ECLI:NL:RBNHO:2025:2764

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
C/15/353917 / HA ZA 24-349 tussenvonnis
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over de verdeling van de nalatenschap van de vader van partijen met geschil over woningwaarde en vordering op gedaagde

In deze zaak betreft het een tussenvonnis van de Rechtbank Noord-Holland, waarin partijen, kinderen van de op 21 februari 2023 overleden erflater, in geschil zijn over de verdeling van de nalatenschap. De partijen zijn het oneens over de waarde van verschillende boedelbestanddelen, waaronder de woning van de erflater, en over een vordering van de nalatenschap op gedaagde. Gedaagde wenst de woning over te nemen, maar er is onenigheid over de waarde. De rechtbank heeft besloten deskundigen te benoemen om de waarde van de woning vast te stellen en heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over het aantal en de persoon van de deskundigen. De verdere beslissing is aangehouden.

De procedure is gestart met een tussenvonnis van 6 november 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 januari 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nalatenschap zuiver is aanvaard en dat partijen ieder voor gelijke delen erfgenamen zijn. De woning, die belast is met een hypotheek, is een belangrijk onderdeel van de nalatenschap. De WOZ-waarde van de woning bedraagt € 638.000,-, maar partijen zijn het erover eens dat de marktwaarde als uitgangspunt voor de waardering moet dienen. De rechtbank heeft de partijen verzocht om gezamenlijk deskundigen aan te wijzen voor de taxatie van de woning.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van eiseres en gedaagde besproken, waarbij eiseres vorderingen heeft ingediend met betrekking tot de wijze van verdeling van de nalatenschap en gedaagde zijn vorderingen heeft ingediend in reconventie. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/353917 / HA ZA 24-349
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.J.P. Schipper te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.A. Kanning te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
De zaak in het kort
Partijen twisten over de (wijze van) verdeling van de nalatenschap van hun vader. De discussie ziet vooral op de omvang van de nalatenschap. Partijen zijn het niet eens over welke waarde toegekend moet worden aan verschillende boedelbestanddelen en over de vraag of sprake is van een vordering van de nalatenschap op [gedaagde]. Tot de nalatenschap behoort onder meer de woning van erflater. [gedaagde] wil de woning graag overnemen, maar partijen zijn het niet eens over de waarde van de woning. Om de waarde van de woning te kunnen vaststellen is de rechtbank voornemens (een) deskundige(n) te benoemen. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het aantal en de persoon van de deskundige(n). Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 november 2024
  • de akte in geding brengen nadere producties tevens aanvulling van gronden en bewijsaanbod met producties 26 t/m 29 van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling van 23 januari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
  • de pleitnota van mr. Schipper namens [eiseres]
  • de pleitaantekeningen van mr. Kanning namens [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn de kinderen van de op 21 februari 2023 overleden [erflater] (hierna: erflater).
2.2.
Eind 2013 heeft [gedaagde] met erflater een leenovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten. In de leenovereenkomst is bepaald dat erflater aan [gedaagde] een bedrag van € 33.000,- leent tegen 6% rente per jaar. In 2016 is de leenovereenkomst gewijzigd. Alle voorwaarden zijn gelijk gebleven, waarbij alleen het rentepercentage is gewijzigd naar 1,5% per jaar.
2.3.
Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Een in het testament opgenomen making ten behoeve van de toenmalige echtgenote van erflater sorteert geen effect vanwege ontbinding van dat huwelijk. Partijen zijn benoemd tot erfgenamen, ieder voor gelijke delen.
2.4.
Partijen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard. [eiseres] heeft volmacht gegeven aan [gedaagde] om haar te vertegenwoordigen bij de afwikkeling en vereffening van de nalatenschap van erflater. Op grond van deze volmacht is [gedaagde] onder meer bevoegd om belastingaangiften te doen.
2.5.
Tot de nalatenschap behoort onder meer de woning aan de [adres] te ([postcode]) [plaats 3] (hierna: de woning). De woning is belast met een hypotheek ten bedrage van € 96.500,-.
De woning bestaat uit een woonhuis en een schuur/garage met daarboven een appartement. Het appartement is sinds 2020 in gebruik bij [betrokkene 1] tegen betaling van € 600,- per maand. De garage is in gebruik bij [betrokkene 2], die daarin hobbymatig aan auto’s sleutelt. Het woonhuis is sinds 1 januari 2024 op basis van een bruikleenovereenkomst in gebruik gegeven aan vrienden van [gedaagde] en [eiseres] die na terugkeer uit het buitenland op korte termijn onderdak zochten.
