ECLI:NL:RBNHO:2025:2805

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
C/15/361799 / JU RK 25-191
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in vrijwillig kader

In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 februari 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [plaats]. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. De minderjarige verblijft momenteel in een gesloten jeugdhulpinstelling, waar hij begeleiding en structuur ontvangt die noodzakelijk zijn voor zijn behandeling. De kinderrechter heeft de machtiging verlengd voor de duur van drie maanden, omdat er nog geen perspectief is voor de minderjarige en een tussentijds toetsmoment gewenst is. De kinderrechter heeft de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden, omdat er nog geen geschikt alternatief voor de minderjarige is gevonden. De kinderrechter heeft opdracht gegeven aan de gecertificeerde instelling (GI) om de situatie van de minderjarige en de voortgang van de plannen rondom het vervolgtraject te monitoren en tijdig te rapporteren aan de rechtbank. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat een nieuwe instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper en de moeder nodig is. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. B. Onkenhout.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/361799 / JU RK 25-191
Datum uitspraak: 28 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp in het vrijwillig kader
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd in Alkmaar,
namens het college van burgemeester & wethouders van de gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: het college van B&W,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat mr. D.E. Post, kantoorhoudende te Heerhugowaard.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de GI, ontvangen op 7 februari 2025;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 7 februari 2025: ontvangen op 11 februari 2025;
  • het bericht, met bijlagen, van de vader, ontvangen op 25 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [de minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting via een tweezijdige beeld- en geluidverbinding apart met de kinderrechter heeft gesproken, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder;
  • de vader;
  • [vertegenwoordiger van de GI ] , namens de GI;
  • [vertegenwoordiger van de gemeente] , namens de gemeente.
1.3.
De gedragsdeskundige zou via een tweezijdige beeld- en geluidverbinding aanwezig zijn, maar was op het moment dat de zitting aanving niet meer beschikbaar.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 13 november 2023 is een machtiging gesloten jeugdhulp in het vrijwillig kader verleend. De machtiging gesloten jeugdhulp is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 11 maart 2025.
2.3.
[de minderjarige] verblijft op grond van voornoemde machtiging bij [jeugdhulpinstelling] te [plaats] .
2.4.
De moeder stemt in met opneming en verblijf van [de minderjarige] in de gesloten jeugdhulpinstelling.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft, namens het college van B&W, verzocht om de machtiging om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven te verlengen voor de duur van zes maanden.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI het volgende naar voren gebracht. Er is sprake van een prille positieve ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] doet goed mee met de therapieën. Hij volgt wekelijks individuele therapie bij een beeldend therapeut van de GGZ. Verder heeft hij baat bij groepstherapie en een geïntegreerd dagprogramma dat zorg en onderwijs combineert. Ook lijkt [de minderjarige] baat te hebben bij de intensieve begeleiding, structuur en duidelijkheid die hem bij [jeugdhulpverlener] worden geboden. [jeugdhulpverlener] had echter meer ontwikkeling verwacht op het gebied van veiligheid en stabiliteit en vraagt zich af in hoeverre [de minderjarige] leerbaar is in zijn gedrag. Daarnaast zijn er, vanwege de aanhoudende ernst van de gedrags- en emotieregulatie problematiek van [de minderjarige] , nog steeds aanzienlijke veiligheidsrisico's voor [de minderjarige] en anderen. Hoewel het aantal incidenten is verminderd, vinden deze nog steeds meerdere keren per week plaats. Positief is dat [de minderjarige] vooruitgang boekt in het herkennen en reguleren van zijn eigen emoties en het herkennen van emoties van anderen.
3.3.
Naast [jeugdhulpinstelling] is [jeugdhulpinstelling] betrokken in de thuissituatie van de ouders. De gezinsopname is echter nog niet gestart. De moeder stemt hier niet mee in en gezien wordt dat de ouders overbelast raken door de vele hulpverleningsafspraken met verschillende hulpverleners. De verlofmomenten zijn uitgebreid volgens een strak schema. Doordat de relatie van de ouders echter is beëindigd, is afgesproken dat [de minderjarige] het ene weekend bij de vader verblijft en het andere weekend bij de moeder. Na een ernstig incident bij het eerste verlof bij de moeder thuis zijn de verlofafspraken aangepast. Ook met de vader zijn toen nieuwe veiligheidsafspraken gemaakt. Verder hebben de ouders de afgelopen periode afspraken gemaakt over het starten van de Praktijkervarend lerend (PEL). Door het verbreken van de relatie tussen de ouders moet er opnieuw worden onderzocht of en op welke manier een gezinsverkenning moet plaatsvinden. Verder gaat het RET onderzoeken welke mogelijkheden er voor [de minderjarige] zijn om onderwijs dan wel dagbesteding te volgen als hij weer thuis gaat wonen.
3.4.
Ter zitting heeft de GI het verzoek nader toegelicht. Een verlenging voor de duur van een halfjaar is lang, maar er is nog geen geschikt alternatief voor [de minderjarige] gevonden. Op dit moment is [jeugdhulpinstelling] de meest geschikte plek voor [de minderjarige] . Een verlenging voor de duur van drie maanden, onder aanhouding van het meer verzochte, is wat de GI betreft ook een mogelijkheid. Dat is eerder ook gedaan om indien gewenst na drie maanden een toetsmoment in te kunnen lassen.
3.5.
Ter zitting heeft het college van B&W aangevuld, dat een doorplaatsing van [de minderjarige] binnen drie maanden niet realistisch is. Van een gezinsopname met het hele gezin is afgestapt vanwege de scheiding van de ouders. Er kan per huishouden een gezinsopname plaatsvinden. Er wordt nu gekeken hoe dat gelet op de nieuwe situatie ingericht moet worden. Het RET gaat zich inzetten voor mogelijkheden voor [de minderjarige] om bij de ouders in de buurt naar school te gaan, zodat het verlof uitgebreid kan worden. Het Centrum voor Expertise is betrokken in verband met het perspectief. Het college van B&W heeft een tussentijdse rapportage van de ouders ontvangen. Het is nu bekend wat de problemen zijn in de samenwerking met de moeder en wat er nodig is om vooruit te komen in de situatie. Er is deze maand een puzzelsessie gepland, waarmee het college van B&W tot een beschrijving van het perspectief wil komen.

