ECLI:NL:RBNHO:2025:3638

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
15/316542-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot tussentijdse beëindiging van de ISD-maatregel van een ongewenst verklaarde vreemdeling met verslavingsproblematiek

Op 31 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de ISD-maatregel van een betrokkene die tot ongewenst vreemdeling is verklaard. De rechtbank heeft het verzoek van de betrokkene tot tussentijdse beëindiging van de ISD-maatregel afgewezen. De betrokkene, die lijdt aan zware verslavingsproblematiek, heeft geen gebruik gemaakt van de aangeboden behandelingen en heeft aangegeven niet te willen meewerken aan zijn re-integratie in Nederland. De rechtbank oordeelt dat beëindiging van de maatregel zal leiden tot onveiligheid en ernstige overlast in de samenleving. De betrokkene is op 25 september 2024 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) tot ongewenst vreemdeling verklaard en verblijft onrechtmatig in Nederland. De rechtbank concludeert dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is om recidive te voorkomen en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK noord-holland

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/316542-23
Uitspraakdatum: 31 maart 2025
Beslissing ex artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het verzoek van de betrokkene
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres Smeet 1, 1551NG, Westzaan,
nu gedetineerd in PI Veenhuizen, Groot Bankenbosch,
tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ook: de ISD-maatregel).

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 19 maart 2024 waarin aan de betrokkene de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd voor de duur van twee jaren;
  • het onderhavige verzoekschrift van de betrokkene tot een tussentijdse beoordeling, gedateerd 13 januari 2025 en ingediend door de raadsvrouw van de betrokkene, mr. K. Cras, advocaat te Amsterdam;
  • het uitgebrachte toetsingsverslag van 26 februari 2025, opgemaakt door [naam 1] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur, en [naam 2] , senior casemanager ISD, beiden verbonden aan de Penitentiaire Inrichting Veenhuizen. Bij dit verslag is een informatieformulier van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) over de betrokkene van 22 februari 2025 gevoegd.
Tijdens de behandeling ter openbare terechtzitting van 17 maart 2025 zijn gehoord de betrokkene, zijn raadsvrouw mr. K. Cras en de officier van justitie mr. H.D. Coumou.
Daarnaast is eerdergenoemde [naam 2] als getuige-deskundige ter zitting gehoord.

