ECLI:NL:RBNHO:2025:30

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
C/15/354342 / JU RK 24-974
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ouderschapsconflicten

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], die onderhevig zijn aan een conflict tussen hun ouders. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor een jaar, omdat er zorgen waren over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn sinds hun scheiding bijna vier jaar verwikkeld in een hevige strijd, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De kinderrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften van beide ouders, en heeft een zitting gehouden met gesloten deuren op 4 december 2024.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om constructief samen te werken en dat de situatie van de kinderen zorgwekkend is. De moeder heeft aangegeven dat de vader de kinderen belast met volwassenproblematiek en dat hij niet meewerkt aan hulpverlening. De vader erkent de problemen, maar wijst naar de moeder als oorzaak van de conflicten. De kinderrechter concludeert dat, hoewel de Raad een ondertoezichtstelling noodzakelijk acht, de ouders niet bereid zijn om samen te werken aan een oplossing. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, omdat er geen vertrouwen is dat de inzet van een gecertificeerde instelling de situatie zal verbeteren.

De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders in hun onderlinge strijd de ontwikkeling van de kinderen in gevaar brengen en dat er een dringende behoefte is aan rust en stabiliteit voor de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/354342 / JU RK 24-974
Datum uitspraak: 3 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
advocaat: mr. N.D. Groenewoud te Nieuw-Vennep,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J. Wigmans te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 2 juli 2024;
- het verweerschrift van de moeder van 27 november 2024;
- het aanvullend verweerschrift, met bijlagen, van de vader in de procedure met zaaknummer C/15/355825 / FA RK 24-417.
1.2.
De zitting met gesloten deuren is geweest op 4 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- [vertegenwoordiger van de raad] als vertegenwoordiger van de Raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] als vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam) (hierna te noemen: de GI).
Deze zaak is ter zitting tegelijk behandeld met de verzoeken van partijen in de hoofdzaak tussen partijen bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/355825. Die verzoeken hebben betrekking op het gezamenlijk gezag en de zorgregeling.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn ingeschreven bij hun moeder, maar wonen feitelijk voor de helft bij iedere ouder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad heeft verzocht de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Als onderbouwing van het verzoek is namens de Raad naar voren gebracht dat de kinderen al bijna vier jaar te maken hebben met hevige spanningen en conflicten die voortkomen uit de scheiding tussen hun ouders. Tijdens de overdrachten zijn er vaak spanningen en escalaties, waarbij ook meermalen de politie betrokken is geweest. De conflicten gaan meestal over de zorgregeling en de beslissingen die voor de kinderen moeten worden genomen. Het lukt de ouders op geen enkele manier om samen constructief beslissingen te nemen in het belang van hun kinderen. Door de situatie zijn de kinderen tussen de ouders in komen te staan en zitten zij in een loyaliteitsconflict. Mogelijk krijgen zij het gevoel voor de ene ouder te moeten kiezen en de andere ouder te moeten afwijzen. De kinderen lijken in twee werelden te moeten leven, waarbij zij van hun vader geen contact mogen hebben met hun moeder als zij bij hem verblijven.
Bij beide kinderen zijn de onderwerpen ruzie, vechten en oneerlijkheid tijdens de gesprekken met de raadsonderzoeker veel aan de orde geweest. Verder zijn er vooral bij [de minderjarige 1] problemen in zijn gedrag te zien, waardoor hij geen goede sociale positie in de klas heeft. Ook benut hij op school niet zijn volledige cognitieve mogelijkheden, mogelijk door zijn leeftijd, maar mogelijk ook door de situatie tussen de ouders. [de minderjarige 1] lijkt met zijn gedrag deels de omgang tussen zijn ouders te kopiëren, maar mogelijk is het ook een schreeuw om hulp. Verder is zorgelijk dat [de minderjarige 1] aangeeft dat hij zijn ouders niet vertrouwt. Beide ouders zeggen dat de ander liegt, maar hij weet niet wie de waarheid vertelt.
Daarnaast worden de kinderen belast met volwassenproblematiek. Zo zijn zij erg goed op de hoogte van de financiële situatie van de vader, die hen vertelt dat bepaalde dingen niet kunnen omdat hij hun moeder kinderalimentatie moet betalen.