4.De standpunten

het standpunt van [de minderjarige]
4.1.
heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het de afgelopen weken niet zo goed met hem gaat. Ook op school gaat het niet goed. [de minderjarige] wil liever niet zeggen wat er niet goed gaat.
4.2.
Mr. Post heeft verzocht om het verzoek toe te wijzen voor de duur van drie maanden, zodat de kinderrechter tussentijds kan toetsen of een langer verblijf van [de minderjarige] bij [jeugdhulpinstelling] noodzakelijk is. Dat is eerder ook gedaan. [de minderjarige] vindt een verlenging voor de duur van zes maanden te lang. Aan de andere kant ziet [de minderjarige] ook dat het de laatste tijd minder goed gaat. Hij kan niet goed uitleggen waardoor dat komt. Op dit moment zit [de minderjarige] nog goed bij [jeugdhulpinstelling] en is er geen alternatieve plek voor hem beschikbaar. Een verlenging voor de duur van zes maanden is echter te lang. [de minderjarige] is nog erg jong en zit al bijna anderhalf jaar in een gesloten setting. Het is, gelet op de wens van [de minderjarige] , in zijn belang om een tussentijds toetsmoment in te lassen.
het standpunt van de moeder
4.3.
De moeder heeft op de zitting – samengevat – naar voren gebracht dat zij een verlenging voor de duur van zes maanden noodzakelijk vindt. Een verlenging van drie maanden geeft onnodig veel spanningen en onrust. Bovendien is er over drie maanden nog geen andere plek voor [de minderjarige] gevonden. [jeugdhulpinstelling] is op dit moment nog steeds de beste plek voor [de minderjarige] . Het zou fijn zijn als het perspectief van [de minderjarige] duidelijk wordt. De vader heeft de wens dat [de minderjarige] uiteindelijk bij hem komt wonen, maar daar is de moeder het niet mee eens. De omgang bij de moeder is, na het incident dat heeft plaatsgevonden, begeleid. De omgang zal stap voor stap worden uitgebreid. De moeder ondervindt op dit moment geen problemen in de samenwerking met [jeugdhulpinstelling] . De psycho-educatie vanuit [jeugdhulpinstelling] zal nog gaan starten.
het standpunt van de vader
4.4.
De vader heeft op de zitting – samengevat – naar voren gebracht dat hij achter een verlenging staat, maar voor een kortere duur. Net als op de vorige zitting ziet de vader graag dat voor drie maanden verlengd wordt en de beslissing op de overige drie maanden worden aangehouden, zodat een toetsmoment kan worden ingelast. De vader begrijpt dat het perspectief van [de minderjarige] op dit moment nog niet duidelijk is. De samenwerking met [jeugdhulpinstelling] is goed. De vader wilde eerder graag een gezinsopname, maar weet niet of een gezinsopname voor zijn huishouden nog zinvol is. [de minderjarige] krijgt zelf begeleiding en de vader heeft psycho-educatie. Ook wordt er video-interactie training ingezet. De vader zou graag willen dat de verloven bij hem thuis worden uitgebreid. Daarvoor is het belangrijk dat er gekeken wordt naar de mogelijkheden voor [de minderjarige] om bij de vader naar school te gaan. Het samenwerkingsverband en de huidige school van [de minderjarige] werken hierin niet mee.

