ECLI:NL:RBNHO:2025:4141
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Letselschadevergoeding politieagent na verzet bij aanhouding
In deze zaak gaat het om letselschade die een politieagent heeft geleden als gevolg van het verzet van gedaagde bij zijn aanhouding. De gevorderde immateriële schadevergoeding wordt afgewezen, omdat eiser onvoldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat het gaat om schade die is geleden na indiening van zijn vordering als benadeelde partij in het strafproces. De misgelopen onregelmatigheidstoeslag die eiser vordert wordt afgewezen, omdat een grondslag daarvoor ontbreekt. De vergoeding voor huishoudelijke hulp is in overeenstemming met de Richtlijn en wordt toegewezen. De schade wegens verlies aan zelfwerkzaamheid wordt begroot op de helft van het gevorderde bedrag.
De procedure begon met de dagvaarding van 18 september 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en een tussenvonnis. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 maart 2025. Eiser, een politieambtenaar, had letselschade opgelopen tijdens een aanhouding waarbij de gedaagde zich verzette. Eiser vorderde een schadevergoeding voor immateriële en materiële schade, maar de kantonrechter oordeelde dat de immateriële schadevordering onvoldoende was onderbouwd. De vordering voor misgelopen onregelmatigheidstoeslag werd afgewezen, omdat de bewindvoerder niet aansprakelijk was. De vergoeding voor huishoudelijke hulp werd toegewezen op basis van de Richtlijn Huishoudelijke Hulp, en de schade wegens verlies aan zelfwerkzaamheid werd op de helft van het gevorderde bedrag vastgesteld.
De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden door de onrechtmatige daad van de gedaagde. De wettelijke rente over de toegewezen schadevergoeding werd toegewezen vanaf de datum van dagvaarding. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 2 april 2025.