ECLI:NL:RBNHO:2025:2570

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
11317496 \ CV EXPL 24-6640
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijk aansprakelijkheid voor huurovereenkomst en toewijzing huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 maart 2025 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen een eiser en twee gedaagden, waaronder Ziezo Solar B.V., die in staat van faillissement is verklaard. De eiser vorderde betaling van huurachterstand, boetes, advertentie- en makelaarskosten, beslagkosten en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde 2, die hoofdelijk aansprakelijk was voor de huurovereenkomst, betwistte zijn aansprakelijkheid en voerde aan dat zijn echtgenote de overeenkomst had vernietigd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde 2 hoofdelijk aansprakelijk was voor de verplichtingen uit de huurovereenkomst, inclusief de huurbetalingen. De kantonrechter verwierp het verweer van gedaagde 2 dat hij niet aansprakelijk was en dat de vernietiging door zijn echtgenote geldig was. De vorderingen van de eiser werden grotendeels toegewezen, met uitzondering van de advertentie- en makelaarskosten, die niet voldoende waren onderbouwd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde 2 de proceskosten moest vergoeden, aangezien hij grotendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11317496 \ CV EXPL 24-6640
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. R.D. van der Woude,
tegen

1.ZIEZO SOLAR B.V.,

te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Ziezo Solar,
welke procedure vanwege het faillissement van deze partij van rechtswege is geschorst,

2.2. [gedaagde 2],

te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde 2],
gemachtigde: mr. H.E. ter Horst.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 25 september 2024 een vordering ingesteld tegen Ziezo Solar en [gedaagde 2].
1.2.
Ziezo Solar is op 22 oktober 2024 in staat van faillissement verklaard waarna de procedure tegen deze partij op grond van artikel 29 Faillissementswet van rechtswege is geschorst.
1.3.
[gedaagde 2] heeft schriftelijk op de vordering geantwoord.
1.4.
Op 18 februari 2025 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij akte nog stukken toegezonden en een eiswijziging ingediend.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Op 22 april 2022 heeft [gedaagde 2] een overeenkomst ondertekend voor de huur van een pand van [eiser] aan de [adres] te [plaats 3] (hierna: het gehuurde).
De huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van vijf jaar, met ingangsdatum 1 november 2022. De maandelijkse huurprijs bedroeg bij aanvang € 5.445,00 inclusief btw. Aan [eiser] is een waarborgsom betaald van € 16.335,00.
2.2.
Het gehuurde is volgens de huurovereenkomst bestemd om te worden gebruikt als bedrijfs- en kantoorruimte voor het leveren van producten en goederen op het gebied van zonne-energie. Op de huurovereenkomst zijn de
Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW(hierna: de algemene bepalingen) van toepassing verklaard.
2.3.
Voor het opstellen van de huurovereenkomst heeft [eiser] gebruik gemaakt van het door de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) op 30 januari 2015 vastgestelde model
Huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW.
2.4.
Op pagina 1 van de huurovereenkomst zijn over de huurder de volgende gegevens opgenomen:
Ringo live B.V.(handelsnaam: Ziezo Solar)gevestigd/wonende te Freek Oxstraat 7H – 1063 ZS Amsterdam
hierna te noemen: ‘Huurder’,
ingeschreven in het handelsregister onder nummer: 78141478kopie van een recent gewaarmerkt uittreksel Kamer van Koophandel is aan deze huurovereenkomst gehecht,
vertegenwoordigd door: de heer [gedaagde 2], die ook verklaart hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor deze huurovereenkomst. (…)
[gedaagde 2] heeft deze pagina voorzien van zijn paraaf.
2.5.
Per 30 juni 2022 is de statutaire naam van Ringo live B.V. gewijzigd in Ziezo Solar B.V.
2.6.
In juni 2024 heeft [gedaagde 2] aan [eiser] te kennen gegeven dat hij vanwege financiële moeilijkheden de huurovereenkomst per 31 juli 2024 wil beëindigen. [eiser] is daarmee niet akkoord gegaan.
