaxeerde waarde minus de hypothecaire geldlening, vermeerderd met de waarde van de spaarpolis) voldoet dan wel, indien een negatief bedrag resteert, dit door partijen bij helfte wordt gedragen.
Toedeling van de woning aan de man
2.7.5.
In het geval het de vrouw niet lukt zich binnen de gestelde termijn en op de gestelde voorwaarden de woning te laten toedelen, wordt de echtelijke woning aan de man toebedeeld, eveneens tegen een waarde van € 430.000,00, onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw uiterlijk 22 oktober 2025 kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening, waarbij de aan de hypothecaire lening gekoppelde spaarpolis bij de Rabobank zal worden aangewend ter aflossing van deze hypothecaire geldlening en de man de vrouw de helft van de overwaarde (te weten de getaxeerde waarde minus de hypothecaire geldlening, vermeerderd met de waarde van de spaarpolis) voldoet dan wel, indien een negatief bedrag resteert, dit door partijen bij helfte wordt gedragen.
Verkoop van de woning aan een derde
2.7.6.
Als zowel de vrouw als de man er niet in slaagt zich de woning te laten toedelen, zal de woning aan een derde moeten worden verkocht. De vrouw heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door de man verzochte wijze van het in verkoop brengen van de woning. De rechtbank zal daarom zoveel mogelijk overeenkomstig het voorstel van de man beslissen. Zij ziet geen reden om eraan te twijfelen dat de vrouw aan verkoop zal meewerken indien dit aan de orde is. Het verzoek te bepalen dat deze beschikking bij niet-medewerking in de plaats treedt van haar toestemming of handtekening wordt dan ook afgewezen.
2.7.7.
Binnen vier weken nadat duidelijk is geworden dat zowel de vrouw als de man de woning niet kan overnemen of de termijn voor overname van de woning door de man is verstreken, dienen partijen een gezamenlijke opdracht te geven tot verkoop aan [makelaarskantoor] te [plaats] . Indien partijen niet uiterlijk binnen die vier weken gezamenlijk opdracht hebben gegeven tot verkoop, is ieder van partijen afzonderlijk bevoegd makelaar [makelaarskantoor] te [plaats] opdracht tot verkoop te geven.
2.7.8.
Partijen zullen in onderling overleg met de makelaar de vraagprijs, die dient te zijn gebaseerd op de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen. Indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te koop aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs.
2.7.9.
Voorts zullen partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit naar beste weten kunnen bepalen.
2.7.10.
Beide partijen zijn gehouden – indien en voor zover zij de woning niet binnen de daarvoor gestelde termijn kunnen overnemen – aan deze verkoop en de daaropvolgende overdracht mee te werken. Ieder der partijen is gehouden de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen.
2.7.11.
Na verkoop en overdracht van de woning wordt de verkoopopbrengst, na aflossing van de aan de woning verbonden hypothecaire lening, gelijkelijk tussen partijen verdeeld, dan wel zal ieder van partijen de helft van de restschuld als eigen schuld dragen en voldoen.
2.7.12.
In dit kader zal de aan de hypothecaire lening verbonden polis bij de Rabobank worden afgekocht en zal de afkoopwaarde bij helfte tussen partijen worden verdeeld, dan wel in mindering worden gebracht op de restschuld.
Ter zitting gemaakte afspraken over de resterende vermogensbestanddelen
2.7.13.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over de verdeling van een aantal vermogensbestanddelen. De rechtbank hoeft over de verdeling van deze vermogensbestanddelen dus geen beslissing meer te nemen. Partijen zijn het navolgende overeengekomen:
De bankrekeningen
- De Rabo Directrekening [rekeningnumer] ten name van beide partijen wordt opgeheven zodra de woning aan één van partijen is toegedeeld of aan een derde is verkocht, met verdeling van het saldo bij helfte.
- De Rabo Spaarrekening [rekeningnumer] ten name van beide partijen wordt opgeheven en het actuele saldo van € 916,62 wordt bij helfte tussen partijen verdeeld.
- De Rabo Spaarrekening [rekeningnumer] staat op naam van [de dochter] , de dochter van partijen. De vrouw heeft op die rekening een bedrag geparkeerd van € 22.325,00. De vrouw zal ervoor zorgen dat de man de helft van dat bedrag krijgt overgemaakt.
- De Gouden Handdruk Sparen [rekeningnumer] ten name van de vrouw en de Gouden Handdruk Sparen [rekeningnumer] ten name van de vrouw worden toegedeeld aan de vrouw, zonder verrekening.
- De Aegon Levensloop polis [nummer] ten name van de man en de levensverzekering polisnummer [nummer] ten name van de man worden toegedeeld aan de man, zonder verrekening.
- De op naam van de vrouw gestelde rekening [rekeningnumer] wordt toegedeeld aan de vrouw, zonder verrekening.
- De op naam van de man gestelde rekening [rekeningnumer] wordt toegedeeld aan de man, zonder verrekening.
Inboedel
Aan de man worden toegedeeld de onder f. in de brief van zijn advocaat van 13 maart 2025 genoemde inboedelgoederen, behalve de TV in de woonkamer, de laptop Asus grijs en (aanvullend op de brief onder f.) de Sony videocamera. De rest van de inboedel wordt toegedeeld aan de vrouw. De toedeling van de inboedelgoederen vindt plaats zonder verrekeningen over en weer.
De auto
De auto ( [merk] met kenteken [kenteken] ) wordt toegedeeld aan de vrouw voor een waarde van € 3.150,00 onder de verplichting voor de vrouw om de helft hiervan, zijnde € 1.575,00 aan de man te voldoen.
De winterbanden zullen worden verkocht, en de opbrengst zal bij helfte worden verdeeld.
Pensioenen
Partijen zijn het erover eens dat geen pensioenverevening zal plaatsvinden.
Uitvaartverzekering ( [verzekeringsmaatschappij] )
Partijen zijn het erover eens dat de uitvaartverzekering niet behoort tot de te verdelen goederengemeenschap.
ANWB-Creditcard
De creditcardrekening is inmiddels opgeheven. Er zal geen verrekening plaatsvinden.
Aanslag IB
De vrouw betaalt de man € 72,00, zijnde de helft van de door de man betaalde aanslag inkomstenbelasting van € 144,00, die betrekking heeft op de periode voor de peildatum.
2.8.
Overig / Proceskosten
2.8.1.
Beide partijen hebben hun verzoeken ex artikel 843a ingetrokken, zodat de rechtbank hierover ook geen beslissing hoeft te nemen.
2.8.2.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] , [land] op [huwelijksdatum] ;
3.2.
gelast de wijze van verdeling van de echtelijke woning van partijen en de daaraan verbonden hypothecaire lening en spaarpolis overeenkomstig het hierboven in rechtsoverweging 2.7.4. tot en met 2.7.12. bepaalde;
3.3.
verklaart de beslissing in 3.2. uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
bepaalt dat elke partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
3.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 22 april 2025.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.