2.Het standpunt van de inrichting

Uit het toetsingsverslag van 26 februari 2025 blijkt onder meer het volgende. De ISD-maatregel van de betrokkene is gestart op 3 april 2024 en eindigt op 3 april 2026. Bij de start van de ISD-maatregel was sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Er was onder andere sprake van psychiatrische problematiek en zware verslavingsproblematiek, die leidden tot maatschappelijke teloorgang. Zonder behandeling werd de kans op gedragsverandering zeer klein geacht en de kans op terugval in drugsgebruik en recidive zeer groot.
Sinds de betrokkene op 25 september 2024 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) tot ongewenst vreemdeling is verklaard, verblijft de betrokkene onrechtmatig in Nederland. Daarom is hij op 1 november 2024 van de PI Zaanstad naar de PI Veenhuizen overgeplaatst. In Veenhuizen krijgt de betrokkene een maandelijks depot voor zijn psychiatrische klachten. Verder is hij verslaafd aan middelen en ervaart hij veel zucht en daardoor veel stress. Vanwege zijn status heeft hij geen recht op een extramurale fase en een re-integratietraject in Nederland. De begeleiding zal daardoor enkel intramuraal zijn, ofwel ambulant in de PI ofwel door klinische behandeling bij Veldzicht te Balkbrug (een kliniek voor vreemdelingen). Voor ambulante behandeling van zijn verslavingsproblematiek is hij aangemeld bij Stichting Terwille verslavingszorg. Voor klinische behandeling is de betrokkene door de PI met zijn instemming aangemeld voor Veldzicht, waar een wachtlijst geldt. Daarnaast zal het traject gericht zijn op de terugkeer naar het land van herkomst. De betrokkene heeft aangegeven hiervan verdrietig en onrustig te worden, hij wil in Nederland blijven bij zijn moeder die hier woont.
Het advies van de inrichting is om de ISD-maatregel voort te zetten. De klinische behandeling heeft tot doel hem meer inzicht te geven en hem vaardigheden te leren hoe om te gaan met zijn psychiatrische en verslavingsproblematiek. Na ommekomst van de maatregel zal hij door DT&V uit Nederland worden verwijderd. Als de maatregel direct wordt opgeheven, zal de betrokkene waarschijnlijk in de illegaliteit verdwijnen. Hij is afhankelijk van medicatie en ondervindt nog steeds enorme zucht naar middelen. Als ongewenst vreemdeling kan hij geen aanspraak maken op sociale voorzieningen. Hierdoor is de kans aanwezig dat de betrokkene opnieuw op illegale wijze in zijn levensonderhoud en middelengebruik gaat voorzien, wat een verhoogd recidiverisico met zich mee brengt.
De getuige, mevrouw [naam 2] , heeft ter terechtzitting het toetsingsverslag als volgt toegelicht en verduidelijkt.
Op dit moment is de geschatte vier maanden wachttijd bij Veldzicht nog niet gaan lopen, omdat de Divisie Individuele Zaken (DIZ) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) nog geen plaatsingsbeschikking heeft afgegeven. Andere personen, zoals tbs-gestelden, krijgen voorrang. De betrokkene kan nu in de PI gebruikmaken van Terwille Verslavingszorg, en ook van de afdeling sport, maar dat doet hij niet. Wel ontvangt hij medicatie en heeft hij toegang tot de psychiater of psycholoog. Het is lastig communiceren, daar kan taal een oorzaak van zijn maar ook hoe de betrokkene in zijn vel zit. Er zijn verder geen lopende behandelingen of trajecten.
De betrokkene kan naar Bulgarije worden uitgezet vanuit de ISD-maatregel. Bij een opheffing van de maatregel is er geen garantie dat betrokkene in de vreemdelingenbewaring wordt gezet. Er wordt in de PI nu niet actief aan een vertrek gewerkt. Het is inderdaad beleid binnen het VRIS-proces (Vreemdelingen in de strafrechtketen) dat na één jaar ISD wordt gekeken naar terugkeer en naar de mogelijkheid de minister te verzoeken om de ISD te beëindigen. Maar de PI Veenhuizen heeft als beleid dat pas een verzoek aan de Minister wordt gedaan tot toepassing van zijn bevoegdheid tot beëindiging van de ISD-maatregel, als alle leefgebieden op orde zijn en het recidivegevaar is verminderd. Bij betrokkene is dat niet zo, dat ziet bij hem op wonen en verslaving. En dus zal dat verzoek nu niet aan de minister worden gedaan. Er zijn met name nog psychiatrische en verslavingsproblemen waarvoor zorg en medicatie nodig is. En de betrokkene geeft bij ons aan dat hij niet terug wil naar Bulgarije, hij heeft in Bulgarije geen verblijfplaats. Als wij echt geen mogelijkheden meer zien om de recidive te beperken of om hem beter voor te bereiden op terugkeer, zal dan zal hij te zijner tijd worden overgeplaatst naar PI Ter Apel en bij het aflopen van de ISD-maatregel worden uitgezet.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet. De noodzaak daartoe is er nog steeds met het oog op beëindiging van recidive en de beveiliging van de samenleving. Er liggen behandeldoelen. Het is de keuze van betrokkene zelf om geen gebruik te maken van de ambulante behandeling door Terwille verslavingszorg binnen de PI. Het ligt dus in zijn macht of de ISD een kale detentie zal zijn. Als nu de ISD-maatregel wordt beëindigd is er geen garantie dat de betrokkene na beëindiging van de ISD-maatregel in vreemdelingenwaring wordt genomen. Het beeld dat de betrokkene blijkens het bericht van DT&V geeft is ook niet dat van iemand die terug wil naar het land van herkomst en daaraan meewerkt. Hij is afhankelijk van medicatie, ervaart zucht naar verdovende middelen en eerdere drugstesten bleken positief. Er is een reëel risico dat hij strafbare feiten gaat plegen om de middelen te bekostigen. De officier van justitie heeft daarom gevorderd het verzoek van de betrokkene af te wijzen.