2.7.
Vanaf juli 2024 heeft Ziezo Solar ondanks aanmaningen geen huur meer betaald.
2.8.
Per brief van 19 juli 2024 heeft [eiser] [gedaagde 2] erop gewezen dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst.
2.9.
Per aangetekende brief van 25 juli 2024 heeft de echtgenote van [gedaagde 2] aan [eiser] medegedeeld dat – voor zover tussen [eiser] en [gedaagde 2] een huurovereenkomst tot stand is gekomen – zij deze overeenkomst vernietigt.
2.10.
Per brief van 1 augustus 2024 heeft [eiser] betwist dat de echtgenote van [gedaagde 2] met succes de vernietiging van de huurovereenkomst kan inroepen.
2.11.
Op 21 augustus 2024 heeft [eiser] na verkregen verlof van de Voorzieningenrechter te [plaats 2] conservatoir beslag laten leggen op de woning van [gedaagde 2]. Verder is conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ABN AMRO en de Belastingdienst.
2.12.
Half oktober 2024 heeft [gedaagde 2] het gehuurde opgeleverd en de sleutels ingeleverd bij [eiser].
2.13.
Op 22 oktober 2024 is Ziezo Solar failliet verklaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na wijziging van zijn eis – hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van:
a. € 5.886,56 aan achterstallige huur, te vermeerderen met € 2.000,- althans € 1.200,- aan boetes;
b. € 768,50 aan advertentiekosten en € 10.666,34 aan makelaarscourtage;
c. € 5.662,68 (exclusief btw) aan beslagkosten, vermeerderd met wettelijke handelsrente;
d. € 1,182,98 subsidiair € 1.029,40 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke handelsrente.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen ten grondslag dat Ziezo Solar en [gedaagde 2] tekort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Als gevolg van die tekortkoming heeft [eiser] diverse kosten gemaakt die voor rekening van [gedaagde 2] komen. Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op contractuele boetes.
3.3.
[gedaagde 2] voert verweer. Hij betwist dat hij aansprakelijk is voor nakoming van de huurovereenkomst. Ook betwist hij (de hoogte van) de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De procedure tegen Ziezo Solar is geschorst
4.1.
Aangezien de procedure jegens Ziezo Solar in verband met diens faillissement is geschorst, ligt uitsluitend nog de vraag voor of [gedaagde 2] in privé (hoofdelijk) aansprakelijk is voor de gestelde huurachterstand en gemaakte kosten.
is aansprakelijk voor nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst
4.2.
[gedaagde 2] heeft zich (primair) op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat hij geen partij is bij de overeenkomst en zich ook niet als borg heeft gesteld.
4.3.
Dit verweer wordt verworpen. De hoofdelijke aansprakelijkheid van [gedaagde 2] volgt uit de huurovereenkomst. Op pagina 1 van de huurovereenkomst staat immers expliciet dat Ziezo Solar wordt vertegenwoordigd door “
de heer [gedaagde 2], die ook verklaart hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor deze huurovereenkomst.” Deze pagina is door [gedaagde 2] van een paraaf voorzien. Ook heeft [gedaagde 2] de huurovereenkomst ondertekend. Daarmee is niet slechts een huurovereenkomst tussen Ziezo Solar en [eiser] tot stand gekomen, maar heeft [gedaagde 2] zich ook privé verbonden tot nakoming van die overeenkomst.
4.4.
De vervolgvraag is of [gedaagde 2] een beroep toekomt op vernietiging van de overeenkomst wegens bedrog [1] of dwaling [2] . [gedaagde 2] heeft aangevoerd dat [eiser] de bepaling over de hoofdelijke aansprakelijkheid heimelijk in de huurovereenkomst heeft opgenomen. Volgens [gedaagde 2] hoefde hij niet op deze bepaling bedacht te zijn. [gedaagde 2] heeft daarbij gewezen op de toelichting op de voor de huurovereenkomst gebruikte ROZ-model waarin staat dat het gebruik van het model uitsluitend is toegestaan indien de ingevulde, de toegevoegde en/of de afwijkende tekst duidelijk als zodanig herkenbaar is. Daarvan was volgens [gedaagde 2] geen sprake. Ook is hij door [eiser] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst niet op de bepaling gewezen.
