Op 31 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de ISD-maatregel van een betrokkene die tot ongewenst vreemdeling is verklaard. De rechtbank heeft het verzoek van de betrokkene tot tussentijdse beëindiging van de ISD-maatregel afgewezen. De betrokkene, die lijdt aan zware verslavingsproblematiek, heeft geen gebruik gemaakt van de aangeboden behandelingen en heeft aangegeven niet te willen meewerken aan zijn re-integratie in Nederland. De rechtbank oordeelt dat beëindiging van de maatregel zal leiden tot onveiligheid en ernstige overlast in de samenleving. De betrokkene is op 25 september 2024 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) tot ongewenst vreemdeling verklaard en verblijft onrechtmatig in Nederland. De rechtbank concludeert dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is om recidive te voorkomen en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.