ECLI:NL:RBNHO:2025:2817

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
11345891 \ CV FORM 24-7163
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en terugbetaling van ticketkosten na geannuleerde vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben passagiers compensatie, terugbetaling van ticketkosten en vergoeding van meerkosten van een door henzelf geboekte alternatieve vlucht verzocht vanwege een geannuleerde vlucht van de luchtvaartmaatschappij EasyJet Europe Airline GmbH. De vlucht EC7924 van Kopenhagen naar Amsterdam-Schiphol Airport, gepland op 11 december 2022, werd geannuleerd. De vervoerder betwistte dat twee van de passagiers over een bevestigde boeking beschikten, wat leidde tot afwijzing van hun verzoeken. De kantonrechter oordeelde echter dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen of om de passagiers om te boeken naar een alternatieve vlucht. De kantonrechter wees het verzoek van de overige passagiers toe en veroordeelde de vervoerder tot betaling van € 1.000,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van annulering. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking is gegeven door kantonrechter M.W. Koenis en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11345891 \ CV FORM 24-7163
Uitspraakdatum: 12 maart 2025
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[verzoeker 1]

2. [verzoeker 2]

3. [verzoeker 3]

allen wonende te [plaats 1]
4. [verzoeker 4]wonende te [plaats 2]
5. [verzoeker 5]wonende te [plaats 1]
6. [verzoeker 6]wonende te [plaats 2]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. C.E. Dupain (ProBe-ASP B.V., handelend onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
EasyJet Europe Airline GmbH
gevestigd te Wenen, Oostenrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. B. Koolhaas (BK Legal)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie, terugbetaling van ticketkosten en vergoeding van meerkosten van een door henzelf geboekte alternatieve vlucht verzocht vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder betwist dat de passagiers sub 4 en sub 5 over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie beschikten. Dit verweer slaagt en de verzoeken van deze passagiers worden afgewezen. Volgens de vervoerder was de annulering van de vlucht het gevolg van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Dit verweer van de vervoerder slaagt niet. Hij heeft de passagiers niet omgeboekt naar een alternatieve vlucht en ook niet gesteld waarom dit niet mogelijk was. Dit mocht wel van hem worden verwacht. Daarom heeft hij niet alle redelijke maatregelen getroffen. Het verzoek van de overige passagiers wordt toegewezen.

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A);
  • het verweerschrift.

2.De feiten

2.1.
De vervoerder heeft vlucht EC7924 van Kopenhagen, Denemarken, naar Amsterdam-Schiphol Airport op 11 december 2022 (hierna: de vlucht) geannuleerd.
2.2.
De passagiers hebben daarom compensatie en vergoeding van kosten van de vervoerder verzocht.
2.3.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.114,38, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
- € 317,16 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 250,00 per passagier. [1] Daarnaast verzoeken passagiers sub 4 en sub 5 om terugbetaling van de door hen betaalde ticketkosten (€ 75,93). [2]
3.3.
Ten slotte stellen de passagiers dat de vervoerder hen geen alternatieve vlucht heeft aangeboden en dat passagiers sub 5 en sub 6 op eigen initiatief een alternatieve vlucht naar de eindbestemming hebben geboekt. Zij verzoeken om vergoeding van de meerkosten van deze alternatieve vlucht (€ 538,45).
3.4.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder begrijpt dat de vervoerder primair betwist dat passagiers sub 4 en sub 5 over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie beschikten. Hij voert aan dat zij geen boekingsbevestiging of ander document hebben overgelegd waaruit dit blijkt. Ook staan zij niet vermeld op de boekingen van de andere passagiers.
4.3.
Het betoog van de vervoerder slaagt. De passagiers hebben geen documenten overgelegd die betrekking hebben op passagiers sub 4 en sub 5. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben zij daarmee onvoldoende onderbouwd dat passagiers sub 4 en sub 5 over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie beschikten. Daarom is de Verordening niet op hen van toepassing. [3] Dit betekent dat de verzoeken van de passagiers sub 4 en sub 5 zullen worden afgewezen.
4.4.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als hij kan aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [4]
4.5.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter oordeelt echter dat, ongeacht of de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers op de eindbestemming te voorkomen of te beperken. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat bij annulering van een luchtvaartmaatschappij mag worden verwacht dat zij alle middelen aanwendt om bij eerste gelegenheid en onder bevredigende voorwaarden redelijk alternatief vervoer voor de passagiers beschikbaar te stellen. [5]
4.6.
Als onvoldoende gemotiveerd betwist staat vast dat de vervoerder de passagiers na de annulering geen alternatieve vlucht naar de eindbestemming heeft aangeboden. De vervoerder heeft in het geheel niet gesteld of toegelicht waarom het niet mogelijk was om de passagiers om te boeken naar een alternatieve vlucht naar de eindbestemming. Daarom heeft hij onvoldoende onderbouwd dat hij alle middelen heeft aangewend om alternatief vervoer beschikbaar te stellen. Dit had wel op zijn weg gelegen. Daarmee heeft de vervoerder niet alle redelijke maatregelen getroffen.
4.7.
Dit betekent dat, ook als de annulering het gevolg zou zijn geweest van buitengewone omstandigheden, de vervoerder passagiers sub 1, sub 2, sub 3 en sub 6 moet compenseren. Daarom zal het verzoek om compensatie van deze passagiers worden toegewezen. Ook de verzochte wettelijke rente over het toe te wijzen gedeelte van de hoofdsom is als anderszins onbetwist toewijsbaar.
4.8.
Nu beide partijen op een aantal punten in het ongelijk worden gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat aan deze beschikking worden gehecht. [6]

5.De beslissingDe kantonrechter:

5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 11 december 2022 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 8 van de Verordening.
3.Artikel 3 lid 2 van de Verordening.
4.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.
6.Zoals bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2421 van 16 december 2015.