In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de wijziging van kinderalimentatie. De vader is onderhoudsplichtig voor zijn kind met de moeder, zijn kind met zijn nieuwe partner en het kind van zijn nieuwe partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader voldoende draagkracht heeft om aan zijn onderhoudsverplichtingen te voldoen. De moeder heeft verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie voor hun gezamenlijke kind, [minderjarige 1], van € 154 naar € 450 per maand, met ingang van 15 mei 2024, omdat zowel haar als de vader's inkomen is gewijzigd en er weinig contact is tussen de vader en [minderjarige 1]. De vader heeft het verzoek van de moeder afgewezen en verzocht om de alimentatie te verlagen naar € 98 per maand. De rechtbank heeft de alimentatie uiteindelijk vastgesteld op € 356 per maand vanaf 15 mei 2024, € 379,14 per maand vanaf 1 januari 2025, en € 406 per maand vanaf 1 maart 2025. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vader in staat is om aan zijn onderhoudsverplichtingen voor alle kinderen te voldoen, en dat een andere verdeling van de draagkracht zou leiden tot een minder rechtvaardige uitkomst. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de alimentatie moet worden betaald, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn voor beide partijen.