ECLI:NL:RBNHO:2025:3074

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11439969 \ CV EXPL 24-4070
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring in civiele procedure

In deze civiele zaak heeft de eisende partij, Giacomelli Betonwerken B.V., een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring ingesteld tegen Bako Betonservice B.V. De eisende partij stelt dat zij werkzaamheden heeft verricht in opdracht van Bako, maar dat Bako diverse facturen onbetaald heeft gelaten. Bako voert verweer en stelt dat een derde partij, [naam], als onderaannemer heeft opgetreden en dat zij buiten de rechtsverhouding staat. Giacomelli vordert dat de kantonrechter Bako veroordeelt tot betaling van € 25.000,00, inclusief rente en kosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende gronden zijn voor Giacomelli om [naam] in vrijwaring op te roepen, omdat het verweer van Bako kan leiden tot afwijzing van de vordering van Giacomelli. De vordering tot eisersvrijwaring is toegewezen, en de zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling. De beslissing over de kosten in het incident is aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11439969 \ CV EXPL 24-4070
Uitspraakdatum: 19 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in het incident in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Giacomelli Betonwerken B.V.
gevestigd te Kwintsheul
eiseres in de hoofdzaak, eiseres in het incident
verder te noemen: Giacomelli
gemachtigde: mr. J. Pearson
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bako Betonservice B.V.
gevestigd te Oudkarspel
gedaagde in de hoofdzaak, gedaagde in het incident
verder te noemen: Bako
gemachtigde: mr. D.L. Koster
De zaak in het kort
In deze zaak heeft de eisende partij een vordering tot oproeping van een derde in vrijwaring ingesteld, een zogenaamde vordering tot eisersvrijwaring. In deze zaak is sprake van een verweer van de gedaagde partij dat voor de eisende partij tot het verlies in de hoofdzaak kan leiden en waaruit vervolgens voor de eisende partij de aanleiding ontstaat deze derde in een vrijwaringsprocedure ter verantwoording te roepen. Daarom wordt de vordering tot eisersvrijwaring toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Giacomelli heeft bij dagvaarding van 4 december 2024 een vordering tegen Bako ingesteld. Bako heeft schriftelijk geantwoord. Daarna heeft Giacomelli een incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring genomen. Baco heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.De vordering in de hoofdzaak

2.1.
Giacomelli vordert dat de kantonrechter Bako veroordeelt tot betaling van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 22.408,38. Giacomelli legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij in opdracht van Bako werkzaamheden heeft verricht, maar dat Bako diverse facturen van in totaal € 22.408,38, ondanks aanmaningen, onbetaald heeft gelaten. Bako is ook buitengerechtelijke incassokosten van
€ 3.361,26 en wettelijke handelsrente, die tot en met 25 november 2024 € 1.398,91 bedraagt, verschuldigd aan Giacomelli. Giacomelli beperkt haar vordering tot € 25.000,00 en doet afstand van het meerdere.
2.2.
Bako voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van Giacomelli. Bako voert daartoe – samengevat – aan dat niet zij maar [naam] h.o.d.n. [naam] Betonvloeren (hierna: [naam] ) als onderaannemer van Bako opdrachtgever is van de werkzaamheden en Bako buiten die rechtsverhouding staat. Subsidiair beroept Bako zich op verrekening met schade die zij heeft geleden door het handelen van Giacomelli. De schade begroot Bako op € 14.500,00. Ten slotte betwist Bako dat de algemene voorwaarden aan haar ter hand zijn gesteld en eventuele buitengerechtelijke incassokosten moeten worden gebaseerd op het Besluit Vergoeding voor Buitengerechtelijke incassokosten.

3.De vordering in het incident

3.1.
Giacomelli vordert dat haar zal worden toegestaan [naam] in vrijwaring op te roepen. Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij bij gegrondverklaring van het verweer van Bako dat [naam] opdrachtgever van de werkzaamheden is, belang heeft bij het in vrijwaring doen oproepen van [naam] . Volgens Giacomelli heeft [naam] bij het verstrekken van de opdrachten gemeld dat hij optrad als vertegenwoordiger van Bako en dat Bako de opdrachtgever van Giacomelli is. [naam] moet instaan voor zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid. Als het verweer van Bako dat deze bevoegdheid ontbreekt slaagt, moet [naam] de als gevolg daarvan ontstane schade vergoeden en Giacomelli vrijwaren.

