ECLI:NL:RBNHO:2025:35

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
10943488 CV EXPL 24-1237
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschillen over overhangende takken en onrechtmatige hinder

In deze burenrechtszaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft de kantonrechter op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee buren over overhangende takken, pampusgras en schade aan de oprit. De eisende partij, bestaande uit twee eisers, vorderde dat de gedaagde partij zou worden verplicht om overhangende takken van een boom te verwijderen, pampusgras te verwijderen en aansprakelijk te worden gesteld voor schade aan de oprit veroorzaakt door bamboewortels. De eisers stelden dat de overhangende takken onrechtmatige hinder veroorzaakten en dat de gedaagde aansprakelijk was voor de schade aan de oprit.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij, ondanks verzoeken van de eisers, niet is overgegaan tot het verwijderen van de overhangende takken. Echter, de rechter oordeelde dat het enkele nalaten van de gedaagde om de takken te verwijderen niet automatisch leidt tot een inbreuk op het eigendomsrecht van de eisers. De rechter concludeerde dat de aanwezigheid van de takken een normaal gevolg is van het eigendomsrecht van de gedaagde en dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de takken onrechtmatige hinder veroorzaken.

Wat betreft de vordering tot verwijdering van het pampusgras en de overhangende planten aan de voorzijde, heeft de rechter geoordeeld dat de eisers ook hier onvoldoende onderbouwing hebben gegeven voor hun claims van onrechtmatige hinder. De vordering tot schadevergoeding voor de oprit werd eveneens afgewezen, omdat de kantonrechter geen bewijs vond dat de bamboewortels schade aan de oprit veroorzaakten. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10943488 \ CV EXPL 24-1237
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eisers],
gemachtigde: mr. S.C.M. Suijkerbuijk,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. P.W.J.C. van Peer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- akte overlegging producties zijdens [eisers]
- de mondelinge behandeling van 25 oktober 2024 in de woning van [eisers], waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] woont sinds 2023 op het adres [straat] [nummer 1] (verder: [nummer 1]) te [plaats]. [gedaagde] woonde op dat moment al zeker 30 jaar op het adres [straat] [nummer 2] (verder: [nummer 2]). Beide percelen grenzen aan elkaar in een straat met aan elkaar gesloten rijtjeshuizen.
2.2.
[gedaagde] had in zijn voortuin bamboe vlakbij de mandelige schutting geplant. [gedaagde] heeft in zijn achtertuin pampusgras geplant. In de achtertuin bevindt zich ook een boom met takken die over de erfgrens hangen.
2.3.
[eisers] heeft [gedaagde] mondeling en schriftelijk verzocht om de overhangende takken te verwijderen, te voorkomen dat pampusgras over de perceelgrens kan hangen en doorgegroeide wortels van de bamboe te verwijderen. [gedaagde] heeft in 2023 de bamboe verwijderd, de grond waarop de bamboe groeide machinaal afgegraven en bamboewortels bij [eisers] verwijderd. Vervolgens heeft [gedaagde] aan de voorzijde planten in potten geplaatst en de schutting hersteld.
2.4.
Op 29 november 2023 heeft [eisers] aan [gedaagde] te kennen gegeven dat de overhangende takken nog niet zijn verwijderd, dat nog niets is gedaan aan het pampusgras en dat de wortels van de bamboe nog verwijderd moeten worden.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert – samengevat – [gedaagde] te bevelen om:
- de overhangende takken van de boom aan de achterzijde te (laten) verwijderen voor zover deze over de perceelgrens hangen;
- het pampusgras nabij de erfgrens aan de achterzijde te (laten) verwijderen en verwijderd te houden;
- de overhangende begroeiing van de in potten geplaatste planten aan de voorzijde te verwijderen en verwijderd te houden voor zover deze over de perceelgrens hangen;
een en ander onder verbeurte van dwangsommen; en
te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de kosten van herstel van de oprit,
met veroordeling van [gedaagde] in de (buiten)gerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eisers] legt aan de vordering ten grondslag dat op grond van artikel 5:44 Burgerlijk Wetboek (BW), artikel 6:162 en 3:296 BW kan worden gevorderd dat de overhangende begroeiing door [gedaagde] wordt verwijderd. Verder zorgt de boom voor gevaar omdat eerder een tak is afgebroken. Het pampusgras moet verwijderd worden omdat het zorgt voor overmatig afval in de tuin en onrechtmatig hinder in de zin van artikel 5:37 BW oplevert. Tot slot brengen de bamboewortels schade toe aan de oprit en is [gedaagde] aansprakelijk voor die schade. Omdat de schutting inmiddels is hersteld wordt niet langer gevorderd voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de kosten van herstel van de schutting.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de beoordeling stelt de kantonrechter het volgende voorop. Het staat de eigenaar met uitsluiting van eenieder vrij van de zaak gebruik te maken, mits dit gebruik niet strijdt met rechten van anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen daarbij in acht worden genomen [1] . De eigendom van de grond omvat met de grond verenigde beplantingen [2] . De bevoegdheid van de eigenaar van de grond om deze te gebruiken, omvat de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte [3] . Indien een nabuur wiens beplantingen over eens anders erf heenhangen, ondanks aanmaning van de eigenaar van dit erf, nalaat het overhangende te verwijderen, kan laatstgenoemde eigenaar eigenmachtig het overhangende wegsnijden en zich toeëigenen. Degene op wiens erf wortels van een ander erf doorschieten, mag deze voor zover ze doorgeschoten zijn weghakken en zich toeëigenen [4] . De eigenaar van een erf mag niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun. [5] Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond [6] .
