ECLI:NL:RBNHO:2025:335

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
350599 HA ZA 24-166
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van accountantskantoor Ouwersloot voor onjuist belastingadvies aan voetbalkeeperstrainer

In deze zaak vordert eiser, een voetbalkeeperstrainer, schadevergoeding van zijn voormalig accountantskantoor Ouwersloot. Eiser had Ouwersloot benaderd voor advies over belastingheffing met betrekking tot zijn inkomen in Saoedi-Arabië, met als doel dubbele belastingheffing te voorkomen. Ouwersloot gaf advies dat later door de belastingdienst als onjuist werd beoordeeld, wat resulteerde in een aanzienlijke belastingaanslag voor eiser. Eiser heeft vervolgens Ouwersloot aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden door het onjuiste advies. De rechtbank oordeelt dat Ouwersloot tekort is geschoten in haar zorgplicht en aansprakelijk is voor de schade van eiser. De rechtbank verwijst de zaak naar de schadestaatprocedure om de exacte schadevergoeding vast te stellen. Tevens wordt Ouwersloot veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/350599 / HA ZA 24-166
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. C.I.M. Molenaar,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende in [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OUWERSLOOT KERKHOVEN B.V.,
gevestigd in Schagen,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] en Ouwersloot,
advocaat: mr. M.B. Esseling.
De zaak in het kort
Deze procedure gaat over een geschil tussen [eiser] , een voetbalkeeperstrainer, en zijn voormalig accountantskantoor Ouwersloot. [eiser] heeft Ouwersloot gevraagd om hem te adviseren over belastingheffing over zijn mogelijk toekomstige inkomen in Saoedi-Arabië. Het was [eiser] te doen om voorkoming van dubbele belastingheffing. Ouwersloot heeft daarover advies uitgebracht en [eiser] heeft daarnaar gehandeld. Naderhand heeft de belastingdienst het standpunt ingenomen dat [eiser] over het verdiende inkomen in Saoedi-Arabië wel degelijk belasting in Nederland moest betalen en substantiële bedragen aan belasting (na)geheven. Over deze heffing heeft een procedure bij deze rechtbank en bij het gerechtshof Amsterdam gelopen. Uit de uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof blijkt dat het standpunt van de belastingdienst juist was en het advies van Ouwersloot onjuist. In de onderhavige procedure spreekt [eiser] Ouwersloot aan tot vergoeding van de schade die hij lijdt doordat Ouwersloot hem niet goed heeft geadviseerd. De rechtbank is van oordeel dat Ouwersloot [eiser] onjuist heeft geadviseerd en dientengevolge aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 maart 2024 met producties 1 tot en met 23,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 10,
- de akte overlegging producties 24 tot en met 29 van de zijde van [eiser] ,
- het tussenvonnis van 19 juni 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 9 december 2024, bij welke gelegenheid [eiser] de procedure jegens [gedaagde sub 1] heeft ingetrokken waardoor [gedaagde sub 1] niet langer als procespartij heeft te gelden. Van deze zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt en de advocaten van partijen hebben toen spreekaantekeningen overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is voetbalkeeperstrainer. Ouwersloot is een accountancy- en advieskantoor in de breedste zin van het woord. Wat betreft de strategie van Ouwersloot staat op de website van Ouwersloot het volgende:
“Vanaf 2004 is een strategie gekozen die neerkomt op het verlenen van hoogwaardige adviesdiensten in de ‘DGA praktijk’. Wij richten ons op middelgrote vennootschappen, met een bepaalde adviesbehoefte en een gezonde ambitie tot groei, met name in de branches dienstverlening, productie, groothandel en horeca. Wij gaan daarin veel verder dan de ‘standaard’ adviezen. Onze diensteverlening betreft de daadwerkelijke begeleiding in complexe situaties, dus het voeren van onderhandelingen, het samen aantrekken van financiering, juridische begeleiding en uiteraard de fiscaliteit. Niet alleen iets roepen, maar daadwerkelijk zaken regelen, organiseren en op die manier onderdeel zijn van het proces om zo risico’s tijdig tegen te gaan en er voor te zorgen dat e.e.a. zo soepel mogelijk verloopt. Dit kunnen complexe fiscale procedures zijn, overnames, splitsingen, stormachtige ontwikkelingen binnen een organisatie, de organisatie en exploitatie van (merk-, ‘ie’-) rechten etc.” .
