Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 22.008,14, de huur van € 3.972,37 per maand vanaf 1 april 2024 totdat de huurovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd en de waarborgsom van € 6.666,67. [naam] heeft de hoogte van de huurachterstand tot en met maart 2024 niet weersproken. Ook heeft zij niet weersproken dat de huur over 1 april 2024 tot en met 31 december 2024, zijnde € 35.751,33, onbetaald is gelaten. Ook heeft [naam] niet weersproken dat zij op grond van de huurovereenkomst de waarborgsom moet betalen en dat zij dat niet heeft gedaan. Daarbij heeft [naam] geen beroep gedaan op de overeengekomen uitzonderingen voor de verschuldigdheid daarvan. Deze vorderingen van [eiser] van in totaal € 64.426,14 zijn daarom toewijsbaar.
€ 22.008,14. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 3.301,22 is echter hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, dat als redelijk wordt beschouwd. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 995,08.
5.De beslissing
- het bedrag van € 598,31 (factuur),met ingang van 18 augustus 2021,
- het bedrag van € 995,08 (buitengerechtelijke incassokosten),met ingang van 12 maart 2024,
telkens tot de dag van volledige betaling,