ECLI:NL:RBNHO:2025:414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
C/15/360116 / KG ZA 24-727
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot toestemming en medewerking bij verkoop van de woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak vordert de man, die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld is, dat de vrouw toestemming verleent voor de verkoop van de woning. De vrouw betwist het spoedeisend belang van de man en stelt dat zij de verkoop van de woning tot het einde van het jaar wil uitstellen. De man heeft echter stukken overgelegd waaruit blijkt dat de bank aandringt op de verkoop van de woning om zijn negatieve eigen vermogen in de onderneming aan te zuiveren. De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van de man voldoende is aangetoond, maar komt ook tegemoet aan de belangen van de vrouw door te bepalen dat de levering van de woning niet eerder mag plaatsvinden dan 1 oktober 2025, tenzij de vrouw instemt met een eerdere datum. De vrouw wordt verder verplicht om haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en de woning tijdig te ontruimen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man grotendeels toe, maar compenseert de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/360116 / KG ZA 24-727
Vonnis in kort geding van 30 januari 2025
in de zaak van
[de man],
wonende in de gemeente [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. M.Y.M. Renken te Zoeterwoude,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats 2], gemeente [plaats 1],
de vrouw,
advocaat mr. A.C. Mens te [plaats 2], gemeente Haarlemmermeer.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
De zaak in het kort
De man vordert veroordeling van de vrouw om toestemming te geven voor en medewerking te verlenen aan verkoop van de woning. De vrouw betwist het spoedeisend belang van de man bij verkoop en stelt dat zij er belang bij heeft dat de verkoop van de woning tot eind van dit jaar wordt uitgesteld. Uit door de man overgelegde stukken blijkt dat de bank aandringt op verkoop van de woning zodat hij met de opbrengst zijn negatieve eigen vermogen in de onderneming kan aanzuiveren. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven. Aan het belang van de vrouw wordt tegemoet gekomen door te bepalen dat levering van de woning aan de koper, zonder instemming van de vrouw, niet mag plaatsvinden vóór 1 oktober 2025.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 3
  • de akte uitlaten en overleggen aanvullende producties 4 t/m 14 van de zijde van de man
  • de aanvullende productie 15 van de zijde van de man
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 3
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de man.
1.2.
Voor de mondelinge behandeling op 16 januari 2024 zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Renken voornoemd en de vrouw, vergezeld van de heer J.Hynd, tolk in de Engelse taal en bijgestaan door mr. Mens voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 23 juni 2016 gehuwd op huwelijkse voorwaarden. De relatie is sinds het najaar 2023 geëindigd en sinds augustus 2024 is er een echtscheidingsprocedure tussen partijen aanhangig bij deze rechtbank. In die zaak is nog geen datum voor een mondelinge behandeling gepland.
2.2.
Uit de relatie tussen partijen is één, zoon geboren, [minderjarige 1] van thans 12 jaar oud.
de vrouw heeft nog een zoon uit een eerdere relatie, [minderjarige 2]. [minderjarige 2] is 17 jaar oud en woont bij de vrouw.
2.3.
De man is eigenaar van een woning aan de [adres] te [plaats 2] (de woning). De vrouw bewoont deze woning op dit moment met de kinderen. De man verblijft bij zijn moeder.
2.4.
De man heeft samen met zijn broer een vennootschap onder firma, [bedrijf] V.O.F. (hierna: de onderneming) De onderneming verkeert in financieel zwaar weer en staat sinds september 2023 onder verscherpt toezicht van de Rabobank. De Rabobank heeft geconstateerd dat de situatie van de onderneming voor een groot deel een gevolg is van de hoge privéonttrekkingen door de man gedurende een aantal jaren. De Rabobank heeft de man opgedragen om de woning te verkopen zodat hij met de opbrengst van die verkoop zijn negatieve eigen vermogen in de onderneming kan aanvullen. De man wil de woning op korte termijn verkopen om het voortbestaan van de vennootschap mogelijk te maken.
2.5.
De vrouw heeft in de echtscheidingsprocedure verzocht om voortgezet gebruik van de woning gedurende zes maanden na ontbinding van het huwelijk. Zij wenst niet mee te werken aan verkoop van de woning.
2.6.
De vrouw heeft eind december 2024 een verzoekschrift voorlopige voorzieningen bij echtscheiding ingediend waarin zij verzoekt om toewijzing van het recht om de woning voorlopig met uitsluiting van de man te mogen bewonen. In die zaak heeft nog geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert samengevat - om de vrouw te bevelen binnen een week na betekening van het vonnis haar toestemming te verlenen aan de man, als bedoeld in artikel 1:88 BW, om de woning te verkopen, op straffe van een dwangsom, alsmede dat wordt bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de toestemming van de vrouw. Voorts vordert de man om de vrouw te bevelen haar medewerking te verlenen aan verkoop van de woning, op straffe van een dwangsom en om de woning tijdig, althans twee weken voor levering aan de kopers te ontruimen, op straffe van een dwangsom en met machtiging van de man om die ontruiming zo nodig te doen bewerkstelligen met behulp van de sterke arm. Een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van dit geding.
