ECLI:NL:RBNHO:2025:2648

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
15/152385-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in woning met letsel aan slachtoffer

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 juni 2022 in Zandvoort, waar de verdachte het slachtoffer meerdere keren heeft geslagen, wat resulteerde in letsel aan het oor, voorhoofd en neus van het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer onder bedreiging gedwongen om geld, bankpasjes en een telefoon af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de beslissing. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, wat de rechtbank als zeer intimiderend heeft ervaren. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend is. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, en de rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/152385-22 (P)
Uitspraakdatum: 11 maart 2025
Tegenspraak (ex. art 279 Sv.)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 februari 2025 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Polen),
Vertrokken, onbekend waarheen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Hermans en van hetgeen de raadsvrouw van de verdachte, mr. S.W. Kuijpers, advocaat te Hoofddorp, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juni 2022 te Zandvoort, tussen 23:00 uur en 00:00 uur, in elk
geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning, een geldbedrag van € 250,- en/of wat kleingeld en/of een telefoon (Samsung Galaxy) en/of diverse waardevolle (bank)pasjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [het slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [het slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld, [het slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van € 250,- en/of wat kleingeld en/of een telefoon (Samsung Galaxy) en/of diverse waardevolle (bank)pasjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan die [het slachtoffer], in elk geval aan een ander dan aan verdachte,
door
- binnen te dringen in de woning van die [het slachtoffer], en/of
- tegen die [het slachtoffer] te zeggen dat hij zijn geld moet geven, en/of
- die [het slachtoffer] met (een stuk) glas en/of met zijn vuist in/tegen zijn gezicht/hoofd, althans tegen zijn lichaam, te slaan, en/of
- die [het slachtoffer] meerdere klappen te geven, en/of
- tegen die [het slachtoffer] te zeggen dat hij zijn oor zal afsnijden als hij zijn geld niet geeft, en/of
- met het (stuk) glas te proberen om het oor van die [het slachtoffer] af te snijden.

2. Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde, in die zin dat diefstal met geweld van het geldbedrag, de (bank)pasjes en de telefoon bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het bestanddeel ‘tussen 23:00 uur en 00:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd’.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit. Volgens de raadsvrouw kan niet bewezen worden dat de verdachte geld en (bank)pasjes heeft weggenomen of dat de aangever deze goederen onder dwang aan de verdachte heeft afgegeven. Ten aanzien van de telefoon stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de telefoon heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. De aangever heeft de telefoon op eigen initiatief als borg aan de verdachte gegeven. Subsidiair refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot afpersing van de telefoon, waarbij zij van mening is dat het bestanddeel ‘tussen 23:00 uur en 00:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd’ en het ten laste gelegde achter het eerste, vijfde en zesde gedachtestreepje niet kunnen worden bewezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 juni 2022 te Zandvoort in een woning, een geldbedrag van € 250,- en wat kleingeld en een telefoon (Samsung Galaxy) en diverse waardevolle (bank)pasjes, die toebehoorden aan [het slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [het slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door
- binnen te dringen in de woning van die [het slachtoffer], en
- tegen die [het slachtoffer] te zeggen dat hij zijn geld moet geven, en
- die [het slachtoffer] met (een stuk) glas en/of met zijn vuist in/tegen zijn gezicht/hoofd, althans tegen zijn lichaam, te slaan, en
- die [het slachtoffer] meerdere klappen te geven.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopig hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht geen aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten voor een woningoveral, nu het in deze zaak lijkt te gaan om een uit de hand gelopen ruzie tussen twee bekenden. Voorts is het volgens de raadsvrouw niet wenselijk dat de verdachte, twee jaar nadat het bevel tot voorlopige hechtenis is geschorst, terug naar de gevangenis moet. Verder heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en daarbij de ouderdom van de zaak. De raadsvrouw heeft daarom verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarbij een onvoorwaardelijke taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hij heeft bij het slachtoffer aangebeld waarna hij, toen het slachtoffer de deur open deed, de woning is binnengedrongen. In de woning heeft de verdachte geweld gepleegd. Hij heeft het slachtoffer meerdere keren geslagen, ook met een glazen bordje tegen het hoofd, waardoor het slachtoffer letsel aan zijn oor, zijn voorhoofd en zijn neus heeft opgelopen. De verdachte heeft daarbij op zeer agressieve wijze tegen het slachtoffer gezegd dat hij hem zijn geld moest geven, en heeft vervolgens een geldbedrag, meerdere (bank)pasjes en de telefoon van het slachtoffer gepakt en meegenomen. De verdachte was hierbij de gehele tijd vergezeld door twee andere personen, die weliswaar geen geweld hebben gebruikt, maar er wel bij waren toen het slachtoffer mishandeld en beroofd werd. Dit maakt het feit des te meer intimiderend. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zich op geen enkel moment rekenschap gegeven van de gevolgen voor het slachtoffer en was enkel uit op geld. De rechtbank rekent het de verdachte bovendien aan dat het feit is gepleegd in de woning van het slachtoffer. Uit de verklaring van het slachtoffer bij de politie blijkt dat het slachtoffer zich erg bedreigd heeft gevoeld, terwijl hij zich in zijn huis juist veilig zou moeten voelen. De verdachte heeft dit gevoel aangetast. Daar komt nog bij dat door zulke feiten de rechtsorde ernstig wordt geschokt en gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij worden aangewakkerd of versterkt. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 3 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld. Wel is de verdachte ná de pleegdatum van onderhavig feit veroordeeld voor andere strafbare feiten, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank houdt hier rekening mee.
Op te leggen straf
Gezien de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend is. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank onder meer gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden in beginsel passend en geboden.
De rechtbank ziet echter in het tijdsverloop in deze zaak aanleiding de straf te verlagen. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 24 januari 2023, omdat de verdachte op deze datum in deze zaak in verzekering is gesteld en hij daaraan in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Omdat het eindvonnis meer dan twee jaar later, op 11 maart 2025, wordt gewezen en de overschrijding niet aan de verdachte valt toe te rekenen of anderszins is gebleken van bijzondere omstandigheden, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van (bijna) zes weken. Een overschrijding van de redelijke termijn wordt in de regel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Het tijdsverloop in deze zaak, waardoor de verdachte lang in onzekerheid heeft moeten verkeren over de afloop ervan, alsook de ouderdom van de zaak en de toepassing van artikel 63 van Wetboek van Strafrecht, resulteert er in dat de rechtbank de duur van de op te leggen gevangenisstraf vermindert met twee maanden.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
veertien (14) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.N. de Bruijn,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2025