ECLI:NL:RBNHO:2025:3777

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
HAA 24/3448
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot naamswijziging van het Koningsplein in Den Helder

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Alkmaar uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over een verzoek tot naamswijziging van het Koningsplein in Den Helder naar het Levi Grunwaldplein. Eiseres, die zich inzet voor de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en de joodse slachtoffers, had bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van haar verzoek door het college van burgemeester en wethouders van Den Helder. Het college had op 11 september 2023 het verzoek afgewezen en verklaarde het bezwaar van eiseres op 22 mei 2024 niet-ontvankelijk, omdat zij volgens hen geen belanghebbende was. Tijdens de zitting op 18 maart 2025 werd het beroep van eiseres behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen direct persoonlijk belang had bij de naamswijziging, aangezien de wijziging geen feitelijk effect op haar woonadres zou hebben. De rechtbank benadrukte dat alleen belanghebbenden, gedefinieerd als personen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken, kunnen procederen tegen overheidsbesluiten. Eiseres had ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet opgingen in deze situatie. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bleef de niet-ontvankelijkverklaring in stand, zonder dat eiseres recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. drs. J. de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. I.A. Bakker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/3448

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, het college
(gemachtigde: mr. drs. M. Mooij).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of eiseres belanghebbende is bij de door haar verzochte verandering van de naam van het Koningsplein in Den Helder in het Levi Grunwaldplein.
Het college heeft dit verzoek op 11 september 2023 afgewezen. Met het in beroep bestreden besluit van 22 mei 2024 is het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres volgens het college geen belanghebbende is.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Gronden van de beslissing

1. Het is prijzenswaardig dat eiseres zich inzet voor de historie van Den Helder, voor de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog met bijzondere aandacht voor de joodse slachtoffers uit Den Helder, en voor de rol die Levi Grunwald in samenhang met Dorus Rijkers heeft vervuld. Eiseres kan zich op allerlei manieren inzetten voor dat historisch besef. Eiseres geeft aan dat zij graag de informele route had bewandeld bij de gemeente om tot een overeenstemming te komen over de vraag of, en zo ja hoe, een eerbetoon aan Levi Grunwald kan worden gegeven in “zijn” stad Den Helder. Echter is de situatie nu dat zij wél formeel bezwaar en beroep heeft ingesteld over dit onderwerp. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of eiseres over deze kwestie moet kunnen procederen bij de bestuursrechter.
2. Het bestuursrecht is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wetgever heeft met de Awb bewust gekozen voor een stelsel waarin niet iedereen kan procederen tegen een overheidsbesluit. Alleen een belanghebbende kan dat. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder een belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gelden daarbij de volgende criteria. Het moet gaan om een objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel belang (‘opera-criteria’).
3. Eiseres woont [straatnaam] . Dat is weliswaar maar op enkele minuten lopen van het Koningsplein, maar een naamsverandering van het Koningsplein heeft geen feitelijk effect op haar woonadres. Dit is anders voor de bewoners en organisaties die gevestigd zijn aan het Koningsplein, of de eigenaren van percelen aan dat plein. Zij zouden dan een ander adres krijgen, wat allerlei wijzigingen zou vergen.
4. Dat eiseres persoonlijk zeer begaan is met de genoemde geschiedenis, is onvoldoende om aan de opera-criteria te voldoen. Daarmee gaat het immers om een subjectief belang, terwijl de Awb een objectief belang vereist. Dat meerdere personen en vertegenwoordigers van verschillende organisaties haar initiatief steunen, maakt eiseres evenmin belanghebbende. De Awb geeft wel ruimte om op te komen voor algemene of collectieve belangen, maar alleen aan rechtspersonen. Eiseres procedeert echter alleen en als privépersoon, zodat zij alleen haar eigen belangen kan behartigen.
5. Eiseres heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel omdat onderaan de afwijzing van 11 september 2023 een bezwaarclausule stond. De rechtbank acht het ongelukkig dat een bezwaarclausule was opgenomen en erkent dat die de verwachting wekte dat de bezwaarprocedure voor haar openstond. Echter gaat de bescherming van het vertrouwensbeginsel niet zo ver dat het systeem van de Awb aan de kant kan worden gezet en de procedeermogelijkheden kunnen worden uitgebreid.
6. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat ook hiermee niet kan worden afgeweken van het wettelijk systeem. Dat verzoeken van personen zonder persoonlijk belang volgens eiseres wel zijn ingewilligd, betreft bovendien geen gelijke gevallen. Het staat eenieder vrij verzoeken in te dienen en die kan het college dan beoordelen. Niet gebleken is echter dat het college bezwaren van andere willekeurige personen tegen beslissingen over wijzigingen van straatnamen wel ontvankelijk heeft geacht.
7. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft besloten om het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk te verklaren. Eiseres is geen belanghebbende bij de verzochte naamswijziging van het Koningsplein, zodat zij geen aanvraag heeft gedaan in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. De op het verzoek gevolgde afwijzing is daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste en tweede lid, van de Awb. Hierom stond op grond van artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb tegen de afwijzing van het verzoek geen bezwaarprocedure open. Gelet hierop is het college ook terecht niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de bezwaargronden van eiseres. Tot slot komt ook de rechtbank dus niet toe aan een inhoudelijke beoordeling.
8. Het voorgaande neemt overigens niet weg dat het voor eiseres mogelijk is om met het college te praten over een gedenkteken, zoals zij op de zitting heeft geopperd, of om andere initiatieven te ontplooien voor herinneringen aan de geschiedenis.
Slotopmerkingen
9. Omdat het beroep ongegrond is, blijft de niet-ontvankelijkverklaring in stand. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
10. Partijen zijn bij de mondelinge uitspraak gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2025 door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. I.A. Bakker, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.