ECLI:NL:RBNHO:2025:27

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
15.254694.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak voor het in voorraad houden van ketamine

Op 6 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het in voorraad houden van ketamine. De rechtbank heeft geoordeeld dat ketamine niet als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet kan worden aangemerkt, waardoor de verdachte van het primaire ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zich richt tot fabrikanten en groothandelaars, en dat het begrip 'in voorraad hebben' moet worden uitgelegd in de context van het drijven van een groothandel of het op grote schaal fabriceren van werkzame stoffen. Aangezien niet is vastgesteld dat de verdachte zich bezighield met het drijven van een groothandel, is hij ook van het subsidiair ten laste gelegde feit vrijgesproken. De rechtbank heeft geen bewijs gevonden dat de verdachte de ketamine in voorraad had met het oog op handelingen in het economische verkeer. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf van 11 maanden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen personenauto aan de rechthebbende moet worden geretourneerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 15.254694.24
Uitspraakdatum: 6 januari 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 december 2024 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Vietnam),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Ter Apel, te Ter Apel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. I. Hermans, en van wat de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.J. van der Aart, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Wormerland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of ter hand gesteld, in elk geval in voorraad heeft/hebben gehad, te weten 5,2 kilogram, althans een hoeveelheid, Ketamine, bevattende de werkzame stof ketamine;
Subsidiairhij op of omstreeks 6 augustus 2024 te Wormerland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, zonder registratie (als bedoeld in artikel 38 lid 2 van de Geneesmiddelenwet), (een) werkzame stof(fen) in voorraad heeft gehad, te weten een (handels)hoeveelheid (van (ongeveer) 5,2 kilogram (van een stof bevattende) ketamine (zijnde ketamine een geneesmiddel als bedoeld in/in de zin van de Geneesmiddelenwet)

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, omdat de verdachte niet woont of verblijft in Nederland en daarom niet de vereiste registratie kan hebben. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde feit wel wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van de periode die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, omdat hij niet op de hoogte was dat in de achterbak van de auto ketamine lag. Subsidiair heeft zij bepleit dat er geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin.
Er zou maximaal de schuldvariant van hetgeen subsidiair ten laste is gelegd bewezenverklaard kunnen worden. In dat geval moet aan de verdachte hooguit een onvoorwaardelijke hechtenis gelijk aan de duur van het voorarrest worden opgelegd.
3.3.
Oordeel van de rechtbankMet de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ketamine is immers geen geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit stelt de rechtbank vast dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet is geplaatst in de titel “Fabrikanten en groothandelaars van werkzame stoffen”. Uit de plaatsing van dit artikel in de wet volgt dat deze bepaling zich richt tot fabrikanten en groothandelaars. Onder het eerste lid van dit artikel is het (onder meer) verboden om zonder registratie dergelijke werkzame stoffen “in voorraad te hebben”. De rechtbank staat daarom voor de vraag welke betekenis toekomt aan het begrip “in voorraad hebben” als bedoeld in de Geneesmiddelenwet.
Blijkens artikel 1, eerste lid, aanhef en onder kk, van de Geneesmiddelenwet wordt onder “het drijven van een groothandel” verstaan: “een of meer activiteiten binnen het geheel van groothandelen, zoals het (…) in voorraad hebben”. Gelet op het voorgaande moet naar het oordeel van de rechtbank het begrip “in voorraad hebben” aldus worden uitgelegd als het hebben van een voorraad in het kader van het drijven van een groothandel dan wel het (op grote schaal) fabriceren van werkzame stoffen.
Op basis van de inhoud van dit dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich bezig hield met activiteiten betreffende het drijven van een groothandel en dat hij in dat verband de ketamine in voorraad heeft gehad. De rechtbank heeft geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen die erop wijzen dat de verdachte met het oog op handelingen in het economische verkeer met de ketamine onderweg was. De omstandigheid dat de verdachte de ketamine voorhanden heeft gehad en dat het gaat om een aanzienlijke hoeveelheid van ruim 5 kilogram, zoals door de officier van justitie bij requisitoir naar voren is gebracht, is onvoldoende om vast te stellen dat de verdachte die ketamine in voorraad heeft gehad, als bedoeld in de Geneesmiddelenwet. Naar het oordeel van de rechtbank is dus niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

4.Het in beslag genomen goed

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de verdachte in beslag genomen personenauto van het merk [automerk] verbeurd moet worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de in beslag genomen personenauto geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het feit dat de verdachte integraal zal worden vrijgesproken, is de rechtbank van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven personenauto van het merk [automerk] moet worden geretourneerd aan de rechthebbende.

5.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- een personenauto [kentekennummer] (Omschrijving: PL1100-2024173277-G1634207, Zwart,
merk: [automerk], chassisnr: [chassisnummer]).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. M.L. Firet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 januari 2025.