ECLI:NL:RBNHO:2025:2948

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
C/15/307439/ HA ZA 20-593
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van onroerende zaken en overbedelingsvordering in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is op 19 maart 2025 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de verdeling van onroerende zaken en een overbedelingsvordering. De rechtbank heeft eerder twee (tussen)vonnissen gewezen, waarbij de behandeling van de zaak werd aangehouden om een taxatie van de onroerende zaken te laten uitvoeren. De taxatie is uitgevoerd en de rechtbank heeft geoordeeld dat het taxatierapport juist is. [gedaagde] heeft vervolgens bevestigd dat hij in staat is de onroerende zaken over te nemen, wat door de rechtbank is geaccepteerd. In het eindvonnis heeft de rechtbank de verdeling van de onroerende zaken vastgesteld en de overbedelingsvordering van [gedaagde] aan [eiseres] vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.707.750,00. De rechtbank heeft ook bepaald dat [eiseres] medewerking moet verlenen aan de levering van de onroerende zaken en dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/307439 / HA ZA 20-593
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. K.A. Cerutti,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B.J.H. Kesnich.
De zaak in het kort
In deze zaak zijn twee eerdere (tussen)vonnissen gewezen. In het eerste (tussen)vonnis heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden zodat partijen een taxateur konden benaderen om een taxatie te laten verrichten naar de (actuele) waarde van de onroerende zaken. Die taxatie heeft plaatsgevonden en de rechtbank heeft geoordeeld dat het taxatierapport juist is en dat kan worden uitgegaan van de getaxeerde waarde van de onroerende zaken zoals in het taxatierapport is opgenomen. De behandeling van de zaak is hierna opnieuw aangehouden, dit keer om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen financiering te krijgen zodat de onroerende zaken ook daadwerkelijk aan hem kunnen worden toebedeeld. [gedaagde] heeft de rechtbank bericht dat hij de financiering rond heeft gekregen en financieel in staat is om de onroerende zaken daadwerkelijk over te nemen. In dit eindvonnis stelt de rechtbank de verdeling en de door [gedaagde] te betalen overbedelingsvordering vast.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het (tussen)vonnis van 6 november 2024,
- de akte uitlating na tussenvonnis van [eiseres] ,
- de akte uitlating van [gedaagde] ,
- de akte uitlating II van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Inleiding en inhoud aktes partijen
2.1.
In het vonnis van 6 november 2024 heeft de rechtbank de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van bericht van [gedaagde] over de vraag of hij financieel in staat is de onroerende zaken daadwerkelijk over te nemen.
2.2.
[gedaagde] heeft in zijn akte de vraag van de rechtbank bevestigd beantwoord. In zijn tweede akte bevestigt hij dat hij de financiering heeft rond gekregen en “
financieel in staat(is-toevoeging rechtbank)
om de onroerende zaken daadwerkelijk over te nemen”. Ten overvloede heeft [gedaagde] daar aan toegevoegd dat hij nog steeds voornemens is om “
daarop een agrarisch bedrijf te exploiteren”.
2.3.
In haar akte stelt [eiseres] dat [gedaagde] niet kan volstaan met het bericht dat hij beschikt over de benodigde financiering om de onroerende zaken toebedeeld te krijgen tegen de getaxeerde waarden. Zij stelt dat uit het bericht van [gedaagde] niet blijkt of de financiering voldoende is om de onroerende zaken ook daadwerkelijk over te nemen en het bedrijf te herstarten. [eiseres] sluit niet uit dat [gedaagde] na toedeling één of meerdere onroerende zaken zal doorstoten. Ook sluit [eiseres] niet uit dat niet daadwerkelijk een bollenbedrijf zal worden geëxploiteerd, maar dat de bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot verhuur van gronden en gebouwen. [eiseres] wijst erop dat er geen duidelijk bedrijfsplan wordt overgelegd, geen inzicht wordt gegeven in de aard van de financiering en onder welke voorwaarden deze wordt verstrekt. [eiseres] stelt dat het niet helder is of de financiering voldoende is om ook de onroerende zaken blijvend over te nemen en het bedrijf te hervatten. Zij verzoekt de rechtbank [gedaagde] in de gelegenheid te stellen zich nader over deze punten uit te laten.
