21. Ingevolge artikel 22.2, sub c, onder 3 van het bestemmingsplan “Binnenstad en Havens” mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van een gebouw ten hoogste 1 meter bedragen.
21. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat geen omgevingsvergunning is verleend voor het bouwen van een bouwwerk of voor het gebruiken van een bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan. Ook is niet in geschil dat de door eiseres geplaatste constructie, die dient als terrasafscheiding, de in het bestemmingsplan maximaal toegestane hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór een naar de weg gekeerde zijde van een gebouw te boven gaat. Het voorgaande betekent dat de artikelen 2.1, eerste lid, onder a en c van de Wabo zijn overtreden indien de door eiseres geplaatste constructie kan worden aangemerkt als een bouwwerk.
21. Volgens vaste jurisprudentie is een bouwwerk, zoals bedoeld in de Wabo, elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. Deze definitie staat ook in artikel 1.21 van het bestemmingsplan “Binnenstad en Havens”.
21. Naar het oordeel van de rechtbank kan de combinatie van terrasschermen met betonnen banken gekwalificeerd worden als een bouwwerk in de zin van de Wabo. Deze constructie vindt immers steun op de grond en is bedoeld om ter plaatse te functioneren, nu de plaatsing van de banken in combinatie met de schermen (onder meer) dient om gedurende het gehele terrassenseizoen als terrasafscheiding te functioneren.
21. Het standpunt van eiseres dat de banken en schermen verplaatst kunnen worden en met enige regelmaat verplaatst zullen worden, maakt niet dat daarom geen sprake is van een bouwwerk. De rechtbank wijst er op dat in eerdere rechtspraak overwogen is dat het enkele feit dat een constructie kan worden verplaatst, niet maakt dat daarom geen sprake is van een bouwwerk.De verplaatsbaarheid doet namelijk niets af van de conclusie dat de constructie bedoeld is om ter plaatse te functioneren. In dit geval heeft eiseres verklaard dat zij door middel van een terrasafscheiding een veilig terras wil creëren. Telkens wanneer het terras geopend is zal de constructie van betonnen banken en schermen dus mede dienen als terrasafscheiding. De vraag of de betonnen banken en schermen langer dan 31 dagen op exact dezelfde plek zullen staan is in dit kader – anders dan eiseres meent – niet relevant. Het terrassenseizoen duurt immers meerdere maanden en het is de bedoeling van eiseres om in die gehele periode een terrasafscheiding te plaatsen. De verwijzing van eiseres naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 november 1981, waarin geoordeeld werd dat een skibaan – die gedurende het gehele winterseizoen ter plaatse lag – geen bouwwerk was, treft in het kader van de plaatsgebondenheid ook geen doel.Het oordeel in die uitspraak, dat geen sprake was van een bouwwerk, stond daar immers los van de vraag over het plaatsgebonden karakter van de skibaan. Geconcludeerd werd namelijk dat het uitleggen van een skibaan in de vorm van een plat vlechtwerk op de grond, niet als ‘bouwen’ kan worden gezien.