ECLI:NL:RBNHO:2025:2688

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
C/15/360826 / JU RK 25-35
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 februari 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderen zijn sinds hun uithuisplaatsing in een pleeggezin geplaatst, waar zij goed gedijen en de nodige zorg en aandacht ontvangen. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zeven maanden, met een extra toetsmoment, gezien de kwetsbaarheid van zowel de kinderen als de moeder. De moeder heeft aangegeven dat zij graag meer omgang met de kinderen wil, maar de kinderrechter heeft besloten om de omgang voorlopig te beperken tot de huidige frequentie, totdat er meer duidelijkheid is over de situatie van de ouders en de kinderen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de onveilige thuissituatie waarin zij zich bevonden. Er zijn aanwijzingen van trauma en hechtingsproblematiek bij de kinderen, en de ouders zijn niet in staat om adequaat op hun behoeften in te spelen. De kinderrechter heeft de GI (gecertificeerde instelling) verzocht om een perspectiefonderzoek uit te voeren en de mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang met de moeder te onderzoeken. De beslissing om de ondertoezichtstelling te verlengen is genomen in het belang van de kinderen, zodat zij de stabiliteit en zorg kunnen blijven ontvangen die zij nodig hebben.

De kinderrechter heeft de zaak aangehouden voor een nader te bepalen zittingsdatum in september of begin oktober 2025, om de voortgang van de situatie te evalueren en te bepalen of verdere verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing nodig is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/360826 / JU RK 25-35
Datum uitspraak: 28 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J. Brouwer, kantoorhoudende te Rotterdam,
[de vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen de vader,
[de pleegouders] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen de pleegouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI met bijlagen, ontvangen op 9 januari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 februari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
1.3.
De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.4.
De pleegouders zijn, met afbericht, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De ouders hebben hun relatie beëindigd.
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven sinds de uithuisplaatsing in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de kinderen bij beschikking van 18 december 2023 voorlopig onder toezicht gesteld tot 15 maart 2024. Deze beslissing is bij beschikking van 27 december 2023 gehandhaafd. Vervolgens heeft de kinderrechter de kinderen bij beschikking van 12 maart 2024 onder toezicht gesteld tot 12 maart 2025.
2.4.
Bij beschikking van 18 december 2023 is ook een spoedmachtiging verleend om de kinderen gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg
voor de duur van twee weken. Die beslissing is vervolgens gehandhaafd en telkens
verlengd, laatstelijk bij beschikking van 18 november 2024. De machtiging duurt nu nog tot 12 maart 2025.
2.5.
Op 10 oktober 2024 heeft de GI een perspectiefbesluit genomen waarin is geconcludeerd dat het perspectief van de kinderen niet meer bij de ouders ligt, maar bij het perspectief biedend pleeggezin. In de voornoemde beschikking van 18 november 2024 heeft de rechtbank het perspectiefbesluit niet onderschreven.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarheid bij voorraad. De GI heeft het verzoek als volgt onderbouwd.
3.2.
Beide kinderen zijn op zeer jonge leeftijd uit huis geplaatst vanwege fors huiselijk geweld tussen de ouders. De kinderen zijn hier getuige van geweest en er mogelijk ook zelf slachtoffer van geweest. Bij beide jongens was namelijk sprake van letsel. Er loopt momenteel nog een politieonderzoek naar het toegebrachte letsel bij [de minderjarige 2] .
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn op 12 oktober 2024 verhuisd naar een perspectief biedend pleeggezin. De jongens moesten in de eerste periode erg wennen. [hulpverleningsorganisatie] is betrokken om ondersteuning te bieden in het pleeggezin. De omgang met de moeder vindt om de week plaats in [plaats] bij het verbindingshuis van [hulpverleningsorganisatie] , begeleid door [hulpverleningsorganisatie] . De contactmomenten met de moeder verlopen redelijk. Zij probeert haar aandacht te verdelen tussen de kinderen, maar heeft hier wel ondersteuning bij nodig. Daarnaast lukt het de moeder niet om [de minderjarige 1] te begrenzen. Voor de bezoeken zijn duidelijke afspraken gemaakt over eet- en drinkmomenten. Het lukt de moeder niet om zich te houden aan deze afspraken. In gesprek lijkt de moeder te begrijpen wat er van haar verwacht wordt, maar het lukt haar niet om dit ook toe te passen. Daarnaast lukt het zowel de moeder als de vader niet om openheid te geven over wat de kinderen hebben meegemaakt in de thuissituatie. Het lukt de vader daarbij niet om zijn emoties te reguleren tijdens gesprekken en in gesprek te gaan met de GI en de pleegzorgbegeleider. Op dit moment zijn er geen contactmomenten tussen de vader en de kinderen en is de vader helemaal uit contact met de GI.