4.5.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen erover twisten of zij met elkaar over hoofdelijke aansprakelijk van [gedaagde 2] in privé hebben gesproken. Volgens [eiser] is daarover wel gesproken en ging het zelfs om een essentiële voorwaarde, omdat er twijfels bestonden over de kredietwaardigheid van het nog jonge bedrijf van [gedaagde 2]. Dit komt de kantonrechter aannemelijk voor. Verder is van belang dat de huurovereenkomst pas op 1 november 2022 zou ingaan. Aangenomen mag daarom worden dat [gedaagde 2] voorafgaand aan het tekenen van de overeenkomst voldoende tijd heeft gehad om de concepthuurovereenkomst na te lezen en zich te vergewissen van de inhoud daarvan. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het ook niet om een (heimelijke) wijziging van het gebruikte model. De bepaling springt immers bij een enkele controle van de personalia op de huurovereenkomst direct in het oog. Voor zover [gedaagde 2] dat heeft nagelaten is dat een omstandigheid die voor zijn rekening en risico komt. Dwaling in de zin van de wet, laat staan bedrog, levert dit niet op. Het beroep daarop slaagt niet.
4.6.
[gedaagde 2] heeft verder aangevoerd dat zijn echtgenote de huurovereenkomst, althans de bepaling die leidt tot persoonlijke aansprakelijkheid van [gedaagde 2], per brief van 25 juli 2024 heeft vernietigd.
4.7.
Ook dit verweer slaagt niet. In Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot behoeft voor overeenkomsten die ertoe strekken dat hij, anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of bedrijf, zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt, of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van de derde verbindt [3] . Als de toestemming ontbreekt kan de rechtshandeling door de andere echtgenoot worden vernietigd [4] . Verder bepaalt de wet dat deze toestemming niet is vereist, indien zij wordt verricht door een bestuurder van een naamloze vennootschap of van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die daarvan alleen of met zijn medebestuurders de meerderheid der aandelen houdt en mits zij geschiedt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap [5] .
4.8.
Anders dan [gedaagde 2] heeft betoogd, gaat het bij toepassing van deze bepalingen niet om de vraag of het aangaan van de zekerheidsstelling tot de normale uitoefening van het bedrijf behoort, maar of de rechtshandeling waarvoor deze wordt verstrekt daartoe behoort. In dit geval is de vraag die moet worden beantwoord dus of het aangaan van een huurovereenkomst behoort tot de normale bedrijfsuitoefening van Ziezo Solar. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter het geval, aangezien Ziezo Solar voor haar onderneming over een bedrijfspand dient te beschikken. Daarmee valt de door [gedaagde 2] met [eiser] overeengekomen hoofdelijke aansprakelijkheid onder de in de wet genoemde uitzondering waarvoor geen toestemming van de echtgenoot is vereist.
4.9.
De conclusie is dat de vernietiging door de echtgenote van [gedaagde 2] geen doel getroffen heeft. Van vernietiging van (de betreffende bepaling in) de huurovereenkomst is dan ook geen sprake.
Tussenconclusie
4.10.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde 2] hoofdelijk aansprakelijk is voor de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, waaronder de betaling van de huur. De kantonrechter zal daarom overgaan tot het bespreken van de vorderingen van [eiser] die daarop zijn gebaseerd.
Huurachterstand
4.11.
[eiser] vordert betaling van een huurachterstand van € 5.886,56. Het gaat om de huur over de maanden juli tot en met oktober 2024, waarop de betaalde waarborgsom van € 16.335,00 in mindering is gebracht. [gedaagde 2] betwist dat over de maand oktober 2024 huur verschuldigd is. Hij voert aan [eiser] het pand per oktober 2024 weer heeft verhuurd aan een nieuwe huurder.