2.2.
Ouwersloot heeft in opdracht van [eiser] en diens vennootschappen [BV 1] en [BV 2] vanaf boekjaar 2010 de jaarrekeningen samengesteld en vanaf belastingjaar 2010 de aangiften vennootschapsbelasting, omzetbelasting en inkomstenbelasting verzorgd.
2.3.
Begin december 2017 heeft [eiser] een aanbieding ontvangen van de Saudi Arabian Football Federation (hierna: SAFF) om als ‘Goalkeeper Coach’ voor de nationale voetbalbond van Saoedi-Arabië te werken. Deze aanbieding luidde – voor zover van
belang – als volgt:
“SAFF is prepared to offer you a down payment of (300.000 USD) paid for one time when signing the contract and Salary of 100.000 (USD) NET monthly.
*SAFF will also offer:
- Suitable Housing for you and your family. (…).”.
2.4.
In verband hiermee heeft [eiser] Ouwersloot om belastingadvies gevraagd. Hierop heeft [gedaagde sub 1] , werkzaam bij Ouwersloot, per e-mail van 15 december 2017 als volgt gereageerd:
“Hi [eiser] ,
NL heeft een verdrag met SA, dus geldt de voorkoming van dubbele belastingheffing.
Dat betekent dat je geen belasting verschuldigd bent in NL over je salaris uit SA.
Wat wel geldt is dat als je in NL inkomen hebt in datzelfde jaar, je daarover 52% belasting betaalt.
Verder geldt dat als je NL inkomen in datzelfde jaar onder de EUR 33.000 blijft, je nog een deel premies moet voldoen over je salaris uit SA; dat is echter gemaximeerd op € 9.000 in totaal.
Bij bovenstaande zijn wij ervan uitgegaan dat je, zoals je zelf hebt aangegeven, in NL blijft wonen.
P.S.: Ik las iets in de krant dat [naam 1] is weggegaan, omdat de eis was dat hij in SA moest wonen.
Geen idee of dat waar is natuurlijk.
Daar is met jou dus helemaal niet over gesproken?
Met vriendelijke groet,
[gedaagde sub 1] .”.
2.5.
[eiser] is gedurende 2018 en januari 2019 in dienst werkzaam geweest als keeperstrainer van het voetbalelftal van Saoedi-Arabië en heeft voor deze werkzaamheden een bedrag van € 1.260.535 aan inkomen genoten. De werkzaamheden in het kader van deze dienstbetrekking zijn deels in Saoedi-Arabië en deels buiten Saoedi-Arabië uitgevoerd.
2.6.
Op 18 augustus 2019 heeft Ouwersloot de aangifte IB/PVV voor 2018 namens [eiser] ingediend.
2.7.
Per brief van 7 januari 2020 heeft de belastingdienst vragen gesteld over deze aangifte, in het bijzonder over de buitenlandse inkomsten van [eiser] . Per brief van
12 maart 2020 heeft Ouwersloot daarop gereageerd. Deze brief luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Cliënt heeft recht op aftrek om dubbele belasting te voorkomen omdat zijn Saoedi-Arabische looninkomsten reeds in Saudi-Arabië zijn belast. Op grond van artikel 15. lid 1 van het belastingverdrag tot het vermijden van dubbele belasting met Saoedi-Arabië heeft Saudi-Arabië het recht te heffen.
Tenslotte berichten wij u dat cliënt niet in het buitenland als ambtenaar werkt alsmede niet op een schip werkt.”.
2.8.
In zijn brief van 17 juni 2020 heeft de belastingdienst om nadere informatie gevraagd, onder meer over de dagen waarop [eiser] feitelijk in Saudi-Arabië werkzaam is geweest. Per brief van 31 augustus 2020 heeft Ouwersloot daarop gereageerd en onder meer gesteld dat de prins van Saoedi-Arabië de SAFF in het leven heeft geroepen, dat hij bepaalt wat er gebeurt en ook over de betalingen (waaronder de beloning van [eiser] ) gaat. De SAFF is volgens Ouwersloot daarom te beschouwen als een overheidslichaam.
2.9.