5.De beoordeling

verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp
5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
Het is de kinderrechter duidelijk geworden dat [de minderjarige] op dit moment niet terug naar huis kan. De afgelopen periode is er veel gebeurd. [de minderjarige] heeft zich de afgelopen periode ingezet voor zijn therapie en is meerdere keren op verlof geweest bij zijn ouders. [de minderjarige] heeft geleerd om emoties van hemzelf en anderen te signaleren en herkennen. De kinderrechter vindt het heel knap van [de minderjarige] dat hij zijn best doet en stappen weet te maken. [de minderjarige] heeft de afgelopen periode echter een terugval gehad in zijn gedrag en tijdens het verlof bij zijn moeder heeft er een incident plaatsgevonden. Daarnaast zijn de ouders van [de minderjarige] uit elkaar gegaan. Ondanks dat sprake is van een prille positieve ontwikkeling van [de minderjarige] , zijn er nog steeds zorgen over zijn gedrags- en emotieregulatie problematiek. Er vinden nog steeds meerdere incidenten per week plaats, waarbij sprake is van onveiligheid voor [de minderjarige] zelf en zijn omgeving. Bij [jeugdhulpinstelling] krijgt [de minderjarige] de begeleiding en structuur die hij nodig heeft om aan zijn behandeling toe te komen en die nodig is om de veiligheid te waarborgen. [de minderjarige] heeft de gesloten setting en intensieve aansturing nog steeds nodig om niet te ontregelen. Daarom is een lichtere interventie dan een gesloten plaatsing op dit moment niet mogelijk. De kinderrechter acht een verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp daarom noodzakelijk.
5.3.
Gelet op de bestaande zorgen, het feit dat [de minderjarige] nog zeer jong is en het gaat om een vrijwillig plaatsing waarbij nog geen perspectief is bepaald, zal de kinderrechter de machtiging verlengen voor een kortere duur, te weten voor de duur van drie maanden en de beslissing op het verzoek voor het overige aanhouden. Een doorplaatsing van [de minderjarige] binnen drie maanden is niet realistisch gebleken, maar de kinderrechter acht het van belang dat er een tussentijds toetsmoment kan plaatsvinden.
opdracht aan de GI
5.4.
De mondelinge behandeling van de zaak zal worden voortgezet op [datum] .
De kinderrechter wenst uiterlijk veertien dagen voor de volgende zitting uitgebreid te worden geïnformeerd over de (actuele) situatie van [de minderjarige] en de voortgang van de plannen rondom het vervolgtraject, c.q. wie in deze zaak de regie op zich neemt. Ook wil de kinderrechter weten of en hoe (de advocaat van) [de minderjarige] bij die plannen betrokken is. De kinderrechter verzoekt de GI met de gemeente en [jeugdhulpverlener] in gesprek te gaan over de informatievoorziening naar de rechtbank. Het is de GI die ervoor moet zorgen dat de schriftelijke informatie tijdig bij de rechtbank wordt ingediend.
5.5.
De kinderrechter acht het ook van belang dat op de volgende zitting
een groepsleider en gedragskundige vanuit [jeugdhulpverlener] aanwezig zijn. Dat is nu niet gebeurd. Indien de GI het nodig acht dat de gemeente (jeugdcoach) op de zitting aanwezig is, is het aan de GI de aanwezigheid hiervan te regelen. De kinderrechter verzoekt de GI aan de rechtbank laten weten wat de namen zijn van de personen die opgeroepen dienen te worden.
5.6.
Mochten alle partijen van mening zijn dat het resterende deel van het verzoek zonder een nieuwe zitting kan worden afgedaan dan verneemt de kinderrechter dit eveneens graag uiterlijk veertien dagen voorafgaande aan de zitting. De kinderrechter zal vervolgens beslissen of van een zitting kan worden afgezien.
5.7.
De kinderrechter acht een nieuwe instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper
nietnodig.
5.8.
De kinderrechter acht een nieuwe toestemmingsverklaring van de moeder
welnodig.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging gesloten jeugdhulp van de minderjarige:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
tot 11 juni 2025;
6.2.
houdt de beslissing op het verzoek voor het overige pro forma aan tot
[datum];
6.3.
verzoekt de GI en mr. Post de kinderrechter
uiterlijk 14 mei 2025schriftelijk te informeren over de dan geldende stand van zaken en de gewenste procesgang.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2025 door mr. C. Maat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. Onkenhout als griffier, en op schrift gesteld op 13 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).