ECLI:NL:RBNHO:2025:2543

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
358766
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten van de huishouding en onrechtmatige onttrekking van gelden

In deze civiele zaak vordert de vrouw van de man betaling van twee bedragen, te weten € 20.770,86 voor de kosten van de huishouding en € 17.391,83 voor onrechtmatige onttrekking van gelden van haar bankrekeningen. De partijen hadden van 2019 tot augustus 2023 een affectieve relatie en woonden samen. De vrouw stelt dat zij en de man hadden afgesproken de kosten van de huishouding bij helfte te delen, maar dat de man zijn verplichtingen niet is nagekomen. Daarnaast beweert de vrouw dat de man zonder haar toestemming geld van haar rekeningen heeft onttrokken tijdens haar ziekenhuisopname in 2023. De man betwist de vorderingen van de vrouw en stelt dat er sprake was van schenkingen tussen hen, waardoor er geen eindafrekening nodig zou zijn. De zaak is oorspronkelijk bij de kantonrechter aanhangig gemaakt, maar is doorverwezen naar de sectie Handel van de rechtbank. De man heeft zich na de verwijzing niet meer laten vertegenwoordigen door een advocaat. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw grotendeels toegewezen, omdat de man deze onvoldoende heeft betwist. De rechtbank oordeelt dat de vrouw recht heeft op de gevorderde bedragen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/358766 / HA ZA 24-621
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
[de vrouw],
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. W. Boeters,
tegen
[de man],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: de man,
niet meer verschenen na verwijzing van de zaak door de kantonrechter naar de sectie Handel.
Zaak in het kort
Partijen hadden van 2019 tot begin augustus 2023 een affectieve relatie met elkaar en woonden in die periode ook samen. Volgens de vrouw hebben partijen afgesproken de kosten van de huishouding bij helfte te delen en heeft zij op grond daarvan nog een bedrag van € 20.770,86 tegoed van de man. Daarnaast stelt de vrouw dat de man tijdens haar ziekenhuisopname en revalidatie in 2023 onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door zonder haar toestemming een bedrag van in totaal € 17.391,83 van haar bankrekeningen te onttrekken.
De vrouw vordert in deze procedure dat de rechtbank de man veroordeelt tot betaling aan haar van deze twee bedragen, te vermeerderen met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De man betwist het verhaal van de vrouw. Hij betoogt dat sprake was van schenkingen over en weer zodat er na de samenleving geen eindafrekening hoeft te volgen. Ook betwist hij dat hij in 2023 onrechtmatig geld heeft onttrokken van de bankrekeningen van de vrouw.
De zaak was ingesteld bij de kantonrechter en is – na een daarop gericht verweer van de man in zijn conclusie van antwoord – verwezen naar de sectie Handel van de rechtbank. De advocaat van de man heeft zich na deze verwijzing onttrokken en heeft zich dus niet gesteld in de procedure bij de sectie Handel. Ook heeft zich geen andere advocaat voor de man gesteld. De rechtbank doet de zaak daarom af op de aanwezige stukken.
De rechtbank wijst de vorderingen van de vrouw grotendeels toe omdat de man deze onvoldoende heeft betwist.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 14 augustus 2024
- het tussenvonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2024, waarbij de zaak naar de sectie Handel en Insolventie van deze rechtbank is verwezen, en de daarin genoemde stukken
- de brief van 22 oktober 2024 van de advocaat-gemachtigde van de man met de mededeling dat zij zich onttrekt als advocaat-gemachtigde
- het oproepingsexploot van 13 januari 2025 van de vrouw aan de man.
1.2.
Tegen de man is akte niet verschijnen verleend.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hadden van 2019 tot begin augustus 2023 een affectieve relatie met elkaar en woonden in die periode ook samen.
2.2.
Begin januari 2023 is de vrouw ongeveer een maand in het ziekenhuis opgenomen geweest.
2.3.
De affectieve relatie tussen partijen is op 5 augustus 2023 geëindigd.
2.4.
In de periode van 3 januari tot 5 augustus 2023 heeft de man betalingen gedaan met de bankpas en met de telefoon van de vrouw.
2.5.