Oordeel rechtbank over het verzoek van [eiseres] in de laatste akte
2.4.
[eiseres] uit in haar akte wantrouwen tegen de berichten van [gedaagde] . Dit rechtbank gaat in dit wantrouwen niet mee. [gedaagde] bevestigt, via zijn advocaat, dat hij financieel in staat is de onroerende zaken daadwerkelijk over te nemen. Wat [gedaagde] na toedeling van de onroerende zaken daarmee zal gaan doen en hoe hij het agrarisch bedrijf zal gaan vormgeven, is niet aan de rechtbank of aan [eiseres] om te bepalen. [gedaagde] mag als eigenaar van de onroerende zaken daarover beschikken zoals hij wil. Daar komt bij dat [eiseres] niet eerder in de procedure, bijvoorbeeld na het vonnis van de rechtbank van 21 februari 2024, heeft verzocht om overlegging van een bedrijfsplan, inzicht in aard van de financiering door [gedaagde] en de voorwaarden daarvan. [eiseres] had wel eerder om deze informatie kunnen vragen omdat na het vonnis van de rechtbank van 21 februari 2024 al duidelijk was dat de onroerende zaken aan [gedaagde] zouden worden toebedeeld. Dat [eiseres] nu pas verzoekt om deze informatie acht de rechtbank te laat. Er is voor de rechtbank daarnaast geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van (de advocaat van) [gedaagde] . De rechtbank zal dan ook een eindvonnis wijzen.
Wat uit de tussenvonnissen volgt
2.5.
In het vonnis van 21 februari 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de vorderingen van
  • [eiseres] dat [gedaagde] rekening en verantwoording moet afleggen (vordering I [eiseres] ),
  • [eiseres] dat de rechtbank een wijze van verdeling gelast waarbij enkele onroerende zaken aan [eiseres] en de rest aan [gedaagde] wordt toebedeeld (vordering II [eiseres] ),
  • [gedaagde] dat [eiseres] een gebruiksvergoeding moet betalen voor het gebruik van woning [adres 1] (vordering V [gedaagde] )
zullen worden afgewezen.
Onroerende zaken
2.6.
De rechtbank heeft in het vonnis van 21 februari 2024 geoordeeld dat alle onroerende zaken aan [gedaagde] toebedeeld zullen worden. Vordering I van [gedaagde] zal dus worden toegewezen en de rechtbank zal dan ook de door [gedaagde] aan [eiseres] te betalen overbedelingsvordering vaststellen.
2.7.
In het vonnis van 21 februari 2024 heeft de rechtbank de onroerende zaken als volgt in kaart gebracht:
[adres 1]
Woonhuis
Tuin/erf en ondergrond woonhuis
Bedrijfsgebouwen
Erf en ondergrond bedrijfsgebouwen
Bloembollengrond huiskavel
Bloembollengrond tov gebouwen
Bloembollengrond [naam]
[adres 2]
Woonhuis
I. Tuin/erf en ondergrond woonhuis
Schuren
Erf en ondergrond schuren en camping
[adres 3]
Woonhuis met schuur
Tuin/erf en ondergrond woonhuis
2.8.
De onroerende zaken A., B., H., I., L. en M. zijn geen onderdeel van het vermogen van de vennootschap onder firma [de VOF] (hierna: de vof). Deze onroerende zaken waren gemeenschappelijk eigendom van [gedaagde] en [J.] . De andere onroerende zaken maken onderdeel uit van het vermogen van de (ontbonden) vof.
2.9.
