In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2025 een beschikking gegeven inzake de verlening van een rechterlijke machtiging voor een betrokkene met een TBS-verleden. De rechtbank heeft de aanvraag tot voortzetting van de machtiging beoordeeld naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Betrokkene, die lijdt aan een licht verstandelijke beperking en een schizo-affectieve stoornis, heeft in de periode tussen de vorige machtiging en de huidige aanvraag positieve veranderingen doorgemaakt, zoals het innemen van medicatie en de benoeming van zijn broer als mentor. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat er nog steeds sprake is van gebrekkige impulsbeheersing en dat de situatie van betrokkene nog steeds ernstig nadeel met zich meebrengt, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De voortzetting van de rechterlijke machtiging is noodzakelijk en geschikt om de veiligheid van betrokkene en anderen te waarborgen. De machtiging is verleend voor de duur van een jaar, tot en met 6 maart 2026. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 14 maart 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.