ECLI:NL:RBNHO:2025:3901

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
15/232441-24 en 15/200810-23 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrechtelijke uitspraak over gewapende overval op winkel met geweld en bedreiging

Op 27 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die op 17 juli 2024 samen met een medeverdachte een gewapende overval heeft gepleegd op een winkel in Beverwijk. De verdachte, geboren op [gebortedatum] en ingeschreven op [adres], werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Tijdens de zitting op 13 maart 2025 heeft de verdachte zijn aandeel in de overval bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en camerabeelden van de overval. De rechtbank oordeelde dat het geweld door de verdachte en zijn medeverdachte in vereniging was gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door een IFA-coach. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/232441-24 en 15/200810-23 (vord. tul)
Uitspraakdatum: 27 maart 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 13 maart 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [gebortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 17 juli 2024 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere (mobiele)telefoons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-die [slachtoffer] bij de kraag te grijpen en/of te duwen en/of
-een mes in de lucht te houden en/of met dit mes in het rond te zwaaien.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte met bijlage van [slachtoffer] d.d. 18 juli 2024 (dossierpagina 37 t/m 41);
  • het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant] d.d. 22 juli 2024, betreffende Omschrijving camerabeelden [winkel] (dossierpagina 58 t/m 73);
  • de brief van het Rode Kruis Ziekenhuis met bijlage, d.d. 1 augustus 2024 (dossierpagina 47 t/m 50).
De hierboven vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen
die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.3.2.
Bewijsmotivering
Uit de aangifte, de verklaring van de verdachte ter zitting en de in het proces-verbaal van bevindingen beschreven camerabeelden leidt de rechtbank het volgende af.
De verdachte is samen met de medeverdachte op 17 juli 2024 de winkel [winkel] in Beverwijk binnengegaan. Vlak voordat de verdachte en de medeverdachte de winkel betreden haalt de medeverdachte een mes tevoorschijn. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het mes op dat moment ook heeft gezien. De verdachte heeft daarmee willens en wetens het risico aanvaard dat dit mes bij de overval door hem en de medeverdachte gebruikt zou worden. Daar komt bij dat de verdachte zelf ook een geweldshandeling heeft gepleegd, want na het binnengaan van de winkel pakte de verdachte de aangever bij zijn kraag vast, trok hem naar de vitrine en duwde hem. De verdachte en de medeverdachte werkten samen en er was sprake van een onderlinge taakverdeling. Dit is door de verdachte ter terechtzitting ook bevestigd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het geweld door beide verdachten in vereniging is gepleegd.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte met de medeverdachte de overval op de winkel [winkel] op 17 juli 2024 heeft gepleegd en dat daarbij geweld is gepleegd door (onder andere) gebruik te maken van een mes.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat hij op 17 juli 2024 te Beverwijk tezamen en in vereniging met een ander, meerdere (mobiele) telefoons, die aan [winkel] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-die [slachtoffer] bij de kraag te grijpen en te duwen en
-een mes in de lucht te houden en met dit mes in het rond te zwaaien.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 88 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde algemene en bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie gevorderde jeugddetentie passend en geboden is. De raadsman verzoekt de duur van de gevorderde werkstraf te matigen. De raadsman verzoekt verder om rekening te houden met het feit dat de verdachte mogelijk door anderen onder druk is gezet om aan de overval mee te werken. De verdachte is zich ervan bewust dat hij andere keuzes had moeten maken. Ook wil de verdachte graag excuses maken aan het slachtoffer.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
6.3.1.
Algemene overweging
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
6.3.2.
Aard en ernst strafbare feiten
Qua aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel. Op de camerabeelden is te zien dat het slachtoffer wordt vastgegrepen bij zijn kraag en wordt meegetrokken door de verdachte. Ook is te zien dat de medeverdachte met een mes in de richting van het slachtoffer beweegt. Voor het slachtoffer moet dit een zeer angstige en bedreigende situatie zijn geweest. De verdachte heeft hierover tijdens de terechtzitting verklaard dat hij de angst in de ogen van het slachtoffer heeft gezien. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lang de negatieve gevolgen met zich mee kunnen dragen. De rechtbank rekent de verdachte dit aan. Daarnaast heeft het slachtoffer tijdens de overmeestering van de medeverdachte letsel opgelopen. Uit de brief van het Rode Kruis Ziekenhuis blijkt dat het slachtoffer hierbij zijn middenhandsbeentje heeft gebroken.