In het vrijwillige kader is het niet gelukt om de strijd tussen de ouders te doen stoppen en er voor te zorgen dat zij zich aan de afspraken houden. De ouders hebben individuele hulp nodig bij verwerking van de echtscheiding. Ook moet worden ingezet op verbetering van de manier waarop zij afspraken maken en informatie overdragen. Hierbij moet worden bekeken welke manier haalbaar is voor de ouders, zonder dat de kinderen belast worden. Mogelijk kan Altra of Levvel onderzoeken of Ouderschap Blijft of Parallel Solo Ouderschap het meest passend is. Tot slot hebben de kinderen een neutraal persoon nodig die naar hen luistert en de ouders mee kan nemen in de gevolgen van hun gedrag op de kinderen, of de kinderen kan ondersteunen om dit zelf met hun ouders te bespreken.
3.3.
Op de zitting is namens de Raad op vragen van de kinderrechter, aanvullend toegelicht dat een jeugdbeschermer, in het kader van de ondertoezichtstelling juist als ouders niet meewerken, de verbinding kan zoeken en met hen in gesprek gaan. De ouders moeten leren hoe zij elkaar serieus nemen als ouder en hoe zij met elkaar kunnen overleggen. De insteek bij een ondertoezichtstelling is anders dan in het vrijwillige kader. Een andere mogelijkheid is om één van de ouders met het gezag te belasten. Volgens de Raad is het daarvoor echter nog te vroeg.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder is verzocht om het verzoek af te wijzen. Zij werkt overal aan mee, maar de vader stuurt steeds aan op incidenten en weigert mee te werken aan hulp voor de ouders en de kinderen. Verder is het de vader die de kinderen belast met volwassenproblematiek en de moeder bij hen in een kwaad daglicht stelt. Hij staat ook niet toe dat de kinderen contact met haar hebben als zij bij hem zijn. Van de moeder mag dit wel.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat de vader het ouderlijk gezag van de moeder niet accepteert en ondermijnt. Hij handelt volledig eigenmachtig maar eist van de moeder dat zij alles overlegt. Ook frustreert hij volgens de moeder medische behandelingen van en hulp aan de kinderen. Daarnaast werkt de vader niet mee aan de aanvraag van identiteitsbewijzen voor de [kinderen] of bijschrijving op haar verzekeringspolis. De vader maakt de moeder zwart en diskwalificeert haar als ouder en heeft de vader valse meldingen over de moeder gedaan. In het verslag van Veilig Thuis staat ook dat de vader dwingend en controlerend is.
Het traject Ouderschap Blijft is in de gegeven omstandigheden volstrekt onwenselijk en de moeder wil – ook in het kader van een ondertoezichtstelling – niet aan dit traject mee werken omdat daarbij weer teruggekeken wordt naar het verleden. Er zijn al vier jaar verstreken na het uiteengaan van de ouders, zonder dat er verbetering of effectieve hulp is gekomen. Omdat de vader de moeder niet respecteert als ouder, kan er niet aan gezamenlijk ouderschap worden gewerkt. In het belang van de ouders en de kinderen moet er rust komen en zo min mogelijk contact zijn tussen de ouders.
Dat de ontwikkeling van de kinderen wordt bedreigd, is evident. Het doel van de ondertoezichtstelling ziet echter niet op het gedrag van de vader. Er liggen al duidelijke afspraken over de omgang, maar de vader ziet toch ruimte om het anders uit te voeren. Het krijgen van duidelijkheid over de financiën en welke kosten onder de alimentatie vallen, is ook geen doel voor een ondertoezichtstelling. De vader accepteert niet dat hij kinderalimentatie moet betalen aan de moeder en zijn gedrag past in het dwingende patroon.
Het advies van de Raad om de zorgregeling niet te wijzigen omdat anders de strijd tussen de ouders zou kunnen oplaaien, geeft de moeder weinig vertrouwen in de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De moeder zal in een vrijwillig kader meewerken aan het traject Solo Parallel Ouderschap en daar is dus geen dwingend kader voor nodig. Als de vader niet meewerkt aan hulpverlening, moet dit gevolgen hebben voor het gezag in plaats van dat de kinderen onder toezicht gesteld worden.
4.2.
De vader verzet zich niet tegen ondertoezichtstelling van de kinderen. Hij vindt dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en erkent dat vrijwillige hulpverlening niet van de grond is gekomen. De vader wil zich inzetten voor vrede en vindt het onbegrijpelijk dat de moeder geen medewerking wil verlenen aan voortzetting van de ouderschapsbemiddeling van Ouderschap Blijft. De moeder is dat traject gestopt, werkt niet mee en slaat adviezen daarover in de wind, aldus de vader.