3.3.
De GI is van mening dat beide kinderen gezien hun jonge leeftijd duidelijkheid moeten hebben over waar zij kunnen opgroeien en wat de rol van de vader en de moeder zal zijn in hun leven. De komende periode van de ondertoezichtstelling wil de GI het perspectiefonderzoek laten uitvoeren door William Schrikker Gezinsvormen (hierna: WSGV). Daarnaast wil de GI door middel van het NIKA-traject onderzoeken, hoe het contact tussen de moeder en de kinderen eruit moet komen te zien. Ook wil de GI de komende periode onderzoeken welke rol de vader kan spelen in het leven van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
3.4.
Op de zitting heeft de GI de actuele stand van zaken toegelicht.
Momenteel is er één uur per twee weken begeleide omgang met de moeder. Vorige week heeft er een incident plaatsgevonden bij de moeder thuis, waarbij het voor de GI onduidelijk was of de vader bij de moeder thuis verbleef. De omgang heeft hierdoor vorige week geen doorgang kunnen vinden. De GI vindt het noodzakelijk dat eerst de veiligheid van de kinderen bij de moeder in kaart wordt gebracht.
Er wordt momenteel nog steeds gewacht op de start van het NIKA-traject, waarbij onderzocht gaat worden wat er mogelijk is in de omgang met de moeder. De GI weet niet wanneer het traject kan aanvangen. Bij de aanvang van het NIKA-traject zal de omgang uitgebreid worden, aangezien er dan ook observatiemomenten plaatsvinden om de interactie tussen de moeder en de kinderen te observeren. De WSGV gaat het perspectiefonderzoek uitvoeren.
[hulpverleningsorganisatie] is er voor de ondersteuning in het pleeggezin, maar ook voor de kinderen, omdat zij trauma gerelateerde klachten laten zien, met name na de omgang. De GI heeft er daarom voor gekozen om de omgang met de grootouders te stoppen. De GI geeft nu prioriteit aan het opbouwen van een stabiele omgang met de moeder, daarna kan er gekeken worden in hoeverre de omgang met de grootouders weer gestart kan worden.
De GI heeft op de zitting toegezegd een (nieuwe) Schriftelijke Aanwijzing aan de moeder te geven bij verdere uitbreiding dan wel beperking van de omgang en deze ook te doen toekomen aan de advocaat van de moeder, gelet op de kwetsbaarheid van de moeder.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat de moeder graag wil dat de omgang wordt uitgebreid, omdat de kinderen met de huidige frequentie van de omgang, niet de kans krijgen om aan de moeder te wennen. De moeder heeft de GI, in december 2024 vorig jaar, verzocht een Schriftelijke Aanwijzing betreffende de omgang te geven. De GI geeft aan deze te hebben verstuurd, maar de moeder heeft deze niet ontvangen. De moeder verzoekt de GI daarom opnieuw een Schriftelijke Aanwijzing te geven, zodat zij deze eventueel ter toetsing kan voorleggen aan de rechtbank. In afwachting van het perspectiefonderzoek moet er meer omgang plaatsvinden, zodat zij ook in haar moederrol kan groeien. Het is daarnaast van belang dat het NIKA-traject wordt afgerond, alvorens er een nieuw perspectiefbesluit genomen wordt.
Wat betreft de recente gebeurtenissen met de vader heeft de moeder aangegeven dat ze heeft geprobeerd de vader in het leven van de kinderen te blijven betrekken, maar dat ze nu inziet dat zij beter afstand kan nemen van de vader, in het belang van de kinderen.
De moeder staat achter het verzoek tot ondertoezichtstelling, maar vindt de duur van het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing te lang. Ze verzoekt de machtiging uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden toe te wijzen, zodat er druk blijft staan op de start van het NIKA-traject.
De moeder heeft tot slot naar voren gebracht dat het goed gaat met haar behandeling bij de Waag, dat zij open staat voor de adviezen die ze krijgt en aan zichzelf werkt. Ze vindt het belangrijk dat ze leert voor zichzelf op te komen, alvorens de kinderen bij haar terug kunnen komen.
4.2.
De vader is niet ter zitting verschenen en heeft zijn mening ook eerder niet kenbaar gemaakt aan de GI, zodat zijn standpunt niet bekend is.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Omdat de moeder de [nationaliteit] nationaliteit heeft en de vader en de kinderen de
Nederlandse, moet eerst de vraag worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek van de GI. Aangezien de gewone
verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, komt de Nederlandse rechter op grond van
artikel 10:113 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) juncto artikel 7 Brussel II ter
rechtsmacht toe en kan de rechter een oordeel geven over dit verzoek.