3.2.
De man stelt dat hij spoedeisend belang heeft bij zijn vordering omdat zijn onderneming onder verscherpt toezicht staat van de afdeling Bijzonder Beheer van de Rabobank en de bank aandringt op verkoop van de woning. Hij stelt dat het faillissement van de onderneming dreigt als de woning niet op korte termijn wordt verkocht. Hij verklaart verder dat de bank bovendien de woning op korte termijn executoriaal kan verkopen als de man niet aan zijn verplichtingen ten aanzien van de hypotheek kan voldoen.
3.3.
De vrouw voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Uit de overgelegde stukken volgt dat de man voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.
De standpunten van partijen
4.2.
De man heeft met stukken onderbouwd gesteld dat de onderneming in financieel zwaar weer verkeert en dat hij daarom, op aanraden van de bank, de woning moet verkopen. Hij heeft gesteld dat anders het risico bestaat dat de onderneming failliet gaat.
4.3.
De vrouw heeft voorop gesteld dat de man steeds heeft gezegd dat zij na de echtscheiding met de kinderen in de woning mocht blijven wonen en dat de man pas eind augustus 2024 heeft aangegeven dat het slecht zou gaan met de onderneming. Zij heeft betwist dat het zo slecht gaat met de onderneming als wordt gesteld. Daarbij heeft zij erop gewezen dat de onderneming nog winst maakt. Verder heeft zij aangevoerd dat de man, naast de woning, andere vermogensbestanddelen bezit die hij kan verkopen om geld vrij te maken.
De vrouw heeft benadrukt dat zij er belang bij heeft om de woning nog te kunnen blijven bewonen tot zes maanden na de echtscheiding omdat zij met de kinderen geen vervangende woonruimte heeft. Zij heeft verklaard dat in de echtscheidingsprocedure nog geen mondelinge behandeling is gepland en dat zij, omdat de man nu aandringt op spoedige verkoop van de woning, ook bij wijze van voorlopige voorziening het alleengebruik van de woning heeft verzocht. Zij heeft verklaard dat het instellen van een dergelijke vordering tot voortgezet gebruik van belang is om na de echtscheiding überhaupt in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring, maar dat zij niets kan zolang er nog geen echtscheiding is. Tot slot heeft zij verzocht om bij toewijzing van de vordering te bepalen dat de woning pas tegen het einde van dit jaar in de verkoop gaat om haar voldoende tijd te geven vervangende woonruimte te zoeken.
De voorzieningenrechter
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de man aanvankelijk heeft toegezegd dat de vrouw met de kinderen voorlopig in de woning kon blijven wonen. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat inmiddels sprake is van gewijzigde situatie, waarin de bedrijfsvoering van de onderneming van de man (en zijn broer) gevaar loopt en de man door de bank onder druk gezet wordt zijn eigen negatieve vermogen in de onderneming aan te vullen door verkoop van de woning op korte termijn.
Door de vrouw is nog aangevoerd dat het gaat om privéonttrekkingen van de man en dat deze de afgelopen jaren minder geworden zijn.
4.5.
Dat het negatieve vermogen van de man in de onderneming het gevolg is van de hoge privéonttrekkingen door de man is voldoende aannemelijk geworden. Ter zitting heeft de man verklaard dat hij die privéonttrekkingen (tot een bedrag van ruim € 278.000,-) heeft gedaan omdat hij de vrouw op haar verzoek geld geleend heeft voor het onderhoud van de woning in Thailand die zij van haar moeder geërfd heeft. Verder zijn kosten gemaakt om aan die woning een stuk aan te bouwen. Daarnaast heeft de vrouw hem in de loop der tijd regelmatig kleinere bedragen gevraagd heeft die hij haar telkens geleend heeft, maar dat het bedrag alles bij elkaar genomen, behoorlijk is opgelopen. Weliswaar heeft de vrouw deze stelling van de man betwist, maar naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de geschetste gang van zaken voldoende aannemelijk geworden. Hieruit blijkt dat de vrouw tenminste meegeprofiteerd heeft van de (substantiële) privéonttrekkingen uit de onderneming en dat zij dit niet uitsluitend op de man kan afschuiven.
4.6.
Uit een brief van de bank van 15 januari 2025 blijkt het volgende:
… Het onroerend goed in [plaats 3] behoeft (…) op dit moment niet te worden verkocht omdat dit onroerend goed als dekking dient voor de zakelijke rekening.