2.6.
De WOZ-waarde van de woning bedraagt € 638.000,-. Bij e-mailbericht van 31 juli 2023 heeft de heer [betrokkene 3] van WK makelaars een inschatting van de waarde van de woning gegeven. Volgens hem zou de woning bij verkoop € 790.000,00 gaan opbrengen.
2.7.
In november 2023 heeft [gedaagde] aangifte erfbelasting 2023 gedaan. In de aanslag erfbelasting van [eiseres] staat dat zij een bedrag van € 36.478,- aan erfbelasting moet betalen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de wijze van verdeling te gelasten van de tot de in deze nalatenschap behorende woning staande en gelegen aan de [adres] te ([postcode]) [plaats 3], aldus dat de netto verkoopopbrengst tussen partijen in beginsel bij helften wordt verdeeld doch in acht genomen de voor rekening van [gedaagde] komende hypotheekschuld, nadat deze woning op een door de rechtbank te bepalen wijze zal zijn verkocht;
II. een makelaar te benoemen die de verkoop ter hand zal nemen en dat [gedaagde] wordt veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan inschakeling van deze makelaar, medewerking te verlenen aan bezichtigingen van de woning, het tot stand brengen van een behoorlijke presentatie van de woning aan het publiek, het verrichten van dagelijks onderhoud aan de woning en het presentabel houden van de woning en dat hij alle maatregelen die de makelaar in het kader van de verkoop van de woning nuttig acht dient te gehengen en te gedogen, dat voorts de rechtbank bepaalt, dat [gedaagde] gehouden zal zijn de redelijke aanwijzingen van de makelaar op te volgen ten aanzien van de te hanteren vraagprijs en de te hanteren verkoopprijs, dat [gedaagde] in dat kader wordt veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan de praktische uitvoering van de taak van de makelaar door deze toe te laten in de woning, uiteindelijk de verkoopovereenkomst te tekenen en de leveringsakte te tekenen. Dit op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag voor elke dag of dagdeel dat [gedaagde] geheel of gedeeltelijk in gebreke is met de uitvoering van de uit deze hoofde te verrichten handelingen;
III. de nalatenschap voor het overige te verdelen overeenkomstig de stellingen van [eiseres] in deze dagvaarding en [gedaagde] te veroordelen op eerste verzoek en onvoorwaardelijk zijn medewerking te verlenen aan uitvoering van de verdeling door de bank de benodigde instructie te geven, teneinde de betreffende uitkeringen te kunnen doen. Dit op straffe van € 1.000,- voor het geval die medewerking niet wordt verleend, met een maximum van € 50.000,-. En de bepaling dat, in het geval het maximum aan dwangsommen wordt verbeurd, dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking die [gedaagde] jegens de bankinstelling dient te verlenen, zodanig dat de bank alsdan in staat is de afwikkeling feitelijk op verzoek van [eiseres] te verrichten;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de nalatenschap gereed is voor verdeling. Er moeten volgens [eiseres] alleeen nog wijzigingen worden doorgevoerd op het overzicht dat voortvloeit uit de aangifte erfbelasting. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] van erflater een bedrag van € 96.500,- geleend, welk bedrag deels is terugbetaald. Op grond van de gedwongen schuldverrekening van artikel 4:228 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) moet het nog verschuldigde bedrag worden verrekend met het erfdeel van [gedaagde], aldus [eiseres]. Voor de woning kan bij de verdeling de WOZ-waarde niet als grondslag voor de waardering worden genomen. Zij heeft geen bezwaar tegen toedeling van de woning aan [gedaagde] als dit gebeurt op basis van de waarde van de (onverhuurde) woning in het economische verkeer. Omdat [gedaagde] hiertoe niet bereid is gebleken, wordt medewerking van [gedaagde] aan de verkoop van de woning gevorderd. Daarnaast moeten volgens [eiseres] de - sinds het overlijden van erflater - doorlopende kosten verbonden aan de woning c.q. afwikkeling en de huurinkomsten nog verrekend worden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis:
De wijze van verdeling als volgt vaststelt:
I. CD Taxaties te [plaats 3] de taxatie in verhuurde staat van de woning aan de [adres] ([postcode]) [plaats 3] met bouwtechnische keuring op zich zal nemen;
o partijen binnen één week na datum van dit vonnis CD Taxaties te [plaats 3] gezamenlijk opdracht geven tot taxatie en de kosten van de taxatie bij helfte zullen delen;
o partijen hun medewerking aan de taxatie zullen verlenen en beiden aanwezig mogen zijn bij de taxatie;
