ECLI:NL:RBNHO:2025:4164

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
11577477 VV EXPL 25-40
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorbetaling van kwartaalbonus tijdens ziekte

In deze zaak vordert een werknemer, [eiser], de doorbetaling van zijn kwartaalbonus tijdens ziekte van zijn werkgever, Rebll Network B.V. De kantonrechter oordeelt dat de kwartaalbonus een arbeidsvoorwaarde is die een vast onderdeel van het salaris van de werknemer vormt. De werkgever heeft de betaling van de kwartaalbonus stopgezet, wat volgens de kantonrechter niet rechtmatig is. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] toe, met de bepaling dat tijdens ziekte 70% van de kwartaalbonus moet worden doorbetaald. De procedure omvat een dagvaarding, een mondelinge behandeling en de overgelegde producties door de gedaagde partij. De kantonrechter concludeert dat de kwartaalbonus niet eenzijdig door de werkgever mocht worden stopgezet en dat de werknemer recht heeft op doorbetaling van de kwartaalbonus, met inachtneming van het percentage dat geldt tijdens ziekte. De kantonrechter legt ook de wettelijke verhoging en rente op, evenals de verplichting voor de werkgever om deugdelijke bruto/netto specificaties te verstrekken over de kwartaalbonussen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11577477 \ VV EXPL 25-40 (HB)
Vonnis in kort geding van 27 maart 2025(bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
te [plaats], gemeente [gemeente],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. L.M. Draaijer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REBLL NETWORK B.V.,
te Haarlem (kantoorhoudende te Amsterdam),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Rebll,
verschenen bij mr. T. Nina (bestuurder en chief legal officer).
De zaak in het kort
In deze zaak vordert een werknemer doorbetaling (tijdens ziekte) van zijn kwartaalbonus. De kantonrechter is van oordeel dat de kwartaalbonus in dit geval een arbeidsvoorwaarde is die een vast onderdeel van het salaris van de werknemer vormt en dat de werkgever de betaling daarvan niet zomaar mocht stopzetten.
De vordering wordt toegewezen, met dien verstande dat tijdens ziekte 70% in plaats van 100% van die bonus moet worden doorbetaald.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 maart 2025 met producties
- de mondelinge behandeling van 17 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de ter zitting door Rebll overgelegde producties.

2.Feiten

2.1.
Rebll verleent diensten op het gebied van informatietechnologie.
2.2.
[eiser] is op 23 juli 2012 in dienst getreden bij Rebll. De arbeidsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd. Op de arbeidsovereenkomst is het personeelshandboek van Rebll van toepassing, voor zover dat niet strijdig is met het bepaalde in de arbeidsovereenkomst. Er is geen cao van toepassing.
2.3.
De functie van [eiser] is senior sales support. De arbeidsduur bedraagt 40 uur per week.
2.4.
Het salaris van [eiser] bedroeg laatstelijk € 4.550,- bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.5.
In artikel 8.3. van de arbeidsovereenkomst staat - kort weergegeven - dat de werknemer die wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten gedurende maximaal 104 weken 70% van het laatst verdiende bruto basissalaris ontvangt.
2.6.
In artikel 18 van de arbeidsovereenkomst staat dat de werkgever de bevoegdheid heeft om ‘
bovengenoemde’ arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen wanneer hij daarbij een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer daarvoor redelijkerwijs moet wijken.
2.7.
In het personeelshandboek staat een commissieregeling, waarbij de ontvangst van commissie afhankelijk is gesteld van de prestaties van de werknemer.
2.8.
Met ingang van 1 september 2018 heeft Rebll aan [eiser] een kwartaalbonus van € 2.000,00 bruto toegekend. Die bonus is niet in de arbeidsovereenkomst opgenomen. Rebll heeft die toekenning aan [eiser] bevestigd bij brief van 5 september 2018. In die brief staat:
‘Omdat jij met je huidige werkzaamheden buiten het commissiemodel valt, willen wij jou een bruto kwartaalbonus van € 2.000,00 aanbieden. (..) Indien jij in de toekomst binnen RebLL van functie wijzigt, zal worden bekeken of deze regeling gehanteerd kan blijven.’
