In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 januari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], die onderhevig zijn aan een conflict tussen hun ouders. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen voor een jaar, omdat er zorgen waren over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van de kinderen. De ouders zijn sinds hun scheiding bijna vier jaar verwikkeld in een hevige strijd, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De kinderrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en verweerschriften van beide ouders, en heeft een zitting gehouden met gesloten deuren op 4 december 2024.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om constructief samen te werken en dat de situatie van de kinderen zorgwekkend is. De moeder heeft aangegeven dat de vader de kinderen belast met volwassenproblematiek en dat hij niet meewerkt aan hulpverlening. De vader erkent de problemen, maar wijst naar de moeder als oorzaak van de conflicten. De kinderrechter concludeert dat, hoewel de Raad een ondertoezichtstelling noodzakelijk acht, de ouders niet bereid zijn om samen te werken aan een oplossing. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, omdat er geen vertrouwen is dat de inzet van een gecertificeerde instelling de situatie zal verbeteren.
De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders in hun onderlinge strijd de ontwikkeling van de kinderen in gevaar brengen en dat er een dringende behoefte is aan rust en stabiliteit voor de kinderen.