ECLI:NL:RBNHO:2025:3262

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
11248576
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Ćulafić
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van de verdeling van goederen in de huwelijksgemeenschap na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtgenoten over de uitvoering van de verdeling van de goederen in de huwelijksgemeenschap, zoals bevolen in de echtscheidingsbeschikking. De partijen, die in 2007 zijn getrouwd in gemeenschap van goederen, hebben in 2020 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De echtscheiding werd uitgesproken op 21 april 2021. In de echtscheidingsprocedure is de rechtbank niet in staat geweest om een waardering van de inboedelgoederen te maken, en heeft daarom een feitelijke verdeling bevolen. De partijen mochten om en om een goed uit de gezamenlijke inboedel kiezen zonder nadere verrekening.

De eiser vordert de gedaagde te veroordelen tot afgifte van bepaalde goederen en betaling van een bedrag van € 2.015, terwijl de gedaagde een tegenvordering indient voor een totaalbedrag van € 10.855,40, bestaande uit verschillende posten. De kantonrechter heeft de vorderingen en tegenvorderingen beoordeeld en geconcludeerd dat de vorderingen van beide partijen deels toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door het weggooien van inboedelgoederen, maar dat de eiser onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de waarde van deze goederen. De kantonrechter heeft de schade daarom naar billijkheid geschat.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiser en de tegenvordering van de gedaagde elk voor een deel toegewezen, waardoor partijen feitelijk geen betaling van elkaar tegoed hebben. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 12 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 11248576 \ CV EXPL 24-2704
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 7 producties binnengekomen op 17 juli 2024;
  • de conclusie van antwoord met tegenvorderingen met 7 producties binnengekomen op 22 augustus 2024;
  • het tussenvonnis van 11 september 2024;
  • de mondelinge behandeling van 16 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen waren in 2007 getrouwd in gemeenschap van goederen. Op 2 september 2020 heeft [gedaagde] een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Bij beschikking van 21 april 2021 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.2.
Partijen hebben in de echtscheidingsprocedure geprocedeerd over de verdeling van de gemeenschap van goederen. Over de verdeling van de inboedelgoederen had de rechtbank niet voldoende aanknopingspunten om tot een waardering te komen, en achtte een feitelijke verdeling het meest aangewezen. De rechtbank heeft vervolgens de wijze van verdeling van de inboedelgoederen bepaald. Deze houdt in dat partijen om en om een goed uit de gezamenlijke inboedel mogen kiezen, een en ander zonder nadere verrekening.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert [gedaagde] te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot afgifte van de gordijnen en gordijnrails, en betaling van de hoofdsom van € 2.015 en proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag, kort gezegd, dat het niet lukt om tot een verdeling van de inboedelgoederen te komen, en dat [gedaagde] enkele goederen heeft weggedaan.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . Ook vordert hij bij wijze van tegenvordering de volgende bedragen:
 € 8.953,- (verrekening waarde inboedel)
 € 1.445,01 (rekening dierenarts)
 € 457,39 (rekening autoreparatie)
Als grondslag voor de vordering over de inboedel stelt [gedaagde] dat [eiser] zich niet heeft gehouden aan de bevolen wijze van verdeling, en dat zij overbedeeld is. Ten aanzien van de rekeningen stelt [gedaagde] dat deze zijn ontstaan toen partijen al feitelijk uit elkaar waren, en daarom voor rekening van [eiser] moeten komen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inboedelverdeling
4.1.
Deze zaken behoren volgens de gewone bevoegdheidsregels thuis bij de sector civiel van deze rechtbank, maar partijen hebben ter zitting verklaard er mee in te stemmen dat de zaak op grond van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt voorgelegd aan de kantonrechter. De vordering en de tegenvordering over de inboedelverdeling en verrekening lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Verrekening
4.2.
Het uitgangspunt is dat partijen zich hebben te houden aan de wijze van verdeling die bevolen is in de echtscheidingsbeschikking. Deze procedure is geen hoger beroep van de beschikking, en de kantonrechter zal dus niet tornen aan het daarin gegeven oordeel over de verdeling. Partijen hebben hun vordering tot betaling deels gegrond op de stelling dat de verdeling van de goederen alsnog in waarde moet worden verrekend. Aangezien de echtscheidingsbeschikking verrekening uitsluit, zal de kantonrechter de vorderingen afwijzen voor zover die op verrekening zijn gegrond.
Onrechtmatig handelen
4.3.
Als partijen onrechtmatig hebben gehandeld ten opzichte van elkaar, kan dit wel een reden zijn voor toewijzing van (een deel van) de geldvorderingen. Dit geldt dan als schadevergoeding.
4.4.
[eiser] stelt en [gedaagde] erkent dat [gedaagde] enkele inboedelgoederen heeft weggegooid. Dit is de tweede reden waarom zij een vergoeding rechtvaardig vindt. Het draait volgens [gedaagde] om een eettafel, salontafel, tuintafel, loungeset en parasol. [gedaagde] heeft hierover verklaard dat deze goederen wat hem betreft oud en versleten waren. Zonder dat deze inboedelgoederen verdeeld zijn, is het echter niet aan [gedaagde] om daar eenzijdig een beslissing over te nemen. In zoverre is [gedaagde] daarom aansprakelijk voor vervangende schadevergoeding gebaseerd op de waarde van de weggegooide spullen.
4.5.
[eiser] heeft geen onderbouwing overgelegd aan de hand waarvan zij de waarde aan de weggegooide spullen heeft toegekend. Zij heeft ook ter zitting niet duidelijk kunnen maken om welke items van inboedellijsten het precies gaat, of welk deel van haar totale vordering gebaseerd is op het weggooien van spullen. [gedaagde] betwist bovendien de waardering. Gelet op de onduidelijkheid en het gebrek aan onderbouwing, ziet de kantonrechter aanleiding om de omvang van de schade naar billijkheid te schatten. Dit doet hij in overweging 4.12.
4.6.
[gedaagde] stelt dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld omdat zij tegen afspraken in de zolder heeft leeggehaald en meer spullen heeft meegenomen dan afgesproken. Zonder nadere onderbouwing van wat er gebeurd is, om welke goederen het gaat en wat de waarde daarvan is, kan dit deel van de vordering niet worden toegewezen.
4.7.
Ten aanzien van de gordijnen en gordijnrails bestaat geen discussie tussen partijen. Zij zijn het er over eens dat deze aan [eiser] toekomen. De kantonrechter zal dus oordelen dat [eiser] deze items in goed overleg bij [gedaagde] ophaalt.
Rekening autoreparatie
4.8.
Uit artikel 1:100 Burgerlijk Wetboek (BW) vloeit voort dat iedere echtgenoot na de ontbinding in beginsel voor de helft van de gemeenschapsschulden draagplichtig wordt. De rekening van de autoreparatie is een schuld die is ontstaan ten tijde van de gemeenschap. Echtgenoten kunnen overeenkomen om bij de verdeling af te wijken van de verdeling bij helfte. Zij kunnen dat slechts op twee manieren doen: bij huwelijkse voorwaarden of bij echtscheidingsconvenant. Van beiden is geen sprake. Ook in de echtscheidingsbeschikking is over de autorekening geen afwijkende verdeling opgenomen.
4.9.
Aangezien de rekening door [gedaagde] is betaald na ontbinding van de gemeenschap, dient [eiser] de helft van deze rekening aan [gedaagde] te vergoeden.
Rekening dierenarts
4.10.
De rekening van de dierenarts is ten tijde van de gemeenschap ontstaan en van de gemeenschapsrekening betaald. Op grond van artikel 1:97 BW was [eiser] bevoegd om de behandeling van de kat uit te laten voeren, ook onder protest van [gedaagde] .
4.11.
Ook over deze rekening geen wijze van verdeling of verrekening opgenomen. Dit deel van de vordering van [gedaagde] wordt daarom afgewezen.
Betalingsverplichtingen
4.12
De rekening voor de autoreparatie bedraagt € 457,39. [eiser] moet voor deze rekening dus de helft, neerkomende op € 228,70, betalen aan [gedaagde] . De kantonrechter schat de waarde van de weggegooide spullen als bedoeld in overweging 4.6 eveneens op € 228,70.
Conclusie vordering en tegenvordering
4.13.
De kantonrechter zal de vordering van [eiser] en de tegenvordering van [gedaagde] elk voor een deel toewijzen. De hoogte van het toegewezen gedeelte van beide vorderingen is gelijk. Dit betekent dat partijen feitelijk geen betaling van elkaar tegoed hebben.
Proceskosten
4.14.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
de vordering
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 228,70,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van de gordijnen en gordijnrails op de manier in 4.7,
5.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
de tegenvordering
5.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 228,70,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
de vordering en de tegenvordering
5.8.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Ćulafić en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.