In een brief van 29 september 2020 heeft de belastingdienst meegedeeld dat hij voornemens was van de aangifte af te wijken. De aftrek elders belast zou worden bepaald ingevolge artikel 15 van het belastingverdrag tussen Nederland en Saoedi-Arabië (hierna: het Verdrag). Volgens de belastingdienst was het totale aantal werkdagen 160 en had [eiser] 68 dagen gewerkt in Saoedi-Arabië. De aftrek zou daarom worden bepaald op 68/160 x
€ 1.260.535 = € 535.728. Bij brief van 19 november 2020 heeft Ouwersloot zich op het standpunt gesteld dat de aftrek elders belast moet worden bepaald ingevolge artikel 19 van het Verdrag. In een e-mailbericht van 17 december 2020 heeft de belastingdienst meegedeeld dat hij zich nader op standpunt stelt dat het tekengeld geheel toerekenbaar is aan Saoedi-Arabië, dat het totaal aantal werkdagen 158 is en het aantal werkdagen in Saoedi-Arabië 71,5. De aftrek elders belast zou daarmee uitkomen op 71,5/158 x
(€ 1.260.535 -/- € 242.875) + € 242.875 = € 703.398.
2.10.
Met dagtekening 21 januari 2021 heeft de belastingdienst [eiser] een aanslag van
€ 292.563 opgelegd op basis van een verzamelinkomen van € 1.326.298. Bij uitspraak d.d. 22 november 2021 op bezwaar heeft de belastingdienst de aanslag gehandhaafd.
2.11.
Tegen deze uitspraak op bezwaar is Ouwersloot namens [eiser] in beroep gegaan bij deze rechtbank en vervolgens bij het gerechtshof Amsterdam. Uit de uitspraken van deze instanties volgt dat voor gebruikmaking van de regeling ter voorkoming van dubbele belasting over buitenlandse inkomsten aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan. Zo moet een werknemer onder andere in een tijdvak van 12 maanden tenminste 183 dagen verblijven in Saoedi-Arabië. De uitkomst van beide procedures is dat slechts een voorkoming van heffing wordt verleend van € 713.060 in plaats van € 1.260.535 zoals door [gedaagde sub 1] namens Ouwersloot was bepleit.
2.12.
Tegen de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 24 augustus 2023 heeft de Staatssecretaris van Financiën cassatie ingesteld.
2.13.
Bij brief van 4 oktober 2023 heeft de advocaat van [eiser] Ouwersloot aansprakelijk gesteld. Daarop is correspondentie op gang gekomen tussen partijen, waarin aansprakelijkheid zijdens Ouwersloot van de hand is gewezen.
2.14.
Per e-mail van 31 oktober 2023 heeft Ouwersloot aan [eiser] laten weten haar dienstverlening per 1 november 2023 te staken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat Ouwersloot te kort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht jegens [eiser] c.q. niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die een behoorlijk accountant betaamt en dientengevolge aansprakelijk is voor de door [eiser] daardoor geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van Ouwersloot in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. Ouwersloot heeft hem niet goed geadviseerd. Daardoor is Ouwersloot jegens hem tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de overeenkomst van opdracht met hem. Op die grond is Ouwersloot gehouden de schade te vergoeden die [eiser] als gevolg van die tekortkoming lijdt.
3.3.
Ouwersloot voert hiertegen verweer. Zij betwist dat van een advies sprake is geweest, en stelt dat zij slechts antwoord heeft gegeven op een vraag die [eiser] had gesteld, rekening houdend met de beperkte informatie die [eiser] heeft gegeven. Voorts betwist zij dat zij een beroepsfout heeft gemaakt en dat van een schending van haar zorgplicht sprake is geweest. Verder voert zij verweer tegen (de hoogte van) de schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Juridisch kader
4.1.
Tussen [eiser] en Ouwersloot bestond een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Bij de uitvoering van de opdracht moet de opdrachtnemer (in dit geval Ouwersloot) de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. Concreet betekent dit dat Ouwersloot moe(s)t handelen zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam (fiscaal) adviseur mag worden verwacht.
Ouwersloot heeft haar zorgplicht geschonden
4.2.