Bij brief van 22 oktober 2020 heeft Rebll aan [eiser] bevestigd dat de kwartaalbonus per 1 november 2020, onder dezelfde voorwaarden, zal worden verhoogd naar € 3.000,00 bruto.
2.9.
Tijdens een periode van langdurige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte (van bijna 2 jaar, met ingang van 15 maart 2021) heeft Rebll de kwartaalbonus aan [eiser] doorbetaald, voor 100% in het eerste ziektejaar en voor 70% in het tweede ziektejaar.
2.10.
Op 16 augustus 2024 heeft [eiser] zich weer ziek gemeld. [eiser] is (in ieder geval op de zittingsdatum) nog steeds arbeidsongeschikt wegens ziekte.
2.11.
Met ingang van 1 september 2024 heeft Rebll 70% van het salaris van [eiser] doorbetaald. Per die datum heeft zij de betaling van de kwartaalbonus stopgezet. Bij e-mail van 27 augustus 2024 heeft Rebll als redenen voor die stopzetting aangevoerd dat die bonus op basis van performance is en dat de financiële resultaten van het bedrijf erg tegenvallen.
2.12.
Bij brief van zijn gemachtigde van 11 december 2024 heeft [eiser] Rebll gesommeerd om tot betaling van de kwartaalbonus over te gaan. Ook heeft hij bij die brief aanspraak gemaakt op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente in geval van uitblijvende betaling.
2.13.
Partijen hebben geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen, maar zij zijn daarin niet geslaagd. De bonus is onbetaald gebleven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening Rebll veroordeelt:
I. tot betaling van:
a. € 6.000,00 bruto aan achterstallige kwartaalbonussen over de periode van 1 september 2024 tot en met 28 februari 2025;
b. de toekomstige kwartaalbonussen (€ 3.000,00 bruto per kwartaal) vanaf 1 maart 2025;
c. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over het onder a en b gevorderde;
d. de wettelijke rente over het onder a, b en c gevorderde;
e. € 675,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
f. de proceskosten;
g. de nakosten (met de wettelijke rente);
II. om aan [eiser] (binnen 5 dagen na betekening van het vonnis) deugdelijke bruto/netto specificaties overeenkomstig artikel 7:626 BW te verstrekken over de kwartaalbonussen vanaf 1 september 2024, op straffe van een dwangsom.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Rebll de betaling van de kwartaalbonus per 1 september 2024 ten onrechte heeft stopgezet, omdat die bonus een arbeidsvoorwaarde is die een vast onderdeel van zijn salaris vormt. [eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering.
3.3.
Rebll voert verweer. Zij erkent dat de kwartaalbonus is overeengekomen, maar deze hoeft tijdens ziekte slechts voor 70% te worden doorbetaald. Bovendien is er aanleiding de bonusregeling aan te passen, gelet op de slechte bedrijfsresultaten van Rebll en op de positie van [eiser] ten opzichte van andere medewerkers van Rebll voor wie de commissieregeling geldt.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover van belang, verder worden ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader kort geding
4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, omdat de kwartaalbonus een aanzienlijk deel van de inkomsten uit arbeid van [eiser] vormt en [eiser] (onweersproken) heeft gesteld dat hij door de uitblijvende betaling van de bonus minder goed aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen.
4.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
De kwartaalbonus is een vaste arbeidsvoorwaarde
4.3.