4.3.
Namens de GI is aangegeven dat er veel zorgen zijn over de opvoedsituatie van de kinderen. Dat de kinderen geen of weinig signalen laten zien dat zij last hebben van situatie, maakt het nog zorgelijker. De GI kan desgevraagd niets zeggen over de wachtlijsten bij de hulpverleningsinstanties. Tot slot is naar voren gebracht dat de inhoud van het traject Ouderschap Blijft per hulpverlenende instantie verschilt, en dus ook de mate waarin teruggekeken wordt naar het verleden.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de kinderen zodanig opgroeien dat zij, in elk geval op de langere termijn, in hun ontwikkeling worden bedreigd door de voortdurende conflicten en escalaties tussen de ouders, die op geen enkele manier met elkaar kunnen samenwerken of in onderling overleg tot gezamenlijke en tijdige beslissingen over de kinderen kunnen komen. Hierdoor is er bij de kinderen sprake van een loyaliteitsconflict en zitten de kinderen volgens de Raad klem tussen de ouders.
5.2
Uitgangspunt is dat de rechtbank Den Haag bij beschikking van 17 augustus 2023 onder meer een zorgregeling, een door de vader te betalen kinderbijdrage en de hoofdverblijfplaats van de kinderen heeft vastgesteld. Welke onderwerpen verder nog met hulp van een jeugdbeschermer in een ouderschapsplan zouden moeten worden opgenomen is in deze procedure niet duidelijk geworden. Dat de inzet van een GI in het kader van een ondertoezichtstelling op die punten noodzakelijk is voor het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging is niet of onvoldoende gebleken.
5.3.
Een ondertoezichtstelling is volgens de Raad noodzakelijk omdat de ouders wel bereid maar niet in staat zijn om met elkaar te werken aan het stoppen van hun onderlinge strijd. De door de GI in het kader van de ondertoezichtstelling in te zetten hulpverlening aan de ouders zou daarop gericht moeten zijn. Hoezeer de kinderrechter dit de kinderen en de ouders ook gunt, dat doel lijkt onder de gegeven omstandigheden niet haalbaar. De ouders zijn sinds hun uiteengaan al bijna vier jaar lang verwikkeld in een hevige onderlinge (juridische) strijd onder meer over de zorgregeling en de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Vooral de vader laat - ook in de parallelle bodemprocedure over het gezag en de zorgregeling - zien dat hij hardnekkig vasthoudt aan eenmaal ingenomen standpunten. Van enig respect of vertrouwen van de ouders in elkaar, maar vooral van de vader in de moeder als medeopvoeder, is niet gebleken. In de stukken en ter zitting heeft de kinderrechter ook geen enkel aanknopingspunt kunnen vinden voor de door de Raad uitgesproken verwachting dat er nog mogelijkheden zijn om de ouders in het kader van een ondertoezichtstelling te motiveren voor een gezamenlijk hulpverleningstraject ter verbetering van de onderlinge verstandhouding en communicatie. Gebleken is dat de ouders ook wat dat betreft lijnrecht tegenover elkaar staan. Zo heeft de moeder op de zitting ondubbelzinnig en stellig aangegeven dat zij - ook in het kader van een ondertoezichtstelling- niet zal meewerken aan het traject Ouderschap Blijft. De vader wil nu juist wel het traject Ouderschap Blijft volgen. Aan de houding van de vader ontleent de kinderrechter verder niet de verwachting dat de vader zich in het kader van een ondertoezichtstelling anders dan tot nu toe zou openstellen voor adviezen van en samenwerking met de hulpverlening of een GI. De vader heeft namelijk laten zien dat hij zich moeilijk laat sturen; zelfs klip en klare beslissingen van de rechtbank over onderwerpen als de tandarts en kinderalimentatie voert hij niet uit en stelt hij opnieuw ter discussie. Onder deze omstandigheden is niet te verwachten dat de inzet en coördinatie van een GI ten behoeve van hulpverlening aan de ouders de oorzaak van de ontwikkelingsbedreiging binnen een aanvaardbare termijn zal wegnemen.
5.4.
Het voorgaande brengt mee dat de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling zal afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2025 door mr. J.C.M. Swinkels, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.