ECLI:NL:RBNHO:2025:2812
Rechtbank Noord-Holland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsincident in luchtvaartzaak op basis van het Verdrag van Montreal
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland zich moeten uitspreken over de bevoegdheid om kennis te nemen van een vordering van een passagier tegen de vervoerder Royal Air Maroc. De vordering is gebaseerd op het Verdrag van Montreal, dat regels stelt voor internationale luchtvervoer. De vervoerder heeft aangevoerd dat de kantonrechter onbevoegd is, omdat de vordering betrekking heeft op een retourvlucht van Conakry, Guinee, naar Brussel, België, en de vervoerder geen hoofdvestiging in Nederland heeft. De vervoerder heeft zijn statutaire zetel in Casablanca, Marokko, en stelt dat de vestiging op Schiphol niet kan worden aangemerkt als hoofdzetel.
De passagier betwist de onbevoegdheid en stelt dat de hoofdzetel van de vervoerder zich op Schiphol bevindt, waar belangrijke beslissingen worden genomen. De kantonrechter heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van artikel 33 van het Verdrag van Montreal, dat bepaalt dat de rechtsvordering moet worden ingesteld bij de rechter van de woonplaats van de vervoerder of de hoofdzetel van diens onderneming.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de bestemming van de vluchten niet in Nederland ligt en dat de passagier onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de hoofdzetel van de vervoerder zich op Schiphol bevindt. Daarom heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de passagier veroordeeld in de proceskosten van het incident. Het vonnis is uitgesproken op 12 maart 2025.