4.12.
De kantonrechter volgt [gedaagde 2] hierin niet. Gebleken is dat de oplevering van het pand aan [eiser] half oktober 2024 heeft plaatsgevonden. Nu [eiser] voorts heeft gesteld dat hij per november 2024 weer een betalende huurder heeft, betekent dit dat de huur voor oktober 2024 nog voor rekening van [gedaagde 2] komt. Het bedrag van € 5.886,56 zal worden toegewezen.
Advertentie- en makelaarskosten
4.13.
[eiser] vordert verder betaling van € 768,50 aan advertentiekosten en € 10.666,34 aan makelaarscourtage. [eiser] stelt dat hij deze kosten heeft gemaakt om het pand zo spoedig mogelijk weer te kunnen verhuren. [gedaagde 2] heeft de gestelde kosten betwist.
4.14.
De kantonrechter wijst dit onderdeel van de vordering af. [eiser] heeft ter onderbouwing van de vordering slechts twee
pro formafacturen van zijn makelaarskantoor [eiser] Bedrijfshuisvesting in het geding gebracht. Uit deze pro forma facturen, die gericht zijn aan “Ringo live B.V. t.a.v. de heer [gedaagde 2]”, volgt op geen enkele wijze dat de vermelde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt, laat staan dat deze kosten voor rekening van [eiser] (in privé) zijn gekomen. Ten overvloede geldt bovendien dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat de advertentie- en makelaarskosten het gevolg zijn van de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Immers, ook bij deugdelijke nakoming zou [eiser] na afloop van de huurovereenkomst kosten hebben moeten maken om het pand aan een nieuwe partij te verhuren.
Boetes
4.15.
[eiser] vordert wegens de wanbetaling primair een bedrag van € 1.500,00 en subsidiair een bedrag van € 1.200,00 aan boetes. Primair baseert [eiser] de vordering op artikel 16 van de huurovereenkomst en subsidiair op artikel 23.2 van de algemene voorwaarden. De kantonrechter is van oordeel dat de primaire vordering niet toewijsbaar is. Artikel 16 van de huurovereenkomst stelt boetes op tekortkomingen waarvoor elders (bijvoorbeeld in de algemene bepalingen) geen specifieke boete is bepaald. In dit geval bepaalt artikel 23.2 van de algemene bepalingen wel een specifieke boete op het niet nakomen van de betalingsverplichting. Dat betekent dat laatstgenoemd artikel van toepassing is. Op grond van artikel 23.2 van de algemene bepalingen bedraagt de boete 1% van het verschuldigde per kalendermaand, met een minimum van € 300,00. Omdat [gedaagde 2] ten aanzien van vier maanden de huur niet heeft betaald is het subsidiair gevorderde bedrag van € 1.200,00 (4 x € 300,00) toewijsbaar. De kantonrechter ziet geen aanleiding om dit bedrag te matigen omdat van een wanverhouding met de toewijsbare hoofdsom geen sprake is.
Beslagkosten
4.16.
[eiser] vordert verder betaling van de beslagkosten ad € 5.662,68 (exclusief btw). [eiser] doet daarbij een beroep op artikel 4.12 van de huurovereenkomst waarin staat dat in geval van verzuim “
alle kosten, zoals administratiekosten, gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten, waaronder begrepen de kosten voor een faillissementsaanvrage” voor rekening van de huurder komen.
4.17.
De kantonrechter stelt voorop dat de beslagkosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen omdat niet is gebleken dat het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. [6] . De kantonrechter zal deze kosten aan de hand van de overgelegde beslagstukken vaststellen op € 1.174,28 voor kosten deurwaardersexploten en € 320,00 voor griffierecht. Het gemachtigdensalaris zal worden vastgesteld op basis van het daarvoor geldende liquidatietarief. Dit betekent dat een bedrag van € 339,00 aan salaris zal worden toegekend. De kantonrechter ziet geen aanleiding een hoger bedrag toe te wijzen omdat uit de overgelegde facturen van CHK Advocaten op geen enkele wijze kan worden opgemaakt op welke werkzaamheden de in rekening gebrachte bedragen (in totaal € 4.100,00 exclusief btw) betrekking hebben.