o [gedaagde] binnen drie maanden na het uitbrengen van het taxatierapport door de taxateur onderbouwd aan [eiseres] laat weten of hij de woning kan en wil overnemen tegen de getaxeerde waarde rekening houdende met de hypothecaire geldleningen, die thans nog op de woning rusten en rekening houdend met bedrag conform punt 1.39 van de dagvaarding van € 33.200,- extra voor [eiseres];
o indien [gedaagde] de woning wil en kan overnemen de woning aan hem wordt toebedeeld;
o beide partijen in dat geval hun binnen twee maanden na kennisgeving van [gedaagde] aan [eiseres] hun medewerking moeten verlenen aan het verlijden van de akte van levering waarbij het aandeel van [eiseres] in de woning wordt overgedragen aan [gedaagde], waarbij [gedaagde] [eiseres] uit de hypothecaire geldleningen zal ontslaan en waarbij de kosten van de notaris (waaronder de akte van levering) wordt gedragen door [gedaagde];
o waarbij [gedaagde] bij toedeling van de woning wegens overbedeling de helft van de overwaarde van de woning (de taxatie minus de hypothecaire geldleningen) en een bedrag van € 33.200,- aan [eiseres] moet betalen;
o Als [gedaagde] de woning niet wil en kan overnemen conform het voorgaande dient de woning in verhuurde staat te worden verkocht door WK-Makelaars te [plaats 2].
Met betrekking tot de bankrekeningen bepaalt dat:
  • De bankrekeningen worden opgeheven door [gedaagde] en [eiseres];
  • Het saldo van de bankrekeningen op de datum van opheffing bij helfte wordt verdeeld;
  • De ene helft van het saldo wordt overgeboekt naar een bankrekening van [gedaagde] en de andere helft van het saldo naar de bankrekening van [eiseres];
Met betrekking tot de huurovereenkomsten bepaalt dat:
II. Het saldo van de huurinkomsten minus alle kosten van de woning (vaste lasten en bijkomende lasten inbegrepen) wordt vanaf 1 januari 2024 bij helfte tussen [gedaagde] en [eiseres] verdeeld tot aan datum levering van de woning aan [gedaagde] dan wel een derde;
III. [eiseres] te veroordelen om aan [gedaagde] wegens buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 925,00 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
In conventie en reconventie
IV. [eiseres] te veroordelen in de kosten van deze procedure in conventie en reconventie waarbij de proceskosten binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis door [eiseres] en dienen te zijn voldaan, en – voor het geval voldoening niet binnen bedoelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf het verval van de bedoelde termijn voor voldoening;
V. Voorts met veroordeling van [eiseres] tot betaling aan [gedaagde] van de na het gewezen vonnis verschuldigde kosten binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, begroot op € 173,00 zonder betekening in conventie of reconventie, begroot op € 271,00 zonder betekening in conventie en reconventie tezamen, telkens te vermeerderen met € 90,00 in geval van betekening van het vonnis en – voor het geval [eiseres] die kosten niet binnen veertien dagen voldoet – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het verval van die termijn.
3.6.
[gedaagde] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de woning vóór verdeling eerst getaxeerd moet worden, waarbij rekening wordt gehouden met de verhuurde- en bouwkundige staat van de woning (door een bouwkundige keuring uit te laten voeren). Daarna kan [gedaagde] pas beoordelen of hij de woning wil en kan overnemen. [gedaagde] stelt dat erflater de door hem geleende gelden heeft kwijtgescholden, zodat er geen vordering van de nalatenschap meer resteert. Hij is echter van mening dat [eiseres] en hij uiteindelijk evenveel van erflater dienen te ontvangen. Aangezien hij in totaal (inclusief de lening van € 33.000,- verminderd met de aflossingen ) een bedrag van € 66.400,- van erflater heeft ontvangen, is hij bereid aan [eiseres] bij de overname van de woning nog een bedrag van € 33.200,- extra te betalen. Het saldo van de bankrekeningen en huurinkomsten moet volgens [gedaagde] bij helfte tussen partijen worden gedeeld.
3.7.
[eiseres] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zal de rechtbank deze vorderingen gezamenlijk bespreken.
Verdeling nalatenschap
4.2.
Beide partijen vorderen de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflater vast te stellen, op de door ieder van hen gewenste wijze. De discussie tussen partijen ziet met name op de vraag welke waarde toegekend moet worden aan de volgende boedelbestanddelen:
  • de woning
  • bankrekeningen bij ING (betaal- en spaarrekening)
  • een auto
  • de inboedel
  • een vordering van erflater op [gedaagde]
  • huurinkomsten
4.3.