Wat de rechtbank de verdachte ook aanrekent, is dat het feit op klaarlichte dag is begaan in een winkelstraat. Het op deze gewelddadige manier gebruiken van een mes zorgt voor een groot gevoel van angst en onveiligheid in de samenleving, waarin het gebruik van messen toeneemt en grote risico’s voor burgers met zich meebrengt.
6.3.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder terzake van een geweldsdelict is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte rapport van de Raad van 10 maart 2025 dat – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt.
De verdachte is niet bestand geweest tegen de externe druk van de medeverdachte. Het lijkt dat de verdachte beperkte vaardigheden heeft om in dergelijke situaties de risico's goed in te schatten. De verdachte is erg geschrokken van de gevolgen van het gepleegde delict en heeft meer zicht gekregen op de gevolgen van zijn gedrag en de keuzes die hij maakt. De verdachte maakt nu meer bewuste keuzes en denkt na voordat hij overgaat op actie, hij kan beter inschatten welke situaties risicovol zijn en gaat deze dan bewust uit de weg.
Om te zorgen dat de gemaakte ontwikkeling van de verdachte goed beklijft is het belangrijk dat hij nog kan profiteren van de IFA- coaching van Indaad, totdat alle gestelde doelen behaald zijn. De verdachte doet het goed op school en hij ligt op koers om zijn examen te halen. Hij is ingeschreven voor een MBO vervolgopleiding. Daarnaast is het positief dat de verdachte een bijbaan heeft waarbij recent zijn contract is verlengd.
De Raad adviseert een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen, in de vorm van een werkstraf en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder algemene en bijzondere voorwaarden. Als bijzondere voorwaarde adviseert de Raad dat de verdachte
meewerkt aan begeleiding van een IFA coach of een soortgelijke instelling met onder andere als doel het versterken van zijn inschattings- en oplossingsvaardigheden waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Daarnaast adviseert de Raad dat de voorwaardelijk opgelegde 20 uur werkstraf geheel ten uitvoer wordt gelegd.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het Plan van Aanpak van de William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) van 3 maart 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte heeft laten zien dat hij zich aan de schorsingsvoorwaarden kan houden en dat hij meewerkt aan de gestelde doelen. Het coaching-traject bij Indaad is in november 2024 gestart en verloopt goed.
Ter terechtzitting heeft [vertegenwoordiger van de jeugdreclassering] , werkzaam bij de jeugdreclassering nog naar voren gebracht dat de verdachte zeer gemotiveerd is en dat hij niet in beeld is bij de politie. De jeugdreclassering kan zich vinden in het advies van de Raad.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank verder nog het volgende overwogen. De verdachte heeft zijn aandeel bij de overval bekend, heeft openheid van zaken gegeven en spijt betuigd voor hetgeen hij heeft gedaan. Hij wil hij graag zijn excuses aanbieden aan het slachtoffer. Deze spijtbetuiging komt op de rechtbank welgemeend en oprecht over.
6.3.4.
Conclusie rechtbank
Alles afwegende komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Gezien de aard en ernst van het bewezenverklaarde, acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf passend en geboden.
De rechtbank zal daarom een jeugddetentie opleggen voor de duur van 90 dagen,
met aftrek van het voorarrest, waarvan 88 dagen jeugddetentie voorwaardelijk. Dit betekent dat het gedeelte gelijk aan het voorarrest (2 dagen) in onvoorwaardelijke vorm zal worden opgelegd en dat de verdachte niet opnieuw vast zal komen te zitten.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de jeugddetentie naast de algemene voorwaarden ook de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarde verbinden, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte wordt onder meer verplicht om mee te blijven werken aan de begeleiding door de coach.
De rechtbank is verder van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een onvoorwaardelijke werkstraf van 60 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat deze werkstraf binnen een termijn van negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 12 december 2023 in de zaak met parketnummer 15/200810-23 heeft de rechtbank te Alkmaar de verdachte ter zake van openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen personen, veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 1 jaar bepaald onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 3 januari 2024 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 28 december 2023.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, niet heeft nageleefd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
NEGENTIG (90) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot ACHTENTACHTIG (88) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
de veroordeelde meewerkt aan begeleiding van een IFA coach of een soortgelijke instelling met onder andere als doel het versterken van zijn inschattings- en oplossingsvaardigheden.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
ZESTIG (60) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/200810-23 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van
TWINTIG (20) uren, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar d.d. 12 december 2023.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mr. J. Lintjer en mr. R.M. Verberne, (kinder)rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. N.S. van Lede – Terhaar sive Droste,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 maart 2025.
Mr. R.M. Verberne is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.