[eiser] verwijt Ouwersloot dat zij ondeugdelijk heeft geadviseerd over het belastingverdrag tussen Nederland en Saoedi-Arabië. Hierdoor was hij niet op de hoogte van de inhoud en uitleg c.q. de toepassing van de verdragsbepalingen. [eiser] is pas achteraf (in 2020) bekend geraakt met de betekenis en consequenties van die verdragsbepalingen, nadat de belastingdienst daarop had gewezen.
4.3.
Van een redelijk handelend en redelijk bekwaam (fiscaal) adviseur, zoals Ouwersloot, mag in ieder geval worden verwacht dat zij haar klant, in dit geval [eiser] , volledig en correct adviseert. De rechtbank is van oordeel dat Ouwersloot in dit geval een verkeerd advies heeft gegeven ten aanzien van de belastingheffing over het inkomen dat [eiser] in Saoedi-Arabië ontving. De onjuistheid van het advies is ook gebleken uit de uitspraken van deze rechtbank en het gerechtshof Amsterdam. Ook wanneer Ouwersloot gebruik maakt van ondergeschikten, zoals [gedaagde sub 1] , is Ouwersloot verantwoordelijk voor het advies dat wordt verstrekt aan haar klant. Ouwersloot had [eiser] duidelijk moeten uitleggen in welke situaties voorkoming van dubbele belasting aan de orde zou (kunnen) zijn en in ieder geval had zij [eiser] veel uitgebreider en vollediger moeten informeren en waarschuwen dan dat zij nu in haar weliswaar duidelijke, maar ook simpele en rudimentaire advies (de
e-mail van 15 december 2017, zie hiervoor onder 2.4) heeft gedaan. Aangezien Ouwersloot dat niet heeft gedaan, heeft zij haar zorgplicht geschonden.
4.4.
Ouwersloot verweert zich met de stelling dat het genoemde e-mailbericht geen advies inhield, maar slecht een antwoord op een vraag. Dit standpunt van Ouwersloot is, mild uitgedrukt, weinig overtuigend. Naar het oordeel van de rechtbank draagt de inhoud van de e-mail van 15 december 2017 geheel en al het karakter van een advies. Daarnaast staat als onweersproken vast dat [eiser] regelmatig vragen aan [gedaagde sub 1] stelde in het kader van de overeenkomst van ‘fullservice-dienstverlening’ tussen partijen en dat Ouwersloot advies gaf in de ruimste en breedste zin van het woord (zie hiervoor onder 2.1 voor de manier waarop Ouwersloot haar bedrijfsactiviteiten presenteert). Ouwersloot heeft volstrekt niet duidelijk gemaakt waarom [eiser] de bewuste e-mail, die alle kenmerken vertoont van een advies, niet als zodanig heeft mogen opvatten. Daarbij komt dat [eiser] van de (betaalde) diensten van Ouwersloot gebruik maakte, niet om “een antwoord op een vraag” te krijgen, maar om voorzien te worden van degelijke en deugdelijke professionele adviezen.
4.5.
Indien sprake was van onvoldoende feitelijke informatie (bijvoorbeeld omdat [eiser] nog geen contract met de SAFF had gesloten), kan Ouwersloot dit niet tegenwerpen aan [eiser] . Het had dan immers op de weg van Ouwersloot als adviseur gelegen om eerst te trachten de relevante informatie op tafel te krijgen om daarna haar klant zo goed en volledig mogelijk te kunnen informeren. In het geval dat bepaalde relevante informatie niet beschikbaar zou zijn had Ouwersloot in haar advies één of meer voorbehouden kunnen maken. Een dergelijk voorbehoud is echter in de e-mail van 15 december 2017 niet gemaakt.
4.6.
Als [gedaagde sub 1] zelf (die blijkbaar als contactpersoon van [eiser] fungeerde) onkundig was op het gebied van internationale belastingadvisering had het op zijn weg gelegen zich te onthouden van een advies op dat gebied of tenminste zodanig onderzoek te verrichten dat hij in staat was een correct advies te geven. Dat mag namelijk worden verwacht van een redelijk handelend en bekwaam (fiscaal) adviseur. [gedaagde sub 1] heeft desgevraagd zich (na navraag bij een fiscalist op de gang, rechtbank lees: [naam 2] , statutair directeur van Ouwersloot) blijkbaar voldoende geïnformeerd en in staat geacht om [eiser] te adviseren over een ingewikkeld onderwerp als het internationale belastingrecht. Wat daarbij op het kantoor van Ouwersloot achter de schermen is besproken, was (uiteraard) aan het zicht van [eiser] onttrokken en dat is voor de beoordeling van het geschil ook niet van belang. Voor [eiser] geldt slechts dat hij op het duidelijke en zonder voorbehoud gegeven advies van zijn professionele dienstverlener mocht vertrouwen. Dat het advies achteraf niet correct bleek, komt voor rekening en risico van Ouwersloot, die de gevolgen van dat onjuiste advies uiteraard niet kan afwentelen op haar klant.