Ter zitting zijn partijen het eens geworden over de wijze van verdeling van de inboedel, de auto en de bankrekeningen bij ING.
4.4.
Wat betreft de inboedel zijn partijen overeengekomen dat er geen waarde wordt toegekend aan deze goederen en ieder van hen de inboedelgoederen kiest die hij/zij wil. De overige inboedelgoederen zullen door partijen gezamenlijk worden afgevoerd.
4.5.
De auto is toebedeeld aan [gedaagde]. De waarde van de auto is door partijen bepaald op een bedrag van € 6.600,-. Van dit bedrag is een bedrag van € 2.100,- betaald aan mevrouw [betrokkene 4] omdat zij een deel van de kosten bij de aanschaf van de auto heeft betaald. Dit betekent dat met de overname van de auto voor de nalatenschap een bedrag van € 4.500,- resteert.
4.6.
Tussen partijen bestaat niet langer discussie over de saldi van de bankrekeningen. De door [gedaagde] overgelegde bankafschriften hebben bij [eiseres] geen vragen opgeroepen over de transacties die daarin staan. Ter zitting heeft [gedaagde] een toelichting gegeven op de contante ontvangsten en betalingen. Partijen zijn het er verder over eens dat de rekeningen opgeheven moeten worden en de saldi bij helften dienen te worden verdeeld.
De woning
4.7.
Tussen partijen is in geschil tegen welke waarde de woning gewaardeerd moet worden. Partijen zijn het er over eens dat daarbij de datum van verdeling als peildatum dient te worden genomen. Ook is niet langer in geschil dat als uitgangspunt bij de waardering van de woning de marktwaarde en niet de WOZ-waarde geldt. Gelet op de stijging van de prijzen in de huidige woningmarkt zal de woning daarom (opnieuw) getaxeerd moeten worden.
4.8.
Partijen discussiëren over de vraag of de woning getaxeerd moet worden in verhuurde- of in onverhuurde staat. Partijen zijn het er over eens dat voor wat betreft het woonhuis en de schuur/garage geen sprake is van huur, maar enkel van een (opzegbare) gebruiksovereenkomst. Dit betekent dat het woonhuis en de schuur/garage getaxeerd kunnen worden in onverhuurde staat. Dit geldt echter niet voor het appartement. Partijen zijn het erover eens dat het appartement sinds 2020 door [betrokkene 1] gebruikt wordt als hoofdverblijf tegen betaling van een maandelijkse vergoeding. Daarmee is sprake van huur. De enkele stelling van [eiseres] dat [betrokkene 1] aan haar heeft aangegeven bereid te zijn het appartement te verlaten maakt dit niet anders. Feit is immers dat het appartement op dit moment verhuurd is en een huurder huurbescherming geniet. Nu vooralsnog niet is gebleken dat [betrokkene 1] de huur heeft opgezegd, zal het appartement moeten worden getaxeerd in verhuurde staat.
4.9.
[gedaagde] heeft gevorderd te bepalen dat CD Taxaties te [plaats 3] de taxatie zal verrichten. [eiseres] heeft hier bezwaar tegen gemaakt, omdat zij de indruk heeft dat er contact is geweest tussen [gedaagde] en dit kantoor. [eiseres] heeft bovendien aangegeven dat zij, in het geval er wel getaxeerd moet worden, er waarde aan hecht dat de taxatie geschiedt door in elk geval twee deskundigen die het samen eens moeten worden en bij gebreke daarvan gehouden zijn een derde deskundige in te schakelen.
4.10.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat de voorgestelde deskundige een bekende van hem is. De rechtbank is van oordeel dat daarmee de indruk is ontstaan dat dit geen onafhankelijke partij is, zodat de woning getaxeerd zal moeten worden door een andere deskundige dan CD Taxaties.
4.11.
[gedaagde] heeft gevorderd dat op kosten van de nalatenschap tevens een bouwtechnische keuring wordt uitgevoerd. [eiseres] heeft hiertegen verweer gevoerd. Naar het oordeel van de rechtbank is op dit moment een bouwtechnische keuring in het kader van de waardering niet noodzakelijk. Het staat [gedaagde] echter vrij om desgewenst op eigen kosten voorafgaand aan de taxatie een bouwtechnische keuring te laten verrichten en de resultaten hiervan met [eiseres] en de te benoemen deskundige(n) te delen.
4.12.