De vrouw heeft de man bij brief van 18 september 2023 verzocht binnen zeven dagen na dagtekening van de brief een bedrag van € 38.162,69 op haar bankrekening over te maken.
2.6.
Op 28 september 2023 heeft de vrouw bij de politie aangifte gedaan tegen de man wegens verduistering.
2.7.
Op 18 oktober 2023 heeft de vrouw via haar incassogemachtigde de man gesommeerd om binnen vijftien dagen na bezorging van de brief een bedrag van € 38.313,25 te betalen. Deze brief is zowel per e-mail als per post aan de man gestuurd. Op 23 oktober 2023 heeft de man afwijzend gereageerd op deze sommatie.
2.8.
Op 9, 13, 15 en 20 november 2023 heeft de incassogemachtigde van de vrouw de man nogmaals verzocht en gesommeerd een bedrag van € 38.313,25, vermeerderd met rente en incassokosten, te betalen. Op 6 november 2023 heeft de man nogmaals afwijzend gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de man veroordeelt aan de vrouw te betalen een bedrag van € 41.286,43, te vermeerderen met rente vanaf de dag van de dagvaarding en met proceskosten.
3.2.
De vrouw legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
In de eerste plaats heeft de man niet voldaan aan zijn verplichting om voor de helft bij te dragen aan de kosten van de huishouding. Volgens de vrouw zijn partijen mondeling overeengekomen dat zij de kosten van de huishouding bij helfte zouden delen. De vrouw heeft de jaarlijkse inkomsten en uitgaven bijgehouden in overzichten en maakt op basis daarvan aanspraak op een bedrag van € 20.770,86.
In de tweede plaats heeft de man in de periode van 3 januari tot 5 augustus 2023, tijdens de ziekenhuisopname van de vrouw en haar revalidatieperiode daarna, onrechtmatig jegens haar gehandeld door zonder haar toestemming haar bankpas en telefoon te gebruiken en zich daarmee haar (spaar)gelden toe te eigenen. Volgens de vrouw heeft de man in totaal € 17.391,83 van haar bankrekeningen onrechtmatig uitgegeven. De vrouw maakt daarom ook aanspraak op dit bedrag.
Daarnaast vordert de vrouw rente, buitengerechtelijke incassokosten, btw over de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
3.3.
De vordering van de vrouw is als volgt opgebouwd:
  • hoofdsom: € 38.162,69
  • rente over de hoofdsom, berekend vanaf 15 dagen na 18 oktober 2023: € 1.724,22
  • buitengerechtelijke incassokosten: € 1.156,63
  • BTW over de buitengerechtelijke incassokosten: € 242,89
Totaal: € 41.286,43
3.4.
De man heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot ontzegging, althans afwijzing van de vordering met veroordeling van de vrouw in de proceskosten. De man betwist niet dat partijen de kosten van de huishouding zouden delen, maar betwist wel dat hij geld verschuldigd is aan de vrouw. Volgens hem is het juist andersom. Volgens de man hebben partijen tijdens de relatie over en weer geld aan elkaar geschonken. Dit blijkt volgens de man uit bankoverschrijvingen. Aangezien sprake is van schenkingen en niet van leningen hoeft er ook geen financiële eindafrekening te volgen. Van een overeenkomst is volgens de man geen sprake geweest. Verder voert de man aan dat de vrouw haar vordering niet heeft onderbouwd en bewezen met betaalbewijzen. De door de vrouw overgelegde overzichten zijn daartoe volgens hem onvoldoende. Over het gebruik van de bankpas van de vrouw in de periode 3 januari tot 5 augustus 2023 heeft de man aangevoerd dat hij toestemming van de vrouw had om tijdens haar ziekenhuisopname de financiën van de huishouding voort te zetten en dat hij met de vrouw had besproken dat hij een paar dagen naar Londen zou gaan om bij te komen van de hele situatie. Over de gestorneerde huur heeft de man aangevoerd dat hij na ontvangst van zijn eigen salaris de huur heeft overgemaakt vanaf zijn eigen rekening. Het had volgens de man op de weg van de vrouw gelegen om de gestelde onrechtmatige daad uiteen te zetten en te onderbouwen. Volgens de man heeft de vrouw niet gemotiveerd gesteld dat aan de vereisten voor een onrechtmatige daad is voldaan.