Als door Rebll erkend staat vast dat zij met [eiser] een unieke bonusregeling is overeengekomen die afwijkt van het commissiemodel dat voor haar andere (sales)werknemers geldt. Anders dan de commissie die laatstgenoemde werknemers ontvangen, is de kwartaalbonus van [eiser] niet afhankelijk gesteld van de arbeidsprestaties. Ook is bij de toekenning van de kwartaalbonus geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van de financiële resultaten van de onderneming. Het enige voorbehoud dat is gemaakt, is dat de getroffen regeling mogelijk kan worden herzien als de functie van [eiser] wijzigt. Van een functiewijziging is echter (onbetwist) geen sprake.
4.4.
De kantonrechter kwalificeert de overeengekomen kwartaalbonus als een arbeidsvoorwaarde die een vast bestanddeel van het loon van [eiser] vormt. Immers, die bonus betreft een van de arbeidsprestaties en van de bedrijfsresultaten onafhankelijk, vast bedrag dat al lange tijd, ook tijdens de eerdere periode van arbeidsongeschiktheid, aan [eiser] wordt betaald.
4.5.
Rebll heeft aangevoerd dat deze arbeidsvoorwaarde van [eiser] niet langer kan worden gehandhaafd, omdat het slecht gaat met het bedrijf en omdat het onwenselijk is dat er ongelijkheid bestaat tussen de positie van [eiser] en de andere werknemers die vergelijkbare werkzaamheden verrichten en geen vaste bonus hebben. In dat verband heeft Rebll verwezen naar het eenzijdige wijzigingsbeding in arbeidsovereenkomst.
4.6.
Nog daargelaten het antwoord op de vraag of sprake is van een zwaarwichtig belang van Rebll zoals in dat wijzigingsbeding bedoeld, heeft dat wijzigingsbeding alleen betrekking op de arbeidsvoorwaarden die in de schriftelijke arbeidsovereenkomst staan (gelet op het woord
‘bovengenoemde’in de dat wijzigingsbeding). Dat beding heeft dus geen betrekking op de later afzonderlijk overeengekomen bonus.
4.7.
Desondanks is het voor Rebll als werkgever mogelijk een met [eiser] als werknemer overeengekomen vaste arbeidsvoorwaarde (de kwartaalbonus) te wijzigen, hetzij met instemming van de werknemer, hetzij tegen de zin van de werknemer mits aan de voor een wijziging van een arbeidsvoorwaarde geldende regels is voldaan. Een concreet voorstel tot wijziging van de bonusregeling is door Rebll echter niet gedaan en is in dit geding dus niet aan de orde.
4.8.
De conclusie is dat de kwartaalbonus niet per 1 september 2024 eenzijdig door Rebll mocht worden stopgezet. De met [eiser] overeengekomen bonusregeling blijft gelden zolang die regeling niet rechtsgeldig is gewijzigd (en de arbeidsovereenkomst nog bestaat). De kwartaalbonus moet dus met ingang van 1 september 2024 (ook tijdens ziekte) aan [eiser] worden doorbetaald.
Doorbetaling van de kwartaalbonus tijdens ziekte voor 100% of 70%?
4.9.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de kwartaalbonus tijdens ziekte volledig moet worden doorbetaald of slechts voor 70%. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat laatste het geval. Dat licht zij hieronder toe.
4.10.
[eiser] heeft bepleit dat de bonus tijdens ziekte volledig moet worden doorbetaald, omdat in artikel 8.3. van de arbeidsovereenkomst staat dat tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte 70% van het ‘
basissalaris’moet worden betaald en in de brief van 5 september 2018, waarbij de bonusafspraak is bevestigd, niets is vermeld over het doorbetalingspercentage bij ziekte. De kantonrechter volgt dat standpunt niet. Immers, de kwartaalbonus van [eiser] is feitelijk een onderdeel van zijn loon. Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW moet bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte gedurende 104 weken 70% van het loon aan de werknemer worden doorbetaald. Het feit dat bij het overeenkomen van de bonus geen afspraak is gemaakt over het uitkeringspercentage bij ziekte maakt dat niet anders. De omstandigheid dat eerder tijdens ziekte wel 100% van de bonus is betaald, leidt er evenmin toe dat de bonus per 1 september 2024 volledig moet worden doorbetaald. Niet gebleken is immers dat aan die eerdere volledige doorbetaling enige wettelijke grondslag of afspraak aan ten grondslag lag. Aan de onverplichte aanvulling tot 100% tijdens die eerdere ziekteperiode kan [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter geen rechten ontlenen.