De rechtbank zal partijen eerst in de gelegenheid stellen zich in een akte uit te laten over de te benoemen deskundige(n). Partijen dienen daarbij – bij voorkeur eenstemmig – in te gaan op het aantal deskundigen dat zij wensen in te schakelen, de persoon van de benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Daarbij dienen partijen aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.13.
De rechtbank is voornemens om de volgende vragen aan de deskundige(n) voor te leggen:
Op welk bedrag waardeert u per datum van de taxatie de waarde in het economisch verkeer van de woning, gelegen aan als de [adres] ([postcode]) in [plaats 3]? Daarbij dient ten aanzien van het woonhuis en de schuur/garage uit te worden gegaan van onverhuurde staat en ten aanzien van het appartement in verhuurde staat.
Kunt u daarbij aangeven welke waarde aan het geheel kan worden toegekend en welke waarde aan de afzonderlijke wooneenheden, de schuur/garage en het appartement?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.14.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van de procedure aanleiding om het voorschot op de kosten van de taxateur(s) gelijkelijk over partijen te verdelen. Partijen zullen daarom ieder de helft van het voorschot moeten betalen.
Vordering op [gedaagde]
4.15.
Volgens [eiseres] heeft erflater aan [gedaagde] een bedrag geleend van € 96.500,-. Daartoe zou erflater in 2013 een hypothecaire geldlening hebben afgesloten op zijn woning. [eiseres] stelt dat het door [gedaagde] geleende bedrag slechts gedeeltelijk is terugbetaald en hij het restant aan de nalatenschap verschuldigd is.
4.16.
[gedaagde] betwist dat hij een bedrag van € 96.500,- van erflater heeft geleend. [gedaagde] betoogt dat hij een bedrag van € 33.000,- heeft geleend, waarover hij in eerste instantie ook rente betaalde. Vanaf 2016 heeft erflater aangegeven geen rente meer te willen ontvangen en zijn de rentebetalingen gestopt. Erflater heeft vervolgens de lening kwijtgescholden. De betalingen die door erflater in 2020 aan [gedaagde] zonder omschrijving zijn verricht waren volgens [gedaagde] geen leningen, maar schenkingen. [gedaagde] betwist derhalve nog enige betaling aan de nalatenschap verschuldigd te zijn. [gedaagde] is echter van mening dat [eiseres] en hij evenveel van erflater dienen te ontvangen. Omdat hij met zijn afbetalingen in totaal een bedrag van € 66.400,- heeft ontvangen, komt aan [eiseres] bij de verdeling nog een bedrag van € 33.200,- extra toe, aldus [gedaagde].
4.17.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] met de overgelegde stukken, waaronder de leenovereenkomst en de aanvulling hierop, voldoende heeft onderbouwd dat hij een bedrag van € 33.000,- van erflater heeft geleend. Dat erflater twee maanden daarvoor na aflossing van zijn hypothecaire geldleningen van de notaris een bedrag van € 36.376,03 heeft ontvangen, onderschrijft eveneens de hoogte van de lening zoals door [gedaagde] is betoogd. De stelling van [eiseres] dat het volledige hypotheek bedrag van € 96.500,- door erflater aan [gedaagde] is uitgeleend strookt niet met de overgelegde stukken. De rechtbank zal deze stelling dan ook als onvoldoende onderbouwd passeren.
4.18.
[eiseres] heeft ook overigens de stelling van [gedaagde] dat hij met zijn afbetalingen in totaal een bedrag van € 66.400,- heeft ontvangen niet gemotiveerd betwist. De rechtbank volgt dan ook de berekening van [gedaagde] waaruit volgt dat [eiseres] nog recht heeft op betaling door [gedaagde] van de helft van het bedrag van € 66.400,-. Dit betekent dat [eiseres] nog een bedrag van € 33.200,- extra toekomt.
Het vervolg van de procedure
4.19.
Als na de taxatie de marktwaarde van de woning bekend is, zal [gedaagde] zich bij akte moeten uitlaten over de vraag of hij de woning tegen de taxatiewaarde wenst over te nemen en of hij daartoe financieel in staat is. Toedeling van de woning aan [gedaagde] kan slechts plaatsvinden onder de voorwaarde dat [gedaagde] de op de woning rustende hypothecaire leningen over zal nemen, dat de bank [eiseres] zal ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en [gedaagde] aan [eiseres] naast de vordering uit overbedeling nog een bedrag van € 33.200,- extra betaalt. Als [gedaagde] niet in staat is de woning onder die voorwaarden over te nemen, dan zal de woning moeten worden verkocht.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
19 maart 2025voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht zoals omschreven onder 4.12,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 1589