Op de vraag hoelang (…) Vof de tijd krijgt om zijn zaken financieel weer op orde te krijgen hebben wij geantwoord 3 jaar, inclusief een proefperiode van 1 jaar. Deze periode loopt medio 2026 dus af.
Dit betekent dat medio 2025 (…) Vof zijn zaken financieel op orde moet hebben. Pas dan kan de proeftijd gaan starten. Daarom de noodzaak voor [de man] om zo snel mogelijk zijn vermogen aan te vullen, omdat de bank eerder al heeft aangegeven de teeltopzet voor het seizoen 2025/2026 niet te gaan financieren. Gezien de huidige achterstand op de hypotheek is daarom een verkoop noodzakelijk om financieel rust te creëren en de teeltopzet 2025/2026 te kunnen bekostigen.
4.7.
Uit de inhoud van deze brief blijkt duidelijk dat de bank van mening is dat de onderneming de zaken financieel medio 2025 weer op orde moet hebben. De vrouw heeft nog gesteld dat de man bewust een achterstand in zijn betalingsverplichting heeft laten ontstaan om zo de noodzaak voor verkoop van de woning te creëren, maar die stelling is door de man betwist en door de vrouw niet nader onderbouwd, zodat hieraan voorbij gegaan wordt.
4.8.
De woning is volledig eigendom van de man. Omdat de woning echter als echtelijke woning is gebruikt en de vrouw deze nog altijd bewoont met de kinderen, heeft de man voor de verkoop van de woning toestemming van de vrouw nodig op grond van het bepaalde in artikel 1:88 lid 1 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.9.
De vrouw wil die toestemming op dit moment niet geven. Zij heeft gesteld dat zij er belang bij heeft dat de woning tot het eind van dit jaar onverkocht blijft, omdat zij geen vervangende woonruimte heeft voor haar en de kinderen en dat ook uit de huwelijkse voorwaarden blijkt dat zij de woning tenminste nog tot twee weken na het inschrijven van de echtscheiding mag blijven bewonen.
4.10.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van de vrouw om in de woning te kunnen blijven wonen met haar zoons moet wijken voor het belang van man om de woning nu op afzienbare termijn in de verkoop te kunnen zetten. De vrouw heeft zich er vanaf de beëindiging van de affectieve relatie met de man in het najaar 2023 op kunnen voorbereiden dat zij de woning op enig moment zal moeten verlaten met haar zoons. Zij heeft dus in beginsel voldoende tijd gekregen om te zoeken naar vervangende woonruimte. Weliswaar is de noodzaak tot verkoop van de woning op korte termijn pas eind vorig jaar duidelijk geworden, maar de vrouw heeft niet gesteld of onderbouwd dat zij vanaf dat moment inspanningen heeft geleverd om andere woonruimte te vinden. Integendeel, haar inspanningen lijken er tot nu toe voornamelijk op gericht te zijn geweest zo lang mogelijk in de woning van de man te kunnen blijven wonen, op kosten van de man.
4.11.
Omdat de man voldoende aannemelijk gemaakt heeft dat hij spoedeisend belang heeft bij het opstarten van een verkooptraject voor de woning, zal het gevorderde bevel aan de vrouw om toestemming te verlenen worden toegewezen. Daarnaast zal bepaald worden dat als de vrouw aan dit bevel niet voldoet dit vonnis in de plaats treedt van die benodigde toestemming. Bij die stand van zaken heeft de man onvoldoende belang bij toewijzing van de daarnaast gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming. Deze zal worden afgewezen.
4.12.
Ten aanzien van de vordering van de man om de vrouw te bevelen binnen een week na een verzoek daartoe haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, heeft de vrouw gesteld dat van haar niet verlangd kan worden om de woning verkoopklaar te maken, omdat de woning vol staat met rommel van de man en de man de woning en de tuin in verwaarloosde toestand heeft achtergelaten. De voorzieningenrechter volgt de vrouw hierin niet. De vrouw bewoont de woning met de kinderen en van haar mag verwacht worden dat zij als gebruiker van de woning deze schoonmaakt en opruimt. Zij zal dus worden veroordeeld om alle adviezen van de makelaar op te volgen voor het verkoopklaar maken van de woning, voor zover die adviezen betrekking hebben op het opruimen en schoonmaken van de woning en de tuin. Voor zover de adviezen van de makelaar betrekking hebben op bepaalde onderhoudswerkzaamheden aan de woning en/of groot onderhoud aan de tuin is het aan de man om daarvoor zorg te dragen omdat de woning zijn eigendom is. De vrouw moet de man daartoe wel in de gelegenheid stellen.
