ECLI:NL:RBNHO:2025:2954

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
358606 HA ZA 24-607
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake verdeling van de huwelijksgemeenschap en verzoek om inzage in bankafschriften

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, wordt een geschil behandeld tussen een vrouw en een man over de afwikkeling van hun huwelijksgemeenschap. De vrouw heeft in de hoofdzaak vorderingen ingesteld tegen de man, waaronder de afgifte van roerende zaken en betaling van bedragen, terwijl de man in reconventie vordert dat de vrouw hem een bedrag betaalt. De vrouw heeft ook een incident opgeworpen waarin zij de man verzoekt om bankafschriften over een bepaalde periode te overleggen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw een rechtmatig belang heeft bij het opvragen van deze bankafschriften en dat de man verplicht is om deze te verstrekken, met enkele beperkingen ter bescherming van zijn privacy. De rechtbank compenseert de proceskosten en verwijst de zaak naar de rol voor het stellen van een advocaat door de vrouw, nu haar advocaat zich heeft onttrokken. De uitspraak is gedaan op 26 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/358606 / HA ZA 24-607
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie in de hoofdzaak,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: voorheen mr. J.H.F. Overkleeft, thans geen,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak en in het incident,
eisende partij in (voorwaardelijke) reconventie in de hoofdzaak,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.H. Gillis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 oktober 2024 met producties 1 tot en met 24,
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 24,
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens verzoek ex artikel 162 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv),
- de conclusie van antwoord in het incident,
- de akte eisvermeerdering tevens akte eisvermeerdering van 26 maart 2025, gedateerd op
6 maart 2025 van de vrouw,
- het rolbericht van de advocaat van de vrouw van 26 maart 2025, gedateerd op 6 maart 2025 waarmee deze zich als advocaat heeft onttrokken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Het geschil in de hoofdzaak gaat om de afwikkeling en verdeling van de huwelijksgemeenschap die bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland d.d. 9 februari 2024 is ontbonden.
2.2.
De vrouw vordert in verband hiermee in de hoofdzaak bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – sterk samengevat – om de man te veroordelen tot:
  • afgifte van diverse roerende zaken, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
  • betaling van een bedrag van € 7.519,47, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover,
  • betaling van een bedrag van € 455,00, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
  • betaling van de proceskosten.
2.3.
De man voert hiertegen gemotiveerd verweer en vordert op zijn beurt in reconventie, veroordeling van de vrouw tot betaling van een bedrag van € 6.437,80, waaronder begrepen een bedrag van € 500,00 aan niet terugbetaalde borgsom omdat de vrouw en haar moeder schade hebben veroorzaakt aan de vakantiewoning. Bovendien heeft meegespeeld voor EuroParcs dat de vrouw en haar moeder zich onbeschoft hebben opgesteld ten opzichte van het personeel, aldus steeds de man. Een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
In voorwaardelijke reconventie vordert de man daarnaast veroordeling van de vrouw tot betaling van € 4.293,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.

3.Het geschil in het incident

3.1.
De vrouw vordert in het door haar opgeworpen incident dat de rechtbank de man verplicht de bankafschriften te overleggen van de op zijn naam staande bankrekening met nummer [rekeningnummer] over de periode 21 maart 2024 tot en met 31 december 2024.
3.2.
De vrouw heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de man de verhuurder van de vakantiewoning heeft verzocht de borgsom niet terug te betalen op de gezamenlijke rekening van partijen waarvan ook de borgsom is betaald, maar op de rekening van de man. Zij betwist met klem dat zij en haar moeder schade aan de vakantiewoning hebben veroorzaakt, of dat zij zich onbeschoft hebben opgesteld ten opzichte van het personeel, waardoor de borgsom niet is teruggestort.
3.3.
De man voert hiertegen verweer. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vrouw heeft haar vordering op grond van artikel 162 Rv ingesteld. De rechtbank is met de man van oordeel dat deze grondslag onjuist is. Met toepassing van het in artikel 25 Rv bepaalde (ambtshalve aanvullen rechtsgronden), wordt bovengenoemde vordering van de vrouw als een beroep op artikel 843a Rv (oud) aangemerkt, nu de vordering vóór
1 januari 2025 is ingesteld.
4.2.
Op grond van artikel 843a Rv kan hij die daarbij een rechtmatig belang heeft, op zijn kosten, afschrift vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn voorgangers partij zijn.
4.3.
Naar het oordeel van rechtbank heeft de vrouw een rechtmatig belang bij het opvragen van de bankafschriften. Omdat andere beschikbare informatie niet voorhanden is, is de gevraagde informatie daartoe noodzakelijk. Nu duidelijk is welke stukken de vrouw met het verzoek concreet op het oog heeft, is ook aan het bepaalbaarheidsvereiste voldaan. Aan de vereisten van een rechtsbetrekking is eveneens voldaan. De vrouw is immers deelgenoot van de huwelijksgoederengemeenschap.
4.4.
De conclusie luidt dat aan alle voorwaarden van artikel 843 a lid 1 Rv is voldaan. In beginsel dient de man dan ook een inzage en afschrift van de informatie van zijn bankrekening te verschaffen. Dit is alleen anders als één van de uitzonderingen van lid 4 zich voordoet.
4.5.
De man betoogt, kort gezegd, dat hij geen gehoor wil geven aan het verzoek vanwege zijn privacy. Door afschrift te verzoeken wordt inbreuk gemaakt op de privacy van de man. Naar het oordeel van de rechtbank is kennisneming van de inhoud van de gevraagde bescheiden een geëigend en toelaatbaar middel om de vrouw (mede) op grond daarvan te kunnen laten beoordelen of de man al dan niet de borgsom van EuroParcs heeft terugbetaald ontvangen. De betreffende bescheiden zijn daartoe voor de vrouw relevant. Het verweer van de man wordt dan ook verworpen, met dien verstande dat de rechtbank met de man aanleiding ziet de tijdsperiode te beperken tot zes maanden. Verder zal de rechtbank bepalen dat alleen de afschriften met bijschrijvingen tot en met € 1.000,00 geheel leesbaar moeten zijn en dat de man de bijschrijvingen boven € 1.000,00 en alle afschrijvingen onleesbaar mag maken voor wat betreft de tegenrekening en de omschrijving van de boeking. Dat wil zeggen dat de datum en het bedrag van de bij- of afschrijving steeds wel leesbaar moeten zijn.
4.6.
Het voorgaande betekent dat de vordering tot afgifte van de gevraagde bankafschriften wordt toegewezen. De rechtbank zal hieraan een termijn verbinden van één week na dagtekening van dit vonnis.
4.7.
De rechtbank ziet in de aard van de zaak aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren op na te melden wijze.
In de hoofdzaak
4.8.
Nu de advocaat van de vrouw zich heeft onttrokken, zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de rol van 9 april 2025 voor het stellen van een advocaat. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
gebiedt de man om binnen één week na dagtekening van dit vonnis aan de vrouw afschrift te verstrekken van de op zijn naam staande bankrekening [rekeningnummer] over de periode 21 maart 2024 tot en met 31 september 2024 onder de bepalingen zoals genoemd onder r.o. 4.5;
5.2.
compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak
5.3.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag
9 april 2025voor het stellen van een advocaat door de vrouw;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.