3.5.
Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank, voor zover relevant, bij de beoordeling in.
4. De beoordeling
Vooraf
4.1.
Bij vonnis van 16 oktober 2024 heeft de kantonrechter de zaak in de stand waarin deze zich toen bevond verwezen naar de sectie Handel en Insolventie, en wel naar de rolzitting van 13 november 2024. De man is op die rolzitting niet bij advocaat verschenen. Bij oproepingsexploot van 13 januari 2025 is de man opgeroepen om op de rolzitting van 22 januari 2025 bij advocaat te verschijnen. De man is op de rolzitting van 22 januari 2025 weer niet bij advocaat verschenen. Dit betekent dat de man geen proceshandelingen meer kan verrichten. De zaak blijft wel een zaak op tegenspraak, want de man heeft bij de kantonrechter een conclusie van antwoord ingediend. De rechtbank zal de zaak daarom op de aanwezige stukken afdoen.
De rechtbank wijst de gevorderde hoofdsom grotendeels toe
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de vrouw grotendeels toewijsbaar is. De rechtbank legt dit hieronder uit. Daarbij gaat de rechtbank eerst in op de door de vrouw gestelde overeenkomst dat partijen de kosten van de huishouding bij helfte zouden delen en daarna op het gebruik van de bankpas en telefoon van de vrouw door de man in 2023. Tot slot gaat de rechtbank in op de gevorderde rente en kosten.
De afspraak over het bij helfte delen van de kosten van de huishouding is komen vast te staan
4.3.
Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of zij mondeling zijn overeengekomen om tijdens hun relatie de kosten van de huishouding bij helfte te delen. De rechtbank is van oordeel dat deze afspraak is komen vast te staan en legt dat hieronder uit.
4.4.
Ter motivering van de door haar gestelde mondelinge overeenkomst heeft de vrouw uiteengezet dat partijen de kosten van het huishouden die automatisch van haar bankrekening werden afgeschreven deelden en dat de man daartoe bedragen stortte vanaf zijn bankrekening naar de bankrekening van de vrouw. De vrouw heeft ter onderbouwing hiervan een gedetailleerd overzicht overgelegd van de door haar van 2019 tot 2023 bijgehouden gezamenlijke inkomsten en uitgaven. In dit overzicht is onderscheid gemaakt tussen (onder meer) inkomsten van de vrouw, uitgaven van de vrouw, inkomsten van de man, uitgaven van de man, vaste lasten en overige uitgaven. De man heeft de overzichten niet gemotiveerd betwist en de rechtbank heeft ook geen reden aan de authenticiteit ervan te twijfelen. Het bijhouden van deze overzichten strookt met de door de vrouw gestelde mondelinge overeenkomst.
4.5.
Tegenover deze gemotiveerde en onderbouwde stellingen van de vrouw heeft de man zijn stelling dat geen sprake was van een mondelinge overeenkomst onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd. In de eerste plaats constateert de rechtbank dat de stellingen van de man innerlijk tegenstrijdig zijn. Enerzijds betwist hij namelijk uitdrukkelijk niet dat partijen de kosten van de huishouding zouden delen maar anderzijds voert hij aan dat partijen elkaar over en weer schenkingen deden. Deze twee stellingen kan de rechtbank niet met elkaar rijmen. In de tweede plaats heeft de man zijn stelling dat sprake was van schenkingen over en weer slechts gemotiveerd met de algemene stelling dat het tijdens een relatie normaal is dat partners over en weer geld overmaken. Op grond waarvan deze overmakingen in dit geval als schenkingen zouden moeten worden beschouwd heeft de man verder echter niet uitgelegd. Dit had gelet op de gemotiveerde stellingen van de vrouw wel op zijn weg gelegen. Bovendien heeft de man de door hem als productie 1 aangekondigde bankoverschrijvingen, waaruit volgens hem volgt dat partijen gedurende hun relatie meermaals geld naar elkaar overschreven en geschonken, niet in het geding gebracht.
De hoogte van het door de man aan de vrouw te betalen bedrag
4.6.
Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of en zo ja welk bedrag de man aan de vrouw verschuldigd is op grond van de tussen hen gemaakte afspraak dat zij de kosten van de huishouding bij helfte zouden delen. De vrouw stelt dat zij een bedrag van € 20.770,86 van de man tegoed heeft. De man betwist dat hij dit bedrag aan de vrouw verschuldigd is. De rechtbank is van oordeel dat de man het door de vrouw opgevoerde bedrag onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en legt dit hieronder uit.
4.7.
Bij haar brief van 18 september 2023 aan de man heeft de vrouw ter onderbouwing van het door haar gevorderde bedrag een overzicht van de volgens haar door de man over de verschillende jaren verschuldigde bedragen gevoegd. Voor de jaren 2021, 2022, 2023 heeft de vrouw hierbij berekeningen gevoegd. Uit deze berekeningen maakt de rechtbank op dat de vrouw voor elk jaar de vaste lasten en overige kosten door twee heeft gedeeld en vervolgens, mede aan de hand van de overige uitgaven en inkomsten van de man, heeft berekend hoeveel de vrouw van de man tegoed heeft.
De rechtbank begrijpt de stellingen van de man zo dat hij stelt dat de vrouw juist geld verschuldigd is aan hem, en wel een bedrag van € 21.416,37. Ter onderbouwing hiervan wijst de man op een tabel waarin hij heeft opgenomen welke bedragen partijen over en weer hebben overgemaakt. Het verschil tussen de totalen komt uit op € 21.416,37. De man heeft de als productie 1 aangekondigde bankoverschrijvingen die dit overzicht onderbouwen evenwel niet in het geding gebracht. Maar ook als de rechtbank uit zou gaan van de juistheid van de bedragen, volgt daaruit nog niet dat de vrouw € 21.416,37 aan de man verschuldigd is. De man heeft namelijk niet betwist dat de kosten van de huishouding automatisch van de bankrekening van de vrouw werden afgeschreven. Alleen al om die reden kan het verschil tussen de over en weer overgemaakte bedragen niet leidend zijn voor hetgeen partijen aan elkaar verschuldigd zijn uit hoofde van de tussen hen geldende afspraak dat zij ieder de helft van de kosten van de huishouding zouden dragen. Het had op de weg van de man gelegen nader te onderbouwen op grond waarvan hij niets meer verschuldigd is aan de vrouw op grond van de overeenkomst tussen partijen. Dit heeft hij niet gedaan, zodat de rechtbank aan zijn stellingen voorbij gaat. De algemene stelling van de man dat hij vakanties betaalde of kleren voor de vrouw heeft gekocht, kan hem niet baten omdat deze stelling niet concreet is toegelicht en niet afdoet aan de overeenkomst tussen partijen over de kosten van de huishouding.
4.8.
De rechtbank zal het door de vrouw op grond van de overeenkomst tussen haar en de man gevorderde bedrag van € 20.770,86 toewijzen.
De man heeft onrechtmatig gelden onttrokken van bankrekeningen van de vrouw
4.9.
Ter nadere onderbouwing en motivering van het door haar gestelde onrechtmatig handelen van de man door in de periode 3 januari tot 5 augustus 2023 zonder haar toestemming haar bankpas en telefoon te gebruiken en zich daarmee gelden toe te eigenen heeft de vrouw gesteld dat de man geld heeft overgemaakt naar verschillende goksites. Daarnaast stelt de vrouw dat de man op 23 januari 2023 met haar telefoon op Schiphol uitgaven heeft gedaan en daarna ook in het Verenigd Koninkrijk, onder andere op 25 januari 2023 voor het Victoria hotel in Londen. Op 27 januari 2023 zag de vrouw weer uitgaven in Nederland. Verder stelt de vrouw dat de man op 15 juli 2023 € 658,25 aan huur heeft gestorneerd en daarna vanaf de bankrekening van de vrouw heeft doorgestort naar een garage voor afbetaling van de auto van de man. Volgens de vrouw heeft de man ook geld van haar spaarrekening via haar betaalrekening naar zijn eigen bankrekening overgemaakt. In totaal gaat het om een bedrag van € 17.391,83, aldus nog steeds de vrouw.