Voor het overige is het aan de vrouw om mee te werken aan de verkoop van de woning door toegang te verlenen aan de makelaar en potentiële kopers voor bezichtigingen, tijdig sleutels af te geven aan de makelaar en de woning voor de bezichtigingen toonbaar te maken.
4.13.
De gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming van deze medewerking wordt toegewezen. Wel zal de dwangsom worden gematigd en zal er een maximum worden verbonden aan de te verbeuren dwangsommen.
4.14.
Door de vrouw is nog aangevoerd dat zij een dwangsom niet kan betalen, maar dit verweer kan haar niet helpen. De vrouw heeft deze stelling niet met stukken onderbouwd. Bovendien geldt dat zolang de vrouw voldoet aan het vonnis, zij geen dwangsommen verschuldigd wordt.
4.15.
De vordering om de vrouw te bevelen de woning tijdig voor de levering aan de kopers te ontruimen zal worden toegewezen met inachtneming van het volgende.
De voorzieningenrechter zal hieraan een termijn verbinden van twee weken vóór de levering aan de kopers. De vrouw hoeft daarbij uitsluitend haar eigen spullen (en die van de kinderen) mee te nemen en niet ook de spullen die eigendom zijn van de man. Vervolgens heeft de man nog twee weken de tijd tot aan de levering aan de kopers om zijn eigen spullen uit de woning te halen.
4.16.
Om enigszins aan het belang van de vrouw en de kinderen tegemoet te komen ziet de voorzieningenrechter aanleiding te bepalen dat de vrouw nog enige tijd gegund moet worden om vervangende woonruimte te zoeken voor haar en de kinderen. Daarom zal bij wijze van ordemaatregel worden bepaald dat levering van de woning aan een koper niet eerder zal mogen plaatsvinden dan uiterlijk zeven maanden na de datum van dit vonnis, derhalve uiterlijk vóór 1 oktober 2025 of zoveel eerder als de vrouw met die levering instemt.
4.17.
De voorzieningenrechter benadrukt dat de vrouw er alle belang bij heeft om haar medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Zij heeft in de echtscheidingsprocedure immers verzocht om toekenning van kinder- en partneralimentatie. Als de man niet tijdig aan de eisen van de bank kan voldoen om zijn negatieve vermogen aan te vullen, bestaat het risico dat de onderneming in staat van faillissement zal raken en zal de man niet langer in staat zijn inkomsten te genereren en niet in staat zijn om enige alimentatie aan haar te betalen.
4.18.
De gevorderde dwangsom als prikkel tot nakoming wordt afgewezen. De gevorderde machtiging van de man om de ontruiming van de vrouw zonodig met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen wordt wel toegewezen.
4.19.
Omdat partijen echtelieden zijn zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt de vrouw om binnen één week na betekening van dit vonnis haar toestemming aan de man te verlenen als bedoeld in artikel 1:88 BW tot verkoop/vervreemding van de woning aan de [adres] te 2132 BS [plaats 2] en bepaalt dat als de vrouw binnen genoemde termijn in gebreke blijft deze toestemming te verlenen, dit vonnis in de plaats treedt van de hiervoor bedoelde toestemming,
5.2.
beveelt de vrouw om binnen één week na een verzoek van de man om haar medewerking te verlenen aan verkoop van de woning, die medewerking te verlenen door:
  • het opvolgen van alle aanwijzingen van de makelaar voor het verkoopklaar maken van de woning voor zover die aanwijzingen betrekking hebben op opruimen en schoonmaken van de woning,
  • de makelaar en potentiële kopers toegang te verschaffen tot de woning door de sleutels tijdig af te geven,
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte daarvan dat de vrouw, na het verstrijken van de genoemde termijn in gebreke zal blijven met de nakoming van dit bevel, met een maximum aan de te verbeuren dwangsommen van € 7.500,00,
5.3.
bepaalt dat voor zover de adviezen van de makelaar betrekking hebben op onderhoud van de woning en/of onderhoud van de tuin anders dan opruimwerkzaamheden, het aan de man is om deze adviezen op te volgen ter bevordering van de verkoop van de woning en dat de vrouw de man in de gelegenheid moet stellen die werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren,
5.4.
bepaalt bij wijze van ordemaatregel dat de levering van de woning aan de koper(s) niet eerder plaatsvindt dan uiterlijk 1 oktober 2025, tenzij de vrouw instemt met een eerdere datum van levering,
5.5.
beveelt de vrouw om de woning te ontruimen uiterlijk twee weken vóór de levering aan de koper(s) door haar eigen spullen en de spullen van de kinderen mee te nemen uit de woning en deze woongedeeltes bezemschoon achter te laten, met machtiging aan de man om deze ontruiming zonodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie of justitie,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 30 januari 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1155