In het taxatierapport van de heer [taxateur] van het bedrijf Tiede Randstedelijk, rentmeester en taxateur d.d. 27 september 2024, waarvan de rechtbank voor de waarde van de onroerende zaken uit gaat, zijn de volgende (deel)objecten beschreven:
  • [adres 1]
  • [adres 4] met de camping
  • [adres 3]
  • Beschrijving van de bedrijfsgebouwen
  • Beschrijving van de percelen bollengrond nabij [adres 1]
  • Beschrijving van de percelen bollengrond tegenover [adres 1]
  • Beschrijving van de percelen bollengrond aan de [naam] .
De rechtbank begrijpt deze beschrijving aldus dat
  • [adres 1] , de onder 2.7 genoemde onroerende zaken A. en B. betreffen
  • [adres 4] met de camping, de onroerende zaken H., I., J. en K. betreffen
  • [adres 3] , de onroerende zaken L. en M. betreffen
  • Beschrijving van de bedrijfsgebouwen, de onroerende zaken C. en D. betreffen
  • Beschrijving van de percelen bollengrond nabij [adres 1] , de onroerende zaak E. betreft
  • Beschrijving van de percelen bollengrond tegenover [adres 1] , de onroerende zaak F. betreft
  • Beschrijving van de percelen bollengrond aan de [naam] , de onroerende zaak G. betreft.
2.10.
De onroerende zaken A., B., H., I., L. en M. zijn door de taxateur getaxeerd op de volgende waarden:
A. en B.: € 810.000,00
L. en M.: € 395.000,00.
De onroerende zaken H. en I. zijn samen met J. en K. getaxeerd op een waarde van € 722.000,00. [1] De getaxeerde waarde van de onroerende zaken H. en I. betreft € 550.000,00 en de getaxeerde waarde van de onroerende zaken J. en K. betreft € 270.500,00. Van deze bedragen is aan vruchtgebruik een bedrag van € 98.500,00 afgetrokken omdat de woning wordt bewoond door de moeder van [gedaagde] . Omdat het vruchtgebruik is verbonden aan de woning op [adres 4] , zal de rechtbank van de waarde van de onroerende zaken H. en I. het berekende vruchtgebruik aftrekken. De rechtbank gaat dan ook uit van een waarde van de onroerende zaken H. en I. van (€ 550.000,00 -/- € 98.500,00 =) € 451.500,00.
2.11.
De waarde van de onroerende zaken die geen onderdeel zijn van het vermogen van de vof en die aan [gedaagde] worden toebedeeld bedraagt (€ 810.000,00 + € 395.000,00 + € 451.500,00 =) € 1.656.500,00.
De onroerende zaken die onderdeel zijn van het vermogen van de vof, zijn gezamenlijk gewaardeerd op (€ 439.500,00 + € 1.049.000,00 + € 270.500,00 =) € 1.759.000,00.
2.12.
De waarde van de onroerende zaken die geen onderdeel zijn van het vermogen van de vof bedraagt, zoals gezegd, € 1.656.500,00. [eiseres] (die in dit verband mede optreedt namens de kinderen geboren uit het huwelijk tussen [eiseres] en [J.] , zie r.o. 4.6 van het vonnis van 21 februari 2024) maakt aanspraak op de helft van deze waarde, hetgeen betekent dat [gedaagde] aan [eiseres] een bedrag dient te betalen van in totaal € 828.250,00.
De waarde van de onroerende zaken die onderdeel zijn van het vermogen van de vof, bedraagt € 1.759.000,00. [eiseres] maakt aanspraak op de helft van deze waarde, hetgeen betekent dat [gedaagde] aan [eiseres] een bedrag dient te betalen van in totaal € 879.500,00.
In totaal dient [gedaagde] aan [eiseres] wat betreft de waarde van de onroerende zaken een bedrag te betalen van € 1.707.750,00.
2.13.
[eiseres] vordert te bepalen dat partijen ter uitvoering van de verdeling van de gezamenlijke eigendommen alle noodzakelijke (rechts)handelingen dienen te verrichten als bedoeld in artikel 3:186 BW, waaronder het ondertekenen van de benodigde stukken en de akte van levering. Omdat partijen beiden de rechtbank verzoeken de verdeling vast te stellen, zal de rechtbank ook deze vordering toewijzen omdat partijen anders mogelijk gedwongen worden opnieuw een procedure bij de rechtbank op te starten. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat als [eiseres] haar medewerking weigert dit vonnis in de plaats treedt van haar vereiste medewerking en of in de plaats treedt van – het gedeelte van – de akte(n) waarvoor de handtekening van [eiseres] ontbreekt.