Boom achterzijde
4.2.
De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling ter plaatste geconstateerd dat sommige takken van een boom van [gedaagde] over het erf van [eisers] heenhangen. Aangezien tussen partijen niet in geschil is dat [gedaagde] ondanks aanmaning niet is overgegaan tot het verwijderen van deze takken, stond het [eisers] vrij dit eigenmachtig te doen. Het bestaan van deze bevoegdheid is echter niet voldoende voor een veroordeling van [gedaagde] tot verwijdering van de takken.
4.3.
De kantonrechter begrijpt dat [eisers] zich op het standpunt stelt dat [gedaagde] met het laten overhangen van takken een inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht. Het is juist dat de bevoegdheid van [eisers] als eigenaar om de grond te gebruiken tevens de bevoegdheid tot het gebruik van de ruimte boven de grond omvat. Naar het oordeel van de kantonrechter is de aanwezigheid boven de grond van [eisers] van de takken van de boom die zich bevindt op het erf van [gedaagde] een gevolg van een normale uitoefening van het eigendomsrecht van [gedaagde]; de takken van een boom plegen nou eenmaal te groeien. Het enkele nalaten de takken boven de grond van [eisers] te verwijderen leidt naar het oordeel van de kantonrechter niet tot inbreuk op het eigendomsrecht van [eisers] Voor toewijzing van de vordering van [eisers] tot verwijdering van de takken is daarom vereist dat vast komt te staan dat sprake is van onrechtmatige hinder.
4.4.
[eisers] heeft aangevoerd dat de boom voor gevaar zorgt, maar heeft dit onvoldoende onderbouwd. Het enkele feit dat een tak tijdens een storm in de tuin van [eisers] is gewaaid of de vrees dat dit opnieuw zou kunnen gebeuren, is namelijk onvoldoende om te kunnen concluderen tot gevaarzetting. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers] nog aangevoerd last te hebben van bladafval. Omdat de meeste bomen hun bladeren periodiek plegen te verliezen, moet enige mate van hinder door bladafval door [eisers] als normaal worden geaccepteerd. [eisers] heeft onvoldoende onderbouwd dat de hinder in dit geval zodanig is dat deze als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling dat de boom van [gedaagde] licht wegneemt, aangezien die stelling pas op de mondelinge behandeling is ingenomen en [eisers] niet heeft onderbouwd hoe die stelling zich verhoudt tot de vordering tot verwijdering van overhangende takken. Deze vordering zal worden afgewezen.
Pampusgras achterzijde en planten voorzijde
4.5.
De vorderingen van [eisers] tot verwijdering van het pampusgras en overhangende planten aan de voorzijde zullen eveneens worden afgewezen. [eisers] voert aan dat sprake is van onrechtmatige hinder als gevolg van een overmaat van pluis dat zijn tuin wordt ingeblazen en van overhangende planten, maar heeft dit tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Daarmee is niet vast komen te staan dat sprake is van zodanige overlast van pluis dat deze als onrechtmatig moet worden beoordeeld.
Schade oprit door bamboe
4.6.
[eisers] stelt dat de oprit bij zijn woning beschadigd is als gevolg van doorschietende wortels van bamboe van [gedaagde], en dat [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van deze schade. Vast staat dat de bamboe in 2023 is verwijderd en dat de grond bij [gedaagde] machinaal is afgegraven. Daarbij zijn ook bamboewortels verwijderd ter plaatse van enkele tegels van de oprit die [eisers] heeft verwijderd. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling geconstateerd dat de tegels van de oprit niet scheefliggen en dat nog enkele bamboewortels aanwezig zijn. Voor zover deze wortels nog een risico vormen voor de oprit van [eisers], zou dit risico zich gelet op het tijdsverloop sinds het verwijderen van de bamboe inmiddels in enige mate gemanifesteerd moeten hebben. Dat is echter niet zo. De kantonrechter heeft geen aanwijzingen dat de nog onder de tegels aanwezige wortels nog voor overlast zullen zorgen, of dat de verwijderde tegels niet meer eenvoudig recht teruggeplaatst kunnen worden. [eisers] heeft in het licht hiervan onvoldoende onderbouwd dat hij genoodzaakt is de stenen van de oprit te laten verwijderen, de wortels te verwijderen en de grond te egaliseren. De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de kosten van herstel van de oprit zal daarom worden afgewezen.
Kosten
4.7.
Omdat de hoofdvorderingen van [eisers] worden afgewezen, komen ook de door hem gevorderde nevenvorderingen niet voor toewijzing in aanmerking.
4.8.
[eisers] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
337,50
4.9.
De veroordeling in de proceskosten wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden aangesproken om het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af;
5.2.
veroordeelt [eisers] hoofdelijk in de proceskosten van € 337,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als De Zwart niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.

Voetnoten

1.Artikel 5:1 lid 2 Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 5:20 lid 1 sub f Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 5:21 lid 1 Burgerlijk Wetboek.
4.Artikel 5:44 Burgerlijk Wetboek.
5.Artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek.
6.Artikel 6:162 lid 2 Burgerlijk Wetboek.