ECLI:NL:RBNHO:2025:3519

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
24/697
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzake inzage politiegegevens en privacy belangen

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de korpschef van politie. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van 8 januari 2024, waarin haar verzoek om inzage in haar politiegegevens gedeeltelijk was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk was, omdat de korpschef op 17 juli 2024 een nieuw besluit had genomen, waarin hij alsnog inzage verleende in drie van de zes eerder geweigerde registraties. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen belang meer had bij een uitspraak over het eerdere besluit, omdat het nieuwe besluit haar gedeeltelijk tegemoetkwam.

De rechtbank heeft ook de belangenafweging tussen de privacy van derden en het belang van eiseres bij inzage in haar gegevens beoordeeld. De korpschef had in redelijkheid kunnen besluiten om inzage in de drie registraties te weigeren, omdat dit noodzakelijk was ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden. De rechtbank benadrukte dat het belang van de bescherming van de identiteit van melders zwaarder weegt dan het belang van eiseres bij inzage. De rechtbank heeft de korpschef veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 187,- en proceskosten van € 907,- aan eiseres, maar het beroep tegen het besluit van 17 juli 2024 werd ongegrond verklaard.

De uitspraak werd mondeling gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank heeft opgemerkt dat het frustrerend kan zijn voor eiseres dat zij niet volledig inzicht kan krijgen in haar politiegegevens, maar dat de registratie van meldingen niet altijd duidt op ernstige zaken. Eiseres heeft de mogelijkheid om verzoeken tot verwijdering van haar gegevens in te dienen, en de korpschef staat open voor samenwerking hierin.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/697

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.G.M.C. Peters),
en

de korpschef van politie, de korpschef

(gemachtigde: mr. E.M. ter Denge).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen gedeeltelijke afwijzing van haar verzoek van 16 november 2023 om inzage in haar politiegegevens op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg).
De korpschef heeft het verzoek met het besluit van 8 januari 2024 gedeeltelijk afgewezen. Eiseres kreeg geen inzage in zes registraties van haar persoonsgegevens. Hier heeft eiseres beroep tegen ingesteld.
Bij nieuw besluit van 17 juli 2024 heeft de korpschef besloten alsnog inzage te geven in drie van de zes eerder geweigerde registraties. Dit besluit treedt in de plaats van het besluit van 8 januari 2024.
Op 18 oktober 2024 heeft eiseres inzage gehad in haar persoonsgegevens met uitzondering van de geweigerde registraties.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de korpschef deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 8 januari 2024 niet-ontvankelijk;
- verklaart het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 17 juli 2024 ongegrond;
- bepaalt dat de korpschef het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de korpschef tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiseres.

Gronden van de beslissing

Omvang van het geding
1. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit ter vervanging van een bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. De rechtbank gaat ervan uit dat eiseres belang heeft bij een oordeel over het besluit van 17 juli 2024, omdat dit besluit niet volledig aan het ingestelde beroep tegemoetkomt. Van rechtswege is in deze zaak dus een beroep ontstaan tegen het besluit van 17 juli 2024.
Het besluit van 8 januari 2024
2. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij een uitspraak over het besluit van 8 januari 2024, zodat het daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk is. Dit besluit is immers achterhaald door het besluit van 17 juli 2024, waarin de korpschef gedeeltelijk aan eiseres tegemoet is gekomen.
Het besluit van 17 juli 2024
3. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:29 van de Awb, na daarvoor schriftelijk toestemming van eiseres te hebben verkregen, kennisgenomen van de inhoud van de drie geweigerde registraties.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef in redelijkheid kunnen besluiten om inzage in de drie registraties te weigeren. Volgens de korpschef is de weigering noodzakelijk en evenredig om de rechten en vrijheden van derden te beschermen, zodat artikel 27, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wpg zich tegen inzage verzet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de korpschef in het besluit van 17 juli 2024, in het verweerschrift en op de zitting voldoende gemotiveerd dat het belang van die bescherming in dit geval zwaarder weegt dan het belang van eiseres bij inzage in de registraties. Inzage in de registraties zou leiden tot inzage in de identiteit van derden die als melders vermeld staan. De korpschef heeft in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat het van groot belang is dat melders in vertrouwen meldingen bij de politie kunnen doen en dus zonder te vrezen dat hun identiteit bekend wordt. De rechtbank volgt daarbij de verwijzing van de korpschef in het verweerschrift naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [1] Het tijdsverloop sinds de meldingen laat onverlet dat inzage kennisname van de identiteit van de melders zou meebrengen en leidt daarom niet tot een andere uitkomst. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat inzage geven in gedeeltelijk zwartgelakte versies van de registraties niet mogelijk is zonder afbreuk te doen aan de door de korpschef gemaakte belangenafweging. Gelet op de inhoud van de registraties en de kleine kring van betrokkenen, zou immers geen zinvolle tekst overblijven als alle gegevens waaraan derden herkend kunnen worden, zwart gemaakt zouden worden. Inzage in de drie meldingen mocht dus worden geweigerd. Het beroep tegen het besluit van 17 juli 2024 is daarom ongegrond.
3.2.
De rechtbank begrijpt dat het frustrerend is voor eiseres dat zij niet bekend kan worden met de inhoud van de registraties. Ter geruststelling benadrukt de rechtbank dat het feit dat een persoon voorkomt in de politiesystemen, niet altijd betekent dat er iets ernstigs aan de hand is. De korpschef heeft op de zitting bevestigd dat elke melding, klein of groot, terecht of onterecht, wordt geregistreerd. Bovendien heeft de korpschef op de zitting nog gezegd dat de registraties in principe na tien jaar worden verwijderd. Dit had voor deze gegevens van eiseres al gebeurd moeten zijn. Eiseres kan zelf ook om verwijdering van deze gegevens verzoeken en de korpschef staat ervoor open om daaraan mee te werken.
Slotopmerkingen
4. Omdat het beroep tegen het besluit van 8 januari 2024 niet-ontvankelijk is doordat de korpschef een nieuw besluit heeft genomen, waarin gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, moet de korpschef wel het griffierecht van € 187,- aan eiseres vergoeden. Om dezelfde reden veroordeelt de rechtbank de korpschef tot een proceskostenvergoeding aan eiseres voor de rechtsbijstand van haar advocaat. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komt de vergoeding neer op een totaal van € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1). Omdat het beroep tegen het besluit van 17 juli 2024 ongegrond is, wordt de korpschef niet verder veroordeeld tot een proceskostenvergoeding.
5. Bij de mondelinge uitspraak heeft de rechtbank gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2025 door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. I.A. Bakker, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraken van 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:807, en van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3139.