ECLI:NL:RBNHO:2025:3700

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
10644897 \ CV EXPL 23-5048
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraagde vlucht door vervoerder

In deze zaak vordert de passagier compensatie van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Tanger op 8 maart 2022. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming en heeft daarom een vordering ingesteld voor een schadevergoeding van € 400,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft de vertraging niet betwist, maar voerde aan dat de passagier rauwelijks was gedagvaard. De kantonrechter oordeelt dat de passagier voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vervoerder de mogelijkheid heeft gehad om het geschil buiten rechte op te lossen, waardoor er geen sprake is van rauwelijks dagvaarden. De kantonrechter wijst de vordering van de passagier toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten. Het vonnis is uitgesproken op 2 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10644897 \ CV EXPL 23-5048
Uitspraakdatum: 2 april 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiseres
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: [gemachtigde] (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Casablanca, Marokko
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten en Notarissen)
De zaak in het kort
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een vertraagde vlucht. De vervoerder heeft – na verduidelijking door de passagier bij conclusie van repliek – niet betwist dat de vlucht in kwestie vertraagd is uitgevoerd. Daarom wordt de vordering toegewezen. Ook is er geen sprake van rauwelijks dagvaarden.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder haar op 8 maart 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport, naar Tanger, Marokko.
2.2.
De passagier is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.4.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van het incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 72,60 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat zij een boeking had voor vlucht AT681 en dat de vervoerder deze vertraagd heeft uitgevoerd. Zij stelt de vervoerder haar vanwege deze vertraging moet compenseren met een bedrag van € 400,-. [1]
3.3.
Ook verzoekt de passagier de kantonrechter om een certificaat van dit vonnis af te geven. [2]
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling van het geschil.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert aan dat de passagier aanvankelijk een boeking had voor vlucht AT683 van Amsterdam naar Tanger. Hij heeft een schemawijziging doorgevoerd waarbij hij de vlucht heeft verplaatst naar bijna zeven uur later en het vluchtnummer heeft gewijzigd naar AT681. Deze schemawijziging heeft hij meer dan twee weken van tevoren medegedeeld, aldus de vervoerder.
4.3.
De passagier heeft hier tegenin gebracht dat vlucht AT681 ook na de schemawijziging vertraagd is uitgevoerd, waardoor zij met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen.
4.4.
Omdat de vervoerder dit niet heeft weersproken, zijn de door de passagier gestelde feiten en omstandigheden vast komen te staan. Vast staat daarom dat vlucht AT681 meer dan drie uur later dan gepland is aangekomen. Dit betekent dat de vervoerder in beginsel moet compenseren. Omdat de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd tegen de door de passagier gevorderde hoofdsom, zal deze worden toegewezen.
4.5.
Ten aanzien van de over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente geldt het volgende. De passagier heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade terstond opeisbaar is. [3] Het verzuim treedt zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De werkwijze en proceshouding van de passagier - waar hierna op in zal worden gegaan – doen hier niet aan af. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf de datum van de vlucht.
4.6.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard. Bij de dagvaarding is een aanmaning in briefvorm overgelegd. De vervoerder stelt dat echter dat hij deze brief niet voorafgaand aan de procedure ontvangen heeft.
4.7.
De passagier betwist dit. Zij voert aan dat haar gemachtigde de aanmaning als bijlage per e-mail aan de vervoerder heeft verzonden. Omdat de vervoerder dit e-mailadres ook in andere procedures heeft gebruikt, mocht haar gemachtigde erop vertrouwen dat dit e-mailadres in gebruik was, aldus de passagier.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder niet heeft betwist dat de passagier hem per e-mail heeft aangemaand. De kantonrechter is van oordeel dat de passagier daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de vervoerder de mogelijkheid heeft geboden om het geschil buiten rechte op te lossen. Van rauwelijks dagvaarden is dan ook geen sprake.
4.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering niet anderszins betwist. Daarom zullen de buitengerechtelijke incassokosten en de daarover gevorderde wettelijke rente worden toegewezen.
4.10.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt.
4.11.
De gevorderde afgifte van het certificaat wordt bij gebrek aan belang afgewezen. [4] Een dergelijk certificaat is bedoeld voor de tenuitvoerlegging van beslissingen in een lidstaat en de vervoerder is niet in een lidstaat gevestigd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 472,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 400,00 vanaf 8 maart 2022, en over € 72,60 vanaf 5 juli 2023, tot aan de dag van voldoening van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 86,00;
salaris gemachtigde € 270,00;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 67,50 aan nakosten, voor zover de passagier daadwerkelijk nakosten zal maken;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Zoals bedoeld in artikel 53 van de herziene EEX-Verordening 1215/2012 (hierna: de Brussel I bis-Verordening).
3.Artikel 6:83 sub b BW.
4.In de zin van artikel 53 van de Brussel I bis-Verordening.