Afwikkeling vof
2.14.
De rechtbank heeft in het vonnis van 21 februari 2024 geoordeeld dat de vordering van [gedaagde] dat partijen ter uitvoering van de vereffening en de verdeling van de vof een slotbalans opstellen en met elkaar dienen af te rekenen, zal worden toegewezen. Zoals blijkt uit het vonnis van 21 februari 2024 zijn de activa uit de vof verkocht. Uit de door partijen overgelegde stukken in dit dossier maakt de rechtbank op dat na toedeling van de onroerende zaken in de vof aan [gedaagde] zich geen vermogensbestanddelen meer in de vof bevinden. Onder deze omstandigheden is het de rechtbank niet duidelijk of en zo ja welk belang [gedaagde] thans nog heeft bij toewijzing van zijn vordering. De rechtbank zal deze vordering dan ook (alsnog) afwijzen. Mochten partijen de opstelling van een slotbalans niettemin nuttig of nodig achten, dan staat het hen uiteraard vrij om die op te (laten) stellen.
Proceskosten
2.15.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.16.
[eiseres] heeft, in de akte na tussenvonnis van 2 oktober 2024, de rechtbank verzocht het eindvonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren omdat de gevolgen van dat vonnis voor haar onomkeerbaar zijn. [gedaagde] heeft volgens [eiseres] geen spoedeisend belang om direct tot executie over te gaan.
2.17.
De rechtbank overweegt als volgt.
De (inleidende) dagvaarding van [eiseres] dateert van 7 september 2020 en de conclusie van voorwaardelijke eis in incident, tevens antwoord in conventie, tevens conclusie van voorwaardelijke eis in reconventie van [gedaagde] dateert van 6 oktober 2021. Partijen hebben beiden, ook [eiseres] , gevorderd dat de rechtbank het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren. [eiseres] heeft dus in ieder geval vanaf oktober 2021, inmiddels ruim drie jaar, rekening kunnen houden met de mogelijkheid dat zij de woning [adres 1] zal moeten verlaten. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het belang van [gedaagde] bij toewijzing van de door hem gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad zwaarder weegt dan het belang van [eiseres] bij het behoud van de bestaande toestand totdat de uitspraak kracht van gewijsde heeft of in een eventuele hoger beroepsprocedure zal zijn beslist. De rechtbank zal dit vonnis dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals is gevorderd.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de onroerende zaken, zoals vermeld in 2.7 aan [gedaagde] worden toegedeeld,
3.2.
bepaalt dat de waarde van de onroerende zaken die geen onderdeel zijn van het vermogen van de vof € 1.656.500,00 bedraagt en dat de waarde van de onroerende zaken die onderdeel zijn van het vermogen van de vof € 1.759.000,00 bedraagt en dat [gedaagde] de helft van deze bedragen, te weten € 1.707.750,00 in totaal aan [eiseres] dient te betalen,
3.3.
beveelt [eiseres] medewerking te verlenen aan de levering van de in de verdeling betrokken goederen en bepaalt dat dit vonnis als [eiseres] haar medewerking weigert in de plaats treedt van haar vereiste medewerking en of in de plaats treedt van – het gedeelte van – de akte(n) waarvoor de handtekening van [eiseres] ontbreekt (in de zin van artikel 3:300 van het Burgerlijk Wetboek),
3.4.
bepaalt dat partijen, [gedaagde] aan de ene zijde en [eiseres] aan de andere zijde, elk gehouden zijn om de helft van de kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
3.5.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Haverkate en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.
MKG/ AH

Voetnoten

1.Bijlage 2 bij het taxatierapport, pagina 56