4.7.
Ouwersloot heeft nagelaten [eiser] te wijzen op de voorwaarden die het belastingverdrag stelt ter voorkoming van dubbele belastingheffing en/of belastingheffing door de Nederlandse belastingdienst. Zou Ouwersloot dit wel hebben gedaan dan had [eiser] de mogelijkheid gehad om maatregelen te treffen om belastingheffing in Nederland over (een deel van) zijn buitenlands genoten inkomen te voorkomen. Dat partijen al dan niet (telefonisch) hebben gesproken over het wel of niet willen verhuizen van [eiser] naar Saoedi-Arabië, hetgeen Ouwersloot stelt en [eiser] betwist, doet daaraan niet af, en maakt het advies van Ouwersloot niet minder onjuist. Het is immers – mede gelet op het huisvestingsaanbod van de SAFF – niet uitgesloten dat [eiser] dan voor de looptijd van het contract in Saoedi-Arabië was gaan wonen om aldus een aanzienlijk fiscaal voordeel te genieten.
4.8.
Terzijde merkt de rechtbank op dat Ouwersloot niet heeft uitgelegd welk onderzoek zij voorafgaand aan de e-mail van 15 december 2017 heeft gedaan. De rechtbank heeft de indruk dat indien in dat stadium deugdelijke research was verricht Ouwersloot [eiser] wel degelijk van een juist advies had kunnen voorzien. Raadpleging van het belastingverdrag Nederland-Saoedi-Arabië leert immers dat het heffingsrecht ten aanzien van de looninkomsten van SAFF toekomt aan de woonstaat, zijnde Nederland, behalve voor het deel van de looninkomsten die toerekenbaar zijn aan de werkzaamheden die fysiek zijn verricht in Saoedi-Arabië. Werkzaamheden die buiten Saoedi-Arabië zijn verricht zijn (dus) niet verricht in Saoedi-Arabië. De looninkomsten die toerekenbaar zijn aan deze werkzaamheden zijn op grond van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van het belastingverdrag vatbaar voor belastingheffing in de woonstaat van [eiser] , zijnde Nederland. [1]
4.9.
Ouwersloot voert tenslotte nog aan dat [naam 2] [eiser] telefonisch heeft geadviseerd om ter plaatse in Saoedi-Arabië uit te zoeken hoe het zit met de inhouding en afdracht van belastingen alvorens hij enig contract zou ondertekenen en dat [eiser] daar niets mee gedaan. Dat standpunt acht de rechtbank niet reëel en professioneel, nog daargelaten de betwisting hiervan door [eiser] , die aanvoert niet op dit aspect te zijn gewezen. Van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur mag immers worden verwacht dat zij een dergelijk onderzoek zelf doet en [eiser] eventueel verwijst naar een lokale specialist. Van een cliënt mag niet worden verwachten dat hij dergelijke ingewikkelde kwesties uit zoekt. Dit standpunt van Ouwersloot verdraagt zich bovendien slecht met de manier waarop zij haar eigen activiteiten aanprijst (zie hiervoor onder 2.1): “(…) daadwerkelijke begeleiding in complexe situaties (…) en uiteraard de fiscaliteit”. De rechtbank gaat hier daarom aan voorbij.
4.10.
Voorts is opmerkelijk dat [naam 2] desgevraagd op de mondelinge behandeling heeft verklaard niet verrast te zijn door het standpunt van de belastingdienst omdat er op andere plaatsen dan Saoedi-Arabië was gewerkt door [eiser] . Dit antwoord duidt er immers op dat [naam 2] zich er blijkbaar van bewust was dat geen overall belastingvrijstelling voor [eiser] mogelijk was wat haaks staat op het advies van 15 december 2017. De vraag rijst dan ook welke kennis [naam 2] al dan niet met [gedaagde sub 1] heeft gedeeld.
4.11.
Het valt de rechtbank tot slot op dat Ouwersloot voor haar werkzaamheden in het kader van de bezwaarschrift- en beroepsprocedure bij de rechtbank geen kosten bij [eiser] in rekening heeft gebracht, kennelijk omdat Ouwersloot die werkzaamheden op dat moment als uitvloeisel beschouwde van het door haar gegeven advies waarvoor zij [eiser] niet meende te kunnen belasten. Om redenen die niet duidelijk zijn geworden is Ouwersloot op enig moment van standpunt veranderd en werden bij de procedure bij het Gerechtshof de kosten van deze werkzaamheden zonder overleg wel aan [eiser] in rekening gebracht.
4.12.
Gelet op al het voorgaande is Ouwersloot naar het oordeel van de rechtbank tekortgeschoten in nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de gesloten overeenkomst van opdracht. In zoverre is de door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dus toewijsbaar. Dat het meer een fiscaal advies betrof dan een accountantsadvies doet aan de toewijsbaarheid van de vordering niet af. Het uitgangspunt is dat Ouwersloot als gevolg van deze tekortkoming aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade.
Verwijzing naar schadestaat
4.13.
[eiser] vordert tot slot op grond van artikel 6:98 BW betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat, ter zake van de door hem geleden schade. Ter toelichting heeft [eiser] hierover gesteld dat voor de berekening van de door hem geleden inkomensschade een vergelijking dient te worden gemaakt tussen de aangifte IB 2018 en die betreffende de maand januari 2019, zoals aanvankelijk ingediend door Ouwersloot, en de uiteindelijke vaststelling door de belastingdienst. [eiser] heeft daarnaast schade geleden als gevolg van het weigeren van andere opdrachten, ervan uitgaande dat zijn pensioen veilig gesteld was met de netto opbrengst die hij dacht in Saoedi-Arabië te hebben verdiend. Verder heeft hij allerlei advocaat- en andere bijkomende kosten gemaakt in het kader van de aansprakelijkstelling.
4.14.
Ouwersloot voert hiertegen het meer algemene verweer dat [eiser] geen schade heeft geleden als gevolg van de beroepsfout dan wel dat het causale verband ontbreekt. Ouwersloot voert daarnaast afzonderlijk verweer tegen de gestelde (hoogte) van de posten.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat de door [eiser] gevorderde schade en kosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. In beginsel bestaat aansprakelijkheid (binnen de grenzen van artikel 6:98 BW) voor alle schade die een benadeelde lijdt als gevolg van een gebeurtenis waarvoor aansprakelijkheid bestaat. Kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid kunnen óók voor vergoeding in aanmerking komen wanneer uiteindelijk niet is komen vast te staan dat (anderszins) schade is geleden. Wel moet causaal verband (zowel conditio sine qua non-verband als toerekeningsverband) bestaan tussen de gebeurtenis en (het maken van) genoemde kosten. Dat geldt ook voor kosten van deskundige bijstand, met dien verstande dat moet komen vast te staan dat het redelijk was in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen en dat de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn.
4.16.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende causaal verband bestaat tussen de beroepsfout en de door [eiser] geleden schade. Nu de mogelijkheid van schade aannemelijk is en begroting daarvan in deze procedure niet mogelijk is omdat het debat daarover niet voldragen is, wordt verwezen naar de schadestaatprocedure zoals hierna verwoord. De vraag wat de omvang is van de schade en de vraag of volledige vergoeding van alle gemaakte kosten of geschatte kosten redelijk is, komen in die schadestaatprocedure nader aan de orde.
Proceskosten
4.17.
Ouwersloot wordt in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden tot op heden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × tarief II € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.861,97
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Ouwersloot te kort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht jegens [eiser] c.q. niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die een behoorlijk accountant betaamt en dat zij aansprakelijk is voor de door [eiser] daardoor geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.2.
veroordeelt Ouwersloot in de proceskosten van € 1.861,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na de dag van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Ouwersloot niet tijdig aan deze veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze proceskostenvergoeding uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.

Voetnoten

1.Zie in dit verband artikel 15 e.v. OESO-modelverdrag alsmede het commentaar daarbij.