ECLI:NL:RBNHO:2025:2811

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
10666773 \ CV EXPL 23-5466
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en redelijke maatregelen van de vervoerder

In deze zaak vorderen passagiers compensatie van de vervoerder, Royal Air Maroc, vanwege een geannuleerde vlucht van Amsterdam naar Nador op 28 juli 2022. De vervoerder stelt dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar de kantonrechter oordeelt dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft genomen. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht die meer dan 24 uur later vertrok, wat niet als een redelijke maatregel wordt beschouwd. De kantonrechter wijst de vorderingen van de passagiers toe, inclusief compensatie van € 2.400,00 per persoon, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder wordt veroordeeld in de proceskosten en nakosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004 en de noodzaak om redelijke maatregelen te treffen bij annuleringen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10666773 \ CV EXPL 23-5466
Uitspraakdatum: 12 maart 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]

4. [eiser 4]

5. [eiser 5]

allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. R. Bos (ProBe-ASP B.V., handelende onder de naam Aviclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Royal Air Maroc
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. T. Teke (Warendorf Advocaten)
De zaak in het kort
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd vanwege een geannuleerde vlucht. De vervoerder stelt dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder echter niet alle redelijke maatregelen heeft genomen omdat hij de passagiers heeft omgeboekt naar een alternatieve vlucht van meer dan 24 uur later en hij onvoldoende heeft onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid was. Daarom worden de vorderingen van de passagiers toegewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding:
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten. Op grond daarvan moest de vervoerder hen op 28 juli 2022 vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Nador, Marokko, met vlucht AT1681 (hierna: de vlucht).
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
Passagier sub 3 heeft het eventuele vorderingsrecht van haar minderjarige kind aan zichzelf overgedragen.
2.4.
De passagiers hebben daarom compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft niet uitbetaald.

3.Het geschil

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf zeven dagen na de annulering van de vlucht tot aan de dag van de gehele betaling;
- € 360,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
3.2.
De passagiers baseren hun vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 (hierna: de Verordening) en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder hen vanwege de annulering van de vlucht moet compenseren met een bedrag van € 400,- per persoon. [1]
3.3.
De vervoerder voert verweer. Op zijn verweer wordt ingegaan bij de beoordeling.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder betwist dat passagier sub 1 Aviclaim (geldig) heeft gemachtigd om haar in deze procedure te vertegenwoordigen. Hij voert aan dat de handtekening op de overgelegde volmacht afwijkt van de handtekening in het paspoort van passagier sub 1.
4.3.
Het betoog van de vervoerder slaagt niet. De kantonrechter oordeelt dat de passagiers met het overleggen van de boekingsbescheiden en de kopie van het paspoort van passagier sub 1, en omdat de vervoerder niet heeft betwist dat passagier sub 1 een bevestigde boeking had voor de vlucht, voldoende hebben onderbouwd dat passagier sub 1 Aviclaim heeft gemachtigd om namens haar te procederen.
4.4.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. In beginsel moet de vervoerder dan compenseren. Dit is anders als de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. [2]
4.5.
De vervoerder heeft een beroep op buitengewone omstandigheden gedaan. De kantonrechter oordeelt echter dat in het midden kan blijven of de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden omdat de vervoerder onvoldoende heeft onderbouwd dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging vanwege de eventuele buitengewone omstandigheden te voorkomen of te beperken.
4.6.
De vervoerder stelt in dit verband dat hij geen invloed had op de oorzaak van de annulering en dat hij de passagiers hierna zo snel mogelijk heeft vervoerd naar de eindbestemming. De passagiers betwisten dit. Zij voeren aan dat zij zijn omgeboekt naar een vlucht die drie dagen later op de eindbestemming aankwam.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat het in beginsel geen redelijke maatregel is als een luchtvaartmaatschappij een passagier omboekt naar een door hemzelf uitgevoerde alternatieve vlucht die (later dan) de dag na de oorspronkelijke vastgestelde dag aankomt. Dit is anders als er geen enkele mogelijkheid was voor een eerdere indirecte alternatieve vlucht van de luchtvaartmaatschappij zelf of van een andere luchtvaartmaatschappij of dat het organiseren daarvan een onaanvaardbaar offer van de luchtvaartmaatschappij zou vergen. [3]
4.8.
Vast staat dat de passagiers drie dagen later dan gepland op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht in beginsel geen redelijke maatregel is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder onvoldoende onderbouwd dat er geen andere mogelijkheid was voor een eerdere alternatieve vlucht naar de eindbestemming. De enkele stelling dat dit de passagiers bij eerste gelegenheid zijn vervoerd is, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, daartoe onvoldoende. Dit betekent dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te beperken.
4.9.
Daarom slaagt het verweer van de vervoerder niet en zal de door de passagiers gevorderde hoofdsom worden toegewezen. De over de hoofdsom gevorderde wettelijke rente is als anderszins onbetwist eveneens toewijsbaar.
4.10.
Ten slotte stelt de vervoerder dat hij rauwelijks is gedagvaard. Hij stelt dat deze procedure onnodig aanhangig is gemaakt. De passagiers hadden een procedure kunnen voorkomen door op de juiste wijze een volledig dossier aan te leveren (via het webformulier op zijn website). De gemachtigde van de passagiers heeft op 20 januari en 9 februari 2023 aanmaningen per e-mail aan de vervoerder verstuurd. Hij heeft dit niet via de website gedaan. Ten slotte stelt de vervoerder bij dupliek dat deze aanmaningen niet voorzien waren van de bijbehorende stukken, zodat hij niet (voldoende) in staat was de vordering te beoordelen.
4.11.
De kantonrechter overweegt dat de vervoerder heeft erkend dat de aanmaningen hem per e-mail hebben bereikt. De omstandigheid dat de passagiers de vordering niet (ook) via de website van de vervoerder hebben ingediend, maakt dit niet anders. Daarnaast heeft de vervoerder zijn stelling dat deze aanmaningen niet voorzien waren van de juiste stukken, onvoldoende onderbouwd. Hij heeft immers niet gesteld dat hij om deze stukken heeft gevraagd. Van rauwelijks dagvaarden is daarom geen sprake.
4.12.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom moet de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn, toetsen aan het rapport Voorwerk II. De passagiers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven uit het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II. De tarieven uit het Besluit worden redelijk geacht.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.13.
De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, behalve dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. De passagiers hebben daar in ieder geval vanaf die datum recht op. Zij hebben niet gesteld dat zij dit ook al vanaf een eerdere datum hadden.
4.14.
De vervoerder zal in het ongelijk worden gesteld. Daarom zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Ook de nakosten worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.760,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 vanaf 23 juli 2022, en over € 360,00 vanaf 28 juli 2023, tot aan de dag van de betaling van deze bedragen;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 129,14;
griffierecht € 244,00;
salaris gemachtigde € 476,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 119,00 aan nakosten, voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Koenis, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7 van de Verordening.
2.Artikel 5 lid 3 van de Verordening.
3.HvJEU 11 juni 2020, C-74/19, ECLI:EU:C:2020:460.