4.Het standpunt van de betrokkene en zijn raadsvrouw

De raadsvrouw heeft het verzoek van de betrokkene tot beëindiging van de ISD-maatregel gehandhaafd, maar ter zitting gewijzigd in die zin dat zij verzoekt dat de maatregel wordt beëindigd drie weken na de uitspraakdatum. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. De betrokkene is ongewenst verklaard en de Nederlandse autoriteiten willen van de betrokkene af. De betrokkene wil vrijwillig meewerken aan uitzetting naar Bulgarije. Hij wil niet behandeld worden, ook niet in Veldzicht. Dit betekent dat de ISD-maatregel geen nut meer heeft. DT&V heeft aangegeven drie weken nodig te hebben om de terugkeer voor te bereiden en te realiseren. Als de maatregel voortduurt, zit de betrokkene in feite een kale detentie uit, door factoren buiten zijn macht, namelijk zijn ongewenstverklaring en de taalbarrière. De plek in de kliniek kan beter worden gereserveerd voor iemand die open staat voor behandeling.
De betrokkene heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij inderdaad met de psychiater had besproken om bij Veldzicht aangemeld te worden, maar dat hij dat door de ongewenstverklaring toch niet meer wil. Hij wil geen enkele behandeling en hij wil naar Bulgarije.

5.De beoordeling

Juridisch kader
In artikel 38m lid 2 Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beëindiging van de recidive van de betrokkene en tot beveiliging van de maatschappij in het algemeen. Bij deze tussentijdse toetsing toetst de rechtbank of beëindiging van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Als dat het geval is, moet de rechtbank beoordelen of voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de betrokkene ligt. In dat geval zal de rechtbank de maatregel in beginsel beëindigen.
Vaststellingen
Tot op heden is op geen van de leefgebieden verbetering opgetreden. De zware verslavingsproblematiek is onbehandeld. Van de mogelijkheid tot ambulante verslavingsbehandeling binnen de ISD-inrichting maakt de betrokkene geen gebruik. En na eerst ingestemd te hebben met aanmelding voor klinische behandeling (bij Veldzicht), is de betrokkene daar nu niet meer toe bereid.
Voorts is de betrokkene op 25 september 2024 door de IND ongewenst verklaard. Dit besluit is inmiddels onherroepelijk. De betrokkene heeft binnen de PI gezegd in Nederland te willen blijven bij zijn moeder. DT&V geeft aan dat de betrokkene ondanks hun aansporingen passief is en geen stappen zet voor re-integratie. Verder geeft DT&V aan dat niet zeker is dat de betrokkene bij beëindiging van de ISD-maatregel in vreemdelingenbewaring zal komen.
Oordeel
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat te verwachten is dat beëindiging van de maatregel zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. Gezien zijn zware verslavingsprobleem en voortdurende zucht naar verdovende middelen is te verwachten dat de betrokkene snel terugvalt in drugsgebruik en in het plegen van strafbare feiten.
Vervolgens moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de betrokkene ligt. In tegenstelling tot de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat hiervan geen sprake is. Het is de eigen keuze van de betrokkene niet in te gaan op het aanbod van Stichting Terwille Verslavingszorg en niet meer mee te willen werken aan de opname in kliniek Veldzicht.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel moet worden afgewezen.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De te geven beslissing is gegrond op artikel 6:6:14 Sv.

7.De beslissing

De rechtbank:
Wijst afhet verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders van [betrokkene] , [geboortedatum] , wordt voortgezet.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beslissing is gegeven door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. P.E. van der Veen en mr. G. Elst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Bleijendaal,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2024.