ECLI:NL:RBNHO:2025:2812

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
11302747 \ CV EXPL 24-6373
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in luchtvaartzaak op basis van het Verdrag van Montreal

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland zich moeten uitspreken over de bevoegdheid om kennis te nemen van een vordering van een passagier tegen de vervoerder Royal Air Maroc. De vordering is gebaseerd op het Verdrag van Montreal, dat regels stelt voor internationale luchtvervoer. De vervoerder heeft aangevoerd dat de kantonrechter onbevoegd is, omdat de vordering betrekking heeft op een retourvlucht van Conakry, Guinee, naar Brussel, België, en de vervoerder geen hoofdvestiging in Nederland heeft. De vervoerder heeft zijn statutaire zetel in Casablanca, Marokko, en stelt dat de vestiging op Schiphol niet kan worden aangemerkt als hoofdzetel.

De passagier betwist de onbevoegdheid en stelt dat de hoofdzetel van de vervoerder zich op Schiphol bevindt, waar belangrijke beslissingen worden genomen. De kantonrechter heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van artikel 33 van het Verdrag van Montreal, dat bepaalt dat de rechtsvordering moet worden ingesteld bij de rechter van de woonplaats van de vervoerder of de hoofdzetel van diens onderneming.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de bestemming van de vluchten niet in Nederland ligt en dat de passagier onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de hoofdzetel van de vervoerder zich op Schiphol bevindt. Daarom heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard en de passagier veroordeeld in de proceskosten van het incident. Het vonnis is uitgesproken op 12 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11302747 \ CV EXPL 24-6373
Uitspraakdatum: 12 maart 2025
Vonnis in het incident in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
hierna te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. M.H. Hogeman (Hogeman Dooijeweerd Advocaten)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Advocatenpraktijk Teke)

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid;
- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
De vervoerder heeft de kantonrechter verzocht zich onbevoegd te verklaren omdat de kantonrechter niet bevoegd is kennis te nemen van de vordering van de passagier, met veroordeling van de passagiers in de kosten van het incident.
2.2.
Hij stelt daartoe – samengevat – dat de passagier zijn vordering heeft gebaseerd op het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (hierna: het Verdrag van Montreal). De vervoerder stelt dat hij geen woonplaats heeft op zijn vestiging op Schiphol omdat zijn statutaire zetel, het hoofdbestuur en de hoofdvestiging zich in Casablanca, Marokko bevinden. Ter onderbouwing verwijst hij naar een uittreksel van de Kamer van Koophandel. Weliswaar heeft hij een kantoor op Schiphol, maar dat is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de vervoersovereenkomst. Ten slotte heeft de vordering van de passagier betrekking op een retourvlucht van Conakry, Guinee, naar Brussel, België, zodat Schiphol ook niet kan worden aangemerkt als de plaats van bestemming van deze vluchten.
2.3.
De passagier betwist dit. Hij voert aan dat de hoofdzetel van de vervoerder wel op Schiphol is gelegen. Deze vestiging is volgens hem de plaats waar de belangrijkste beslissingen worden genomen en waar de centrale bestuurstaken worden uitgeoefend. Dit blijkt ook uit het uittreksel uit de Kamer van Koophandel dat de vervoerder heeft overgelegd, aldus de passagier.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
In het incident staat de vraag centraal of de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van het geschil dat tussen partijen is gerezen.
3.2.
Deze vraag moet beoordeeld worden aan de hand van artikel 33 van het Verdrag van Montreal. Deze bepaling luidt – voor zover relevant – als volgt:
“1. De rechtsvordering tot schadevergoeding moet ter keuze van de eiser worden ingesteld binnen het gebied van een der staten die partij zijn bij dit verdrag, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de vervoerder, of van de hoofdzetel van diens onderneming of van de plaats waar hij een vestiging heeft, door de zorg waarvan de overeenkomst is gesloten, hetzij voor de rechter van de plaats van bestemming. (…)”
3.3.
Als onbetwist staat vast dat de bestemming van de vluchten in kwestie niet in Nederland zijn gelegen, zodat de kantonrechter hier geen bevoegdheid kan ontlenen. In geschil is slechts of de vestiging van de vervoerder op Schiphol kan worden gezien als de ‘hoofdzetel van diens onderneming’, zoals bedoeld in artikel 33 van het Verdrag van Montreal.
3.4.
De kantonrechter stelt voorop dat de bepalingen van het Verdrag van Montreal verdragsautonoom moeten worden uitgelegd. [1] Gelet op het betoog van de vervoerder heeft de passagier onvoldoende onderbouwd dat de hoofzetel van de vervoerder zich op Schiphol bevindt. Het uittreksel van de Kamer van Koophandel vermeldt immers dat de statutaire zetel van de vervoerder zich in Casablanca, Marokko, bevindt. Het had daarom op de weg van de passagier gelegen om aanvullende gegevens te verstrekken waaruit blijkt dat de hoofdzetel van de vervoerder zich daarentegen toch op Schiphol bevindt. Van andere aanknopingspunten waarop de kantonrechter zijn bevoegdheid kan baseren is evenmin gebleken. Daarom zal de kantonrechter zich onbevoegd verklaren.
3.5.
De passagier zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de proceskosten in het incident.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen;
4.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten in het incident, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 271,00;
4.3.
verklaart dit vonnis – wat de proceskostenveroordeling betreft – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJEU 6 mei 2010, C-63/20, ECLI:EU:C:2010:251.