4.18.
Gelet op het voorgaande worden de beslagkosten begroot op € 1.833,28. Dit bedrag zal worden toegewezen. Het verweer van [gedaagde 2] dat [eiser] geen schade lijdt omdat hij verzekerd is voor kosten van rechtsbijstand wordt verworpen. [eiser] heeft toegelicht dat op grond van de polisvoorwaarden de rechtsbijstandsverzekeraar de kosten van rechtsbijstand voorschiet en dat de verzekerde verplicht is medewerking te verlenen om de kosten te verhalen op de aansprakelijke partij. In dit geval is verhaal (in ieder geval deels) mogelijk, zodat deze kosten (in beginsel) voor rekening [eiser] komen en hij aanspraak kan maken op vergoeding van het hiervoor genoemde deel van de gemaakte kosten.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.19.
[eiser] vordert verder een bedrag van € 1,182,98 althans € 1.029,40 aan buitengerechtelijke incassokosten. Deze vergoeding komt op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst in beginsel voor toewijzing in aanmerking. De kantonrechter acht echter termen aanwezig om deze vergoeding te matigen [7] nu niet is gebleken dat de werkelijke kosten van [eiser] hoger zijn dan het toepasselijke tarief van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit), welke tarieven geacht worden redelijk te zijn. Omdat niet is gebleken dat de buitengerechtelijke werkzaamheden ten aanzien van de verschuldigde boetes meer hebben omvat dan versturen van één of meer aanmaningen zonder bijzondere inhoud, komen alleen de buitengerechtelijke kosten over de toegewezen hoofdsom voor vergoeding in aanmerking. De buitengerechtelijke incassokosten zullen daarom conform het in het Besluit bepaalde tarief worden toegewezen tot een bedrag van € 669,33.
4.20.
Ook ten aanzien van deze kosten heeft [gedaagde 2] aangevoerd dat [eiser] geen schade lijdt omdat hij verzekerd is voor kosten van rechtsbijstand. De kantonrechter verwerpt dit verweer op dezelfde gronden als hiervoor ten aanzien van de beslagkosten is overwogen.
Rente
4.21.
De door [eiser] gevorderde wettelijke handelsrente over de beslagkosten en de buitengerechtelijke incassokosten is niet toewijsbaar, omdat artikel 6:119a BW niet van toepassing is op deze kosten. In plaats daarvan zal de gewone wettelijke rente van artikel 6:119 BW worden toegewezen, zoals vermeld in de beslissing.
Proceskosten
4.22.
[gedaagde 2] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten, inclusief nakosten, betalen. Omdat voor het beslagrekest al griffierecht in rekening is gebracht, moet het griffierecht dat in rekening is gebracht voor de onderhavige zaak daarmee worden verrekend, zodat per saldo voor deze zaak geen griffierecht meer verschuldigd is. Bij de kostenveroordeling zal [gedaagde 2] dus niet worden veroordeeld in het griffierecht in deze zaak en zal aan [eiser] dit griffierecht worden gecrediteerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.886,56, te vermeerderen met een bedrag van € 1.200,00 aan boetes,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiser] te betalen € 669,33 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 25 september 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 1.833,28, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 25 september 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten, die tot op heden worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
97,57
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
5.5.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.

Voetnoten

1.Artikel 3:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 6:228 BW.
3.Artikel 1:88 eerste lid sub c BW.
4.Artikel 1:89 BW.
5.Artikel 1:88 lid 5 BW.
6.Op grond in artikel 706 van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
7.Op grond van het bepaalde in artikel 242 Rv.