ECLI:NL:RBNHO:2025:4071

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
10846455 \ CV EXPL 23-8229
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden van ExecutiveFlight Academy B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 maart 2025 een tussenvonnis gewezen in een procedure tussen ExecutiveFlight Academy B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van € 6.700,64, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente, proceskosten en nakosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de precontractuele informatieplichten en de algemene voorwaarden van de eisende partij getoetst.

De kantonrechter oordeelt dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat voldaan is aan de precontractuele informatieplichten. Echter, bij de toetsing van de algemene voorwaarden blijkt dat bepaalde bedingen, zoals het incasso- en proceskostenbeding en het rentebeding, oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. De kantonrechter is voornemens om deze bedingen te vernietigen, omdat ze in strijd zijn met de wettelijke bepalingen en de consument onterecht zouden belasten met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan.

De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over het oordeel van de kantonrechter. Bij uitblijven van een reactie zal de kantonrechter de bedingen vernietigen en de gevorderde kosten afwijzen. De zaak wordt aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10846455 \ CV EXPL 23-8229
Uitspraakdatum: 12 maart 2025
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
ExecutiveFlight Academy B.V.
te Eindhoven
de eisende partij
gemachtigde: I. Zuidland (Van Loon Incasso Advocaten)
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.
1.2.
Op 6 maart 2024 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat vonnis heeft de eisende partij een akte ingediend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 6.700,64, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, de proceskosten en de nakosten.
Ambtshalve toetsing van de precontractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de precontractuele informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.4.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [2] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.5.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: “ExecutiveFlight algemene voorwaarden” (hierna: de algemene voorwaarden).
2.6.
Artikel 6.3 van de algemene voorwaarden betreft een incasso- en proceskostenbeding. Dat luidt als volgt:
‘6.3 In geval van niet (tijdige) betaling komen alle door ondernemer te maken gerechtelijke en buitengerechtelijke (incasso)kosten voor rekening van de opdrachtgever. Onder de buitengerechtelijke incassokosten vallen ook eventuele kosten van juridische bijstand. De buitengerechtelijke incassokosten bedragen naar keuze van de ondernemer 15% van de verschuldigde hoofdsom, of het bedrag van de werkelijk door de ondernemer gemaakte kosten.’
2.7.
In het beding wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Tot slot volgt uit de tekst van het beding dat de incassokosten al verschuldigd zijn zodra niet (tijdig) wordt betaald, terwijl de wettekst voorschrijft dat éérst nog een zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd.
2.8.
Het beding ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
2.9.
De kantonrechter is daarom voornemens om artikel 6.3 van de algemene voorwaarden te vernietigen, voor zover dit betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij zal de gelegenheid krijgen zich hierover uit te laten.
2.10.
Artikel 19.8 van de algemene voorwaarden bevat een rentebeding. Dit luidt als volgt:
‘Indien niet tijdig binnen de genoemde termijn wordt betaald, is leerling, na door ExecutiveFlight ten minst éénmaal te zijn aangemaand om binnen een redelijke termijn alsnog aan de betalingsverplichting te voldoen, van rechtswege in gebreke zonder dat een nadere ingebrekestelling noodzakelijk is. Bij niet-tijdige betaling wordt over het verschuldigde bedrag rente berekend. De verschuldigde rente is 1,25% per maand, tenzij de wettelijke rente hoger is in welk geval de wettelijke rente geldt. (…)’
2.11.
De bedongen rente bedraagt in dit geval 1,25% per maand. Dat is meer dan de wettelijke handelsrente op het moment van het sluiten van de overeenkomst. Het rentebeding is daarom oneerlijk.
2.12.
De kantonrechter is daarom voornemens om artikel 19.8 van de algemene voorwaarden eveneens te vernietigen voor zover dit betrekking heeft op de verschuldigde rente. De eisende partij zal de gelegenheid krijgen zich hierover uit te laten.
2.13.
Ten slotte bevat artikel 19.9 van de algemene voorwaarden ook een incassokostenbeding. Dit luidt voor zover relevant als volgt:
‘Naast de genoemde rente en administratiekosten zullen ook alle buitengerechtelijke kosten die verband houden met het innen van een vordering op de leerling door het ExecutiveFlight worden verhaald. Deze kosten bedragen ten minste 15% van het te vorderen bedrag met een minimum van € 100,-. (…)’
2.14.
In artikel 19.9 van de algemene voorwaarden wordt eveneens ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten. Ook hierin er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Ook is in dit geval de bedongen vergoeding altijd ten minste € 100,- of 15% van de hoofdsom en daarmee hoger dan de wettelijke vergoeding.
2.15.
De kantonrechter is daarom voornemens om artikel 19.9 eveneens te vernietigen voor zover dit betrekking heeft op de buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij zal de gelegenheid krijgen zich hierover uit te laten.
Conclusie
2.16.
De eisende partij wordt in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel omtrent de oneerlijkheid van de hiervoor genoemde bedingen.
2.17.
Bij uitblijven van een akte, zal de kantonrechter de hiervoor bedoelde bedingen vernietigen. In dat geval zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente over de hoofdsom worden afgewezen.
2.18.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 2 april 2025 om de eisende partij in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over het voorshands uitgesproken oordeel zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).