4.Het verweer in het incident

4.2.
Bako verzet zich tegen toestemming aan Giacomelli om [naam] in vrijwaring op te roepen. Zij voert aan – samengevat – dat Giacomelli moet aantonen dat er een rechtsverhouding bestaat. De opdrachten van Bako zijn via [naam] naar Giacomelli doorgezet. Er kan dan geen mogelijkheid bestaan dat zowel [naam] als Bako een rechtsverhouding hebben met Giacomelli. Een volmacht van Bako aan [naam] ontbreekt en Bako betwist dat zij de schijn van het bestaan van een toereikende volmacht heeft gewerkt bij Giacomelli. Daarnaast leidt vrijwaring tot een onredelijke vertraging in de procedure.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Een eisende partij in een procedure die meent gronden te hebben om iemand in vrijwaring op te roepen, kan een daartoe strekkende vordering instellen. [1] Van een verplichting tot vrijwaring is sprake als een derde verplicht is de nadelige gevolgen voor de verliezende partij in de hoofdzaak op zich te nemen vanwege een rechtsverhouding tussen die verliezende partij en de derde.
5.2.
Uit de wetsgeschiedenis bij de hiervoor bedoelde bepaling volgt dat de wetgever zich heeft voorgesteld dat het verweer van gedaagde de eiser grond kan geven om zijnerzijds een waarborg op te roepen. Te denken valt aan het geval dat de eisende partij een vertegenwoordigde aanspreekt, die vervolgens de bevoegdheid van de vertegenwoordiger betwist, wat de eiser de wens ingeeft de vertegenwoordiger in vrijwaring op te roepen omdat hij als vertegenwoordiger in staat voor het bestaan en de omvang van de volmacht. [2]
5.3.
Voorwaarde voor het aan Giacomelli toestaan van het oproepen van [naam] in vrijwaring is dus een verweer van Bako dat, als het slaagt, leidt tot afwijzing van de vordering van Giacomelli, waarbij voor haar, na het nemen van de conclusie van antwoord door Bako, maar niet eerder, aanleiding ontstaat [naam] ter verantwoording te roepen bij wege van de vrijwaringsprocedure.
5.4.
De situatie in deze zaak waarin Bako zegt dat haar opdrachten via [naam] naar Giacomelli zijn doorgezet en zij geen opdrachtgever is en Giacomelli zegt dat [naam] bij het verstrekken van de opdrachten steeds heeft gemeld dat hij optrad als vertegenwoordiger van Bako is vergelijkbaar met het door de wetgever genoemde voorbeeld. In zoverre heeft Giacomelli naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet de verkeerde procespartij gedagvaard, maar is sprake van een inhoudelijk verweer van Bako dat voor Giacomelli tot het verlies in de hoofdzaak kan leiden en waaruit vervolgens voor Giacomelli de aanleiding ontstaat [naam] in een vrijwaringsprocedure ter verantwoording te roepen. Daarom wordt de vordering van Giacomelli tot eisersvrijwaring toegewezen.
5.5.
De beslissing over de kosten in het incident wordt aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
5.6.
De geplande comparitie na antwoord is aangehouden totdat in de vrijwaringsprocedure is geconcludeerd voor antwoord. De zaak zal dan ook naar dezelfde roldatum worden verwezen als waartegen de zaak geregistreerd zal staan voor conclusie van antwoord in de vrijwaringszaak, voor opgave verhinderdata van alle partijen (hoofdzaak en vrijwaring).

6.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
6.1.
staat Giacomelli toe [naam] te Kwintsheul, te dagvaarden tegen de rolzitting van 16 april 2025 te 10.30 uur om op de eis in de vrijwaring te antwoorden,
in het incident en in de hoofdzaak:
6.2.
verwijst de zaak naar dezelfde roldatum als waartegen de zaak geregistreerd zal staan voor conclusie van antwoord in de vrijwaringszaak, voor opgave verhinderdata van alle partijen (hoofdzaak en vrijwaring),
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 210 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 3:70 van het Burgerlijk Wetboek.