5.2.
Vervolgens is de vraag aan de orde welk recht op het verzoek van toepassing is. Op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is het Nederlands recht op het verzoek van toepassing.
Verlenging ondertoezichtstelling
5.3.
Op basis van de stukken is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het BW. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.4.
De kinderen worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] zijn namelijk opgegroeid in een instabiele en onveilige thuissituatie. Zo zijn zij getuige geweest van veel huiselijk geweld en ruzies tussen de ouders, waarvan zij mogelijk zelf ook slachtoffer zijn geweest. Bij beide kinderen was sprake van letsel waarvan onduidelijk is hoe dat is ontstaan, terwijl de ouders hier niet open over zijn (geweest). Het ziekenhuis heeft in januari 2024 vastgesteld dat het letsel van de kinderen alleen veroorzaakt kan zijn door grof geweld. Bij de kinderen zijn verder aanwijzingen voor trauma, en bij [de minderjarige 1] worden ook signalen van hechtingsproblematiek waargenomen.
Tijdens de omgangsmomenten wordt gezien dat het de ouders niet lukt om sensitief op de kinderen te reageren en bij hun behoeftes aan te sluiten. Zo lukt het de moeder niet om [de minderjarige 1] te begrenzen of aan te sluiten bij [de minderjarige 2] . Beide kinderen reageren ook heftig op de omgang met de ouders. Zij hebben na de omgang langere tijd nodig om tot rust te komen. Sinds november 2024 is de vader uit beeld dan wel niet betrokken, en vindt er alleen omgang tussen de kinderen en de moeder plaats. Vanwege de reactie van de kinderen op de omgangsmomenten is de frequentie van de bezoeken vorig jaar verlaagd. Op dit moment heeft de moeder slechts één uur omgang per twee weken.
5.5.
De kinderrechter vindt het positief dat de moeder aan alle hulpverlening meewerkt, een positieve houding aanneemt richting de pleegouders en haar leven op orde probeert te krijgen. Onderzocht zal moeten worden wat de kinderen nodig hebben om zich verder op een gezonde manier te ontwikkelen en of de moeder in staat is de kinderen te bieden wat zij nodig hebben hiervoor. Voor de komende periode is het ook van belang dat onderzocht wordt welke mogelijkheden er zijn voor uitbreiding van de omgang tussen de kinderen en de moeder en welke rol de vader kan/wil spelen in het leven van de kinderen. De GI zal daartoe – conform de door de rechtbank gegeven motivering bij beschikking van 18 november 2024 – een perspectiefonderzoek laten verrichten bij de moeder, door WVGZ.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar.
Verlenging machtiging uithuisplaatsing
5.6.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c,
tweede lid, BW). Na een wenperiode zijn de kinderen inmiddels tot rust gekomen bij het huidige pleeggezin. Hier doen zij het goed en krijgen zij de zorg, aandacht, structuur die zij nodig hebben. [hulpverleningsorganisatie] is betrokken bij dit pleeggezin ter ondersteuning van de kinderen en de pleegouders. Deze plek moet dan ook geborgd worden, temeer nu de mogelijkheid van terugplaatsing van de kinderen bij de moeder nog onderzocht gaat worden.
5.8.
De kinderrechter ziet gelet op de jonge leeftijd en de kwetsbaarheid van de kinderen en de kwetsbaarheid van de moeder echter wel aanleiding om de duur van machtiging tot uithuisplaatsing te beperken, voor een extra toetsmoment. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot verlenging van uithuisplaatsing toewijzen voor de duur van zeven maandenen het resterende deel van het verzoek aanhouden tot een nader te bepalen zittingsdatum in september/begin oktober 2025. De kinderrechter verzoekt de GI twee weken voor de te plannen zittingsdatum de rechtbank te informeren over de actuele stand van zaken.
5.9.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij een pleeggezin verlengen voor de duur van zeven maanden, te weten tot 12 oktober 2025 en het resterende deel van dat verzoek aanhouden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]tot 12 maart 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2], in een voorziening voor pleegzorg tot 12 oktober 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de beslissing op het resterende deel van het verzoek tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing aan tot een nader te bepalen zittingsdatum in september/begin oktober 2025;
6.5.
bepaalt dat de GI
uiterlijk twee wekenvóór de te bepalen zittingsdatum in september/begin oktober 2025, de rechtbank schriftelijk informeert over de recente stand van zaken.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Ok, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2025, in aanwezigheid van mr. M. van Koningsbruggen als griffier, en op schrift gesteld op 11 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.