4.11.
Dit betekent dat de kwartaalbonussen over de periode van 1 september 2024 tot en met 28 februari 2025 toewijsbaar zijn tot een bedrag van in totaal € 4.200,- bruto (70% van € 6.000,- bruto). De kwartaalbonussen vanaf 1 maart 2025 zijn toewijsbaar voor 70% (van € 3.000,- bruto) tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte en voor 100% na herstel van die arbeidsongeschiktheid, totdat de bonusregeling van [eiser] rechtsgeldig is gewijzigd.
De wettelijke verhoging
4.12.
De wettelijke verhoging is toewijsbaar over de tot en met 28 februari 2025 achterstallige kwartaalbonussen. De kantonrechter ziet in alle omstandigheden van het geval aanleiding die wettelijke verhoging te matigen tot 30%.
4.13.
Over de kwartaalbonussen vanaf 1 maart 2025 zal de wettelijke verhoging niet worden toegewezen, omdat niet op voorhand vaststaat dat die bonussen te laat zullen worden betaald. De kantonrechter gaat ervan uit dat Rebll aan de veroordeling tot betaling van die bonussen zal voldoen.
De wettelijke rente
4.14.
De wettelijke rente is toewijsbaar over de hiervoor toegewezen posten (voor zover deze te laat zijn of worden betaald) vanaf de betreffende verzuimdata.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.15.
De over de achterstallige kwartaalbonussen gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar over het toegewezen bedrag van € 4.200,00 (bruto) overeenkomstig het tarief zoals vermeld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit komt neer op een bedrag van € 659,45 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten. Er zijn voldoende buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht.
Salarisspecificaties
4.16.
Ook zal Rebll worden veroordeeld om (overeenkomstig artikel 7:626 BW) deugdelijke bruto/netto specificaties over de kwartaalbonussen vanaf 1 september 2024 te verstrekken binnen de hierna onder de beslissing vermelde termijn.
4.17.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om daaraan een dwangsom te verbinden, omdat zij ervan uitgaat dat Rebll aan die veroordeling zal voldoen.
Proceskosten en nakosten
4.18.
Rebll is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
149,02 (inclusief btw)
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
Totaal
1.188,02
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten is toewijsbaar zoals in de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Rebll om aan [eiser] te betalen:
een bedrag van € 4.200,00 bruto aan achterstallige kwartaalbonussen over de periode van 1 september 2024 tot en met 28 februari 2025;
de kwartaalbonussen vanaf 1 maart 2025 (70% van € 3.000,- bruto tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte en 100% van € 3.000,- bruto na herstel van die arbeidsongeschiktheid) zolang de bonusregeling van [eiser] niet rechtsgeldig is gewijzigd en de arbeidsovereenkomst nog bestaat;
de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW (gematigd tot 30%) over het onder a toegewezen bedrag;
e wettelijke rente over de onder a, b en c toegewezen bedragen (voor zover te laat betaald) telkens vanaf de dag van verzuim tot de dag van de volledige betaling;
€ 659,45 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt Rebll om aan [eiser] deugdelijke bruto/netto specificaties (overeenkomstig art 7:626 BW) te verstrekken over de kwartaalbonussen vanaf 1 september 2024 (wat betreft de achterstallige kwartaalbonussen tot en met 28 februari 2025 binnen veertien dagen na de dag van betekening van het vonnis);
5.3.
veroordeelt Rebll in de proceskosten van € 1.188,02, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten van € 135,00 als die kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, vanaf de dag waarop die betalingstermijn is verstreken tot de dag van de volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
De griffier, De kantonrechter,