4.10.
De man heeft niet gemotiveerd betwist dat hij de bankpas van de vrouw heeft gebruikt en met haar telefoon betalingen heeft gedaan, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. Tegenover de gemotiveerde stellingen van de vrouw heeft de man onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij de bankpas zonder haar toestemming gebruikte. De rechtbank licht dit toe. Als de man al toestemming van de vrouw had om tijdens haar ziekenhuisopname en revalidatieperiode de financiën van de huishouding voort te zetten, hetgeen de rechtbank in het midden kan laten, brengt dat niet mee dat de man zich ook gelden van de vrouw mocht toe-eigenen. Hetzelfde geldt voor het verweer van de man dat hij met de vrouw had besproken dat hij een aantal dagen naar Londen zou gaan om bij te komen van de hele situatie. Als dit al zo is, impliceert dit namelijk nog niet dat de vrouw hem toestemming heeft gegeven om aldaar met haar telefoon betalingen te doen of zich op een andere manier geld toe te eigenen van de vrouw.
Anders dan de man aanvoert, heeft de vrouw voldoende gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat voldaan is aan de vereisten voor onrechtmatige daad. Het zonder toestemming gebruiken van haar bankpas is immers een inbreuk op een vermogensrecht van de vrouw en daarmee onrechtmatig jegens haar, dit onrechtmatig handelen is te wijten aan de schuld van de man en dus aan hem toerekenbaar, en door dit onrechtmatig handelen heeft de vrouw schade geleden in haar vermogen. De geschonden norm (dat de man haar bankpas niet zonder haar toestemming had mogen gebruiken) strekt tot slot onmiskenbaar tot bescherming tegen de schade zoals de vrouw die heeft geleden.
De hoogte van de onrechtmatig onttrokken bedragen
4.11.
Volgens de vrouw heeft de man in totaal € 17.391,83 onrechtmatig uitgegeven met haar bankpas en telefoon. Dit bedrag vindt steun in het overzicht met bijgevoegde berekening dat de vrouw heeft meegestuurd met haar brief aan de man van 18 september 2023. De man heeft dit overzicht niet gemotiveerd betwist, behoudens op het punt van de gestorneerde huur. Hierover heeft hij aangevoerd dat hij na ontvangst van zijn eigen salaris de huur heeft overgemaakt vanaf zijn eigen rekening. Dit vindt bevestiging in productie 2 bij de conclusie van antwoord, waaruit blijkt dat de man op dezelfde dag dat hij het bedrag van € 658,25 aan huur gestorneerd heeft, eenzelfde bedrag heeft overgemaakt naar de bankrekening van de kennelijke verhuurder. De rechtbank is daarom van oordeel dat van de vordering van de vrouw een bedrag van € 658,25 niet toewijsbaar is.
4.12.
De rechtbank zal van het door de vrouw op grond van onrechtmatige daad gevorderde bedrag van € 17.391,83 een bedrag van € 16.733,58 toewijzen.
Tussenconclusie
4.13.
Van de gevorderde hoofdsom zal de rechtbank een bedrag van € 37.504,44 toewijzen.
Wettelijke rente toewijsbaar
4.14.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het toegewezen bedrag vanaf 15 dagen na 18 oktober 2023, dus vanaf 3 november 2023. Gelet op de sommatiebrief van 18 oktober 2023 was de man toen namelijk in verzuim.
De buitengerechtelijke incassokosten en daarover gevorderde BTW
4.15.
De vrouw maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vrouw vordert een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit
vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van de vrouw heeft echter
slechts ten dele betrekking op één van de situaties waarin genoemd Besluit van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn
daarom toetsen aan de voor de individuele delen van de vordering geldende vereisten.
Op het deel van de hoofdsom dat is gebaseerd op een overeenkomst is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De vrouw heeft aan de man een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom voor zover deze is gebaseerd op overeenkomst. De rechtbank zal de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom voor zover deze is gebaseerd op overeenkomst (€ 982,71). De gevorderde wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag zal de rechtbank toewijzen vanaf 3 november 2023, de vervaldatum van de sommatie van 18 oktober 