ECLI:NL:RBNHO:2025:390

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
11436083 \ VV EXPL 24-196
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering loondoorbetaling tijdens ziekte in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, Nina.Care B.V. De werknemer vorderde doorbetaling van haar salaris tijdens ziekte, nadat de werkgever de loonbetaling vanaf november 2024 had stopgezet. De werknemer had zich op 19 september 2024 ziek gemeld, maar de werkgever betwistte de arbeidsongeschiktheid en had geen bedrijfsarts ingeschakeld om dit te beoordelen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig was beëindigd en dat de financiële situatie van de werkgever geen reden was om de loonbetalingsverplichting te negeren. De kantonrechter wees de vordering van de werknemer toe, waarbij werd bepaald dat Nina.Care het achterstallige salaris van € 1.925,- bruto over november 2024 moest betalen, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. Tevens werd de werkgever veroordeeld om het salaris van de werknemer door te betalen zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt. De proceskosten werden ook aan de werkgever opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11436083 \ VV EXPL 24-196
Uitspraakdatum: 17 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [plaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. C.H. Pannekoek
tegen
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Nina.Care B.V.
gevestigd te Haarlem
gedaagde
verder te noemen: Nina.Care
procederend in persoon
Deze zaak in het kortDe werknemer vordert doorbetaling van loon tijdens ziekte, nadat de werkgever (een start-up) de loonbetaling vanaf november 2024 had gestaakt. De vordering van de werknemer wordt toegewezen. Voor zover de werkgever twijfelde aan de arbeidsongeschiktheid van de werknemer, had hij een bedrijfsarts moeten inschakelen. Vooralsnog is voldoende aannemelijk dat er sprake is van arbeidsongeschiktheid. De omstandigheden dat een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische omstandigheden is aangevraagd, er onvoldoende financiële middelen zijn en de werkgever graag een vaststellingsovereenkomst met de werknemer had willen sluiten, ontslaan de werkgever niet van de loondoorbetalingsverplichting.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft Nina.Care op 18 december 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2025. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij e-mail van 27 december 2024 nog stukken toegezonden. Nina.Care heeft tijdens de zitting stukken meegenomen. De kantonrechter heeft ter zitting, met instemming van de gemachtigde van [eiseres], beslist dat deze stukken, hoewel buiten de daartoe gestelde termijn ingediend, worden toegelaten.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Nina.Care is een (start-up) onderneming die zich bezighoudt met het exploiteren van een online platform voor bemiddeling bij kinderopvang.
2.2.
[eiseres] is op 11 september 2023 bij Nina.Care in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een looptijd (na verlenging) tot 11 april 2025. [eiseres] vervult de functie van Intake en CC Agent voor een salaris van € 2.750,- bruto per uur exclusief vakantiegeld op basis van 40 uur per week.
2.3.
In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is bepaald dat tijdens ziekte gedurende de eerste vier weken 100% en daarna 70% van het loon wordt betaald.
2.4.
Op 19 september 2024 heeft [eiseres] zich ziek gemeld.
2.5.
Vanaf november 2024 heeft Nina.Care de loonbetaling gestaakt.
2.6.
Partijen hebben op initiatief van Nina.Care gesproken over een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden (vaststellingsovereenkomst), maar daarover is geen overeenstemming bereikt.
2.7.
Bij e-mail van 28 november 2024 heeft [eiseres] Nina.Care gevraagd het salaris vanaf november 2024 te betalen, bij gebreke waarvan een kort geding procedure is aangekondigd.
2.8.
Nina.Care heeft aan de betalingsverzoeken van [eiseres] geen gehoor gegeven.
3.
De (gewijzigde [1] ) vordering
3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Nina.Care veroordeelt om (1) binnen 24 uur na dit vonnis het achterstallige salaris van € 1.925,- bruto over de maand november te betalen, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente, (2) het overeengekomen salaris van € 1.925,- bruto per maand te betalen tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en (3) de proceskosten te betalen.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat er een wettelijk recht bestaat op loondoorbetaling tijdens ziekte, [2] doordat [eiseres] zich op 19 september 2024 heeft ziekgemeld. Voor zover Nina.Care aan de ziekmelding zou twijfelen, had zij een bedrijfsarts moeten inschakelen. Ondanks herhaalde verzoeken van [eiseres], heeft Nina.Care dit niet gedaan. [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij de vordering, omdat zij sinds november 2024 zonder inkomen zit.

4.Het verweer

4.1.
Nina.Care heeft de vordering (mondeling, ter zitting) betwist. Nina.Care heeft – samengevat en zakelijk weergegeven – naar voren gebracht dat [eiseres] zich heeft ziekgemeld nadat haar was verteld dat haar werkprestaties onvoldoende waren. [eiseres] is een 26-jarige vrouw die gewoon kan werken, terwijl Nina.Care, als start-up, enorm onder druk staat en in financieel slecht weer verkeert. Om die reden is bij UWV een ontslagvergunning wegens bedrijfseconomische reden aangevraagd voor [eiseres] en andere collega’s. De aanvraag is gedaan voordat [eiseres] zich had ziekgemeld, waardoor inschakeling van een bedrijfsarts minder relevant was. Er is een vaststellingsovereenkomst aan [eiseres] aangeboden, die bedoeld was om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Nina.Care had de samenwerking graag op een goede manier willen afronden. Nina.Care heeft niet de financiële middelen om de gevorderde loondoorbetaling te betalen.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die beantwoord moet worden is of Nina.Care [eiseres] vanaf november 2024 het loon tijdens ziekte moet doorbetalen.
Juridisch kader kort geding
5.2.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om een loonvordering.
5.3.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Nina.Care moet (achterstallig) loon tijdens ziekte betalen
5.4.
De kantonrechter zal de loonvordering van [eiseres] toewijzen, omdat voldoende aannemelijk is dat deze in een bodemprocedure ook zal worden toegewezen. Dat wordt als volgt toegelicht.
5.5.
Vaststaat dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten met een looptijd tot 11 april 2025. Dat de arbeidsovereenkomst op een eerdere datum is geëindigd door opzegging van Nina.Care is niet gebleken. De brief van UWV van 25 september 2024 die Nina.Care ter zitting heeft laten zien, maakt dat niet anders. Daarin staat dat op 15 september 2024 een ontslagvergunning voor [eiseres] is aangevraagd, die kan worden toegekend. Nog daargelaten dat deze brief (en de toelichting die Nina.Care daarover ter zitting heeft gegeven) veel vragen oproept, is niet gebleken dat Nina.Care de arbeidsovereenkomst met [eiseres] na ontvangst van deze brief ook daadwerkelijk heeft opgezegd. De (model) beëindigingsovereenkomst die Nina.Care heeft overgelegd, betreft geen opzegging maar slechts een voorstel om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen. Dit voorstel is door [eiseres] niet geaccepteerd, waardoor geen sprake is van een (eerdere) beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
5.6.
Het gevolg is dat de arbeidsovereenkomst op dit moment nog bestaat en dat Nina.Care, zolang dit het geval is, het overeengekomen loon aan [eiseres] moet betalen. Omdat [eiseres] zich op 19 september 2024 heeft ziekgemeld, geldt vanaf de vijfde week van arbeidsongeschiktheid een doorbetaling op basis van 70% van het loon. [3]
5.7.
De slechte financiële situatie van Nina.Care, die overigens is weersproken door [eiseres], ontslaat Nina.Care niet van haar loonbetalingsverplichting.
5.8.
Voor zover Nina.Care twijfels heeft over de arbeidsongeschiktheid van [eiseres], had het op haar weg gelegen om de bedrijfsarts om een oordeel te vragen. Een oordeel daarover is immers voorbehouden aan de bedrijfsarts en niet aan de werkgever. Dat voorafgaand aan de ziekmelding een ontslagaanvraag bij UWV is ingediend, maakt dat niet anders. Die omstandigheid is (mogelijk) wel relevant voor de vraag of er een opzegverbod tijdens ziekte in de weg staat aan opzegging van de arbeidsovereenkomst, maar niet voor de vraag of [eiseres] arbeidsongeschikt is in de zin van de wet. [4] Gelet op de (ter zitting gegeven) toelichting van [eiseres] over de aanleiding voor de ziekmelding en haar gezondheidssituatie, vindt de kantonrechter vooralsnog voldoende aannemelijk dat sprake is van arbeidsongeschiktheid.
Loon vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente
5.9.
De conclusie is dat de loonvordering van [eiseres] zal worden toegewezen, in die zin dat Nina.Care wordt veroordeeld om vanaf november 2024 zolang de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] voortduurt en tot (uiterlijk) het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd € 1.925,- (70% van het brutoloon) aan [eiseres] moet betalen.
5.10.
De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het loon over november 2024 zal worden toegewezen, omdat Nina.Care dit loon te laat heeft betaald. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding de wettelijke verhoging te matigen tot 30%.
5.11.
De kantonrechter zal de betaaltermijn voor het inmiddels achterstallige salaris over de maanden november en december 2024 bepalen op vijf werkdagen.
Proceskosten
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van Nina.Care, omdat zij ongelijk krijgt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [5] Dat betekent dat Nina.Care moet voldoen aan de veroordeling en dat [eiseres] het vonnis ten uitvoer kan leggen, ook als hiertegen hoger beroep wordt ingesteld.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Nina.Care om binnen vijf werkdagen na dit vonnis aan [eiseres] te betalen het achterstallig salaris over de maand november 2024 van € 1.925,- bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 30% en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Ninal.Care om binnen vijf werkdagen na dit vonnis aan [eiseres] te betalen het achterstallig salaris over de maand december 2024 van € 1.925,- bruto;
6.3.
veroordeelt Nina.Care om vanaf 1 januari 2025 en zolang de arbeidsongeschiktheid van [eiseres] voortduurt aan [eiseres] te betalen het salaris van € 1.925,- bruto tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd;
6.4.
veroordeelt Nina.Care tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 135,97
griffierecht € 248,00
salaris gemachtigde € 814,00 ;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Ter zitting heeft [eiseres] haar vordering verminderd in die zin dat zij, vanwege het bepaalde in de arbeidsovereenkomst (zie 2.3 bij Feiten), geen 100% maar 70% salarisbetaling tijdens ziekte vordert (70% x € 2.750,- = 1.925,-).
2.Artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek (BW).
3.Art. 7:629 lid 1 Burgerlijk BW.
4.Art. 7:629 BW.
5.Art. 233 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).