ECLI:NL:RBNHO:2025:2634

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
15/309057-24 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffing veroorzaakt door zwaar vuurwerk aan de voordeur van een woning met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 21 augustus 2024 in Den Helder een ontploffing heeft veroorzaakt door zwaar vuurwerk aan de voordeur van de woning van het slachtoffer te plakken en aan te steken. De ontploffing leidde tot aanzienlijke schade aan de voordeur en de deurpost, maar er was geen concreet gevaar voor personen. De verdachte had op een aanbod op Snapchat ingegaan om voor € 1.000,- de ontploffing te veroorzaken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen en aan het opzettelijk vernielen van andermans eigendom. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meewerken aan schuldhulpverlening en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke delicten. De rechtbank heeft de verdachte ook de mogelijkheid geboden om zijn straf te ondergaan met begeleiding van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/309057-24 (P)
Uitspraakdatum: 11 maart 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 januari 2025 en 25 februari 2025 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
postadres: [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Hermans en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Sprey, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 21 augustus 2024 te Den Helder, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een brandbom en/of één of meerdere stukken (zwaar) vuurwerk, althans één of meer explosie(f)ven, aan te steken en/of (vervolgens) bij de voordeur, althans in de dichte nabijheid van de woning gelegen aan [adres] te plaatsen, waardoor die brandbom en/of stuk(ken) vuurwerk, althans explosie(f)ven tot ontploffing is/zijn gebracht,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning aan [adres] en/of aangrenzende/nabijgelegen woningen en/of de inboedel/huisraad van de woning aan de [adres] en/of de inboedel/huisraad van die aangrenzende/nabijgelegen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten één van de zich in de woning aan [adres] en/of aangrenzende/nabijgelegen woningen en/of in de nabijheid van deze woning(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor een ander of anderen te duchten was.
Feit 2
hij op of omstreeks 21 augustus 2024 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
- de (gevel en/of en/of deurpost en/of de voordeur van de) woning, gelegen aan [adres] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat door de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, zodat de verdachte ten aanzien van dat deel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft voor het overige geen bewijsverweren gevoerd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, zoals afgelegd op de terechtzitting van 25 februari 2025;
  • Een proces-verbaal van aangifte (pagina 36 e.v.). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – in de op 21 augustus 2024 door aangever [slachtoffer] afgelegde verklaring;
  • Een proces-verbaal van bevindingen van 18 november 2024 (los ingekomen).
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij op 21 augustus 2024 te Den Helder, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door zwaar vuurwerk aan te steken bij de voordeur van de woning gelegen aan [adres] , waardoor dat vuurwerk tot ontploffing is gebracht, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de woning aan [adres]
en/of aangrenzende/nabijgelegen woningen en/of de inboedel/huisraad van de
woning aan [adres] en/of de inboedel/huisraad van die
aangrenzende/nabijgelegen woningen
te duchten was.
Feit 2
hij op 21 augustus 2024 te Den Helder opzettelijk en wederrechtelijk heeft vernield
- de deurpost en de voordeur van de woning, gelegen aan [adres] , toebehorende aan [slachtoffer] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
Feit 1:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
Feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden worden verbonden die de reclassering heeft voorgesteld, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, aanmelding voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden en behouden van dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijk deel maximaal zes maanden bedraagt. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen volgens de raadsman aan het voorwaardelijk deel worden verbonden. Verder stelt de raadsman zich op het standpunt dat daarnaast eventueel een taakstraf kan worden opgelegd. Ten slotte meent de raadsman dat niet is voldaan aan de vereisten van 14e van het Wetboek van Strafrecht, zodat de rechtbank de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar kan verklaren.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft aan de voordeur van een woonhuis een ontploffing veroorzaakt door zwaar vuurwerk aan die deur te plakken en aan te steken. De ontploffing veroorzaakte een enorme knal en schade aan de deurpost en de voordeur. Een deel van de deur is verbrijzeld, er is een gat in de deur ontstaan en (hout)delen van de deur zijn met grote kracht de hal in geblazen. De verdachte mag van geluk spreken dat de schade hiertoe beperkt is gebleven, dat er niemand in het huis aanwezig was, dat er geen brand is ontstaan en dat niemand door zijn handelen gewond is geraakt. Een dergelijke explosie brengt niet alleen bij de bewoners van het getroffen huis, maar ook bij omwonenden gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven daarvan nog lange tijd de psychische gevolgen kunnen ondervinden.
De verdachte heeft de voorzienbare ernstige gevolgen van zijn handelen voor lief genomen. Dat blijkt uit zijn verklaring ter terechtzitting, dat hij is ingegaan op een aanbod op Snapchat om voor € 1.000,- de ontploffing aan de voordeur van de woning van het slachtoffer te veroorzaken en hij deze opdracht weloverwogen heeft uitgevoerd.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 10 december 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
De rechtbank slaat verder acht op het reclasseringsadvies van 31 januari 2025. De reclassering ziet een directe relatie tussen de instabiele leefsituatie van de verdachte en het plegen van de feiten. Hoewel de verdachte na detentie kan terugkeren bij zijn vriendin, acht de reclassering het gezien hun instabiele relatie nodig dat de verdachte meewerkt aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang. Voorts heeft de verdachte geen zicht op zijn schulden en zijn er geen afbetalingsregelingen, waardoor de reclassering het wenselijk acht dat hij op financieel gebied wordt begeleid. Verder ziet de reclassering aanknopingspunten voor reclasseringsbemoeienis om de dagbesteding en de huisvestingssituatie van de verdachte te monitoren. Ten slotte acht de reclassering onderzoek naar het psychosociaal functioneren van de verdachte en eventueel een behandeling bij een forensische polikliniek geïndiceerd. De reclassering adviseert de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht.
De op te leggen straf
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan, zes maanden groot, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, aanmelding voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het vinden en behouden van dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening noodzakelijk. Deze voorwaarden zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De misdrijven waaraan de verdachte zich heeft schuldig gemaakt, zijn niet gericht tegen en/of hebben geen gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht. Daarom zal de rechtbank de algemene en de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 55, 63, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij Reclassering Nederland op het [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
- meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek en/of risicotaxatie af te nemen door de Waag of een soortgelijke instelling. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek laat de veroordeelde zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start vanaf het moment dat de reclassering hem heeft aangemeld. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- meewerkt (indien blijkt dat er geen sprake is van een stabiele woonplek) aan de aanmelding bij instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start vanaf het moment dat er een geschikte plek voor hem gevonden is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich inspant voor het behouden van betaald werk met een vaste structuur;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen,
ook als dit inhoudt een aanmelding bij een bewindvoerder of een soortgelijk schuldhulpverlener. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. D.J. Straathof, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.N. de Bruijn,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 maart 2025