Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde sub 1]
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 3]
[bewindvoerder]in haar hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van
[gedaagde sub 4]
advocaat mr. M.V. Vermeij te Alkmaar .
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024;
- de mondelinge behandeling van 19 maart 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
De rechtbank zal eerst vaststellen waar de te verdelen nalatenschap uit bestaat.
(i) De saldi van drie bankrekeningen. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat uitgegaan kan worden van een totaalsaldo van € 447.141,82 per 31 december 2024. Dit volgt uit de door de bank in januari 2025 aan [eiseres] afgegeven specificatie, waarvan de juistheid door niemand wordt betwijfeld.
(ii) De volgende roerende zaken;
twee trouwringen;
een ketting met hartje;
een trouwalbum;
een herdenkingskruisje van papa;
een herdenkingskruisje van mama;
een lijstje met een foto van [oom] ;
verschillende foto’s van de achterkleinkinderen van de vader en de moeder;
een stenen plantenbakje met vetplantjes.
Dat aan deze zaken een relevante financiële waarde moet worden toegekend, is door geen van de in het geding verschenen partijen concreet gemaakt of onderbouwd. De rechtbank zal er bij de verdeling daarom van uitgaan dat deze zaken kunnen worden toebedeeld zonder verplichting tot het betalen van een vergoeding wegens overbedeling.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde sub 1] geen rente hoeft te betalen. De wet bevat een regeling [1] over de verschuldigdheid van rente over een geleend bedrag. Deze regeling komt er voor dit geval op neer dat [gedaagde sub 1] alleen indien dit schriftelijk was overeengekomen, rente is verschuldigd.
Dat verschuldigdheid van rente schriftelijk is bedongen, blijkt nergens uit. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde sub 1] rente is verschuldigd, gewezen op de inhoud van door haar overgelegde correspondentie [2] . Gelet op de betwisting van [gedaagde sub 1] kan uit deze correspondentie echter niet worden afgeleid dat moeder en [gedaagde sub 1] schriftelijk zijn overeengekomen dat [gedaagde sub 1] rente over het door haar geleende bedrag zou moeten betalen.
(i) de vorderingen van partijen op de nalatenschap van de moeder vanwege de ouderlijke boedelverdeling van de nalatenschap van de vader. Niet in geschil is dat deze vorderingen in totaal € 227.715,00 in hoofdsom bedragen en € 49.242,59 aan rente, wat neerkomt op een bedrag van € 55.391,52 aan hoofdsom en rente per partij.
(ii) een vordering van [eiseres] op de nalatenschap vanwege verschillende voorgeschoten bedragen. Niet in geschil is dat deze vordering € 6.446,48 bedraagt.
[eiseres] heeft dit alles betwist.
Activa:
Saldi Bankrekeningen: € 447.141,82
Roerende zaken waarde nihil
Vordering op [gedaagde sub 1] € 30.000,00
Schulden ivm ouderlijke boedelverdeling € 227.715,00
Rente ivm deze schuld € 49.242,59
Vordering van [eiseres] € 6.446,48
Totaal € 283.404,07
€ 55.391.52 [3] per persoon.
Het saldo van de nalatenschap bedraagt na voldoening van de schulden: € 193.737,75. Ieder van partijen heeft recht op 1/5e daarvan, derhalve € 38.747,55. Door vergoeding van voorgeschoten kosten van [eiseres] (€ 6.446,48) en door toerekening van de vordering op [gedaagde sub 1] (€ 30.000,00) dient de verdeling er als volgt uit te zien.
[gedaagde sub 2] : € 55.391,52 + € 38.747,55 = € 94.139,07
[gedaagde sub 4] : € 55.391,52 + € 38.747,55 = € 94.139,07
[gedaagde sub 3] : € 55.391,52 + € 38.747,55 = € 94.139,07
[eiseres] : € 55.391,52 + € 38.747,55 + € 6.446,48 =
€ 100.585,55
De rechtbank is hierbij uitgegaan van het banksaldo per 31 december 2024. Voor zover het saldo ten tijde van de feitelijke verdeling door rente bijschrijving hoger blijkt te zijn, hebben partijen ieder recht op 1/5e van dit meerdere.
5.De beslissing
het banksaldo moet op de volgende wijze worden verdeeld:
[gedaagde sub 1] : € 55.391,52 + € 38.747,55 - € 30.000,00 = € 64.139,07
[gedaagde sub 2] : € 55.391,52 + € 38.747,55 = € 94.139,07
[gedaagde sub 4] : € 55.391,52 + € 38.747,55 = € 94.139,07
[gedaagde sub 3] : € 55.391,52 + € 38.747,55 = € 94.139,07
[eiseres] : € 55.391,52 + € 38.747,55 + € 6.446,48 = € 100.585,55
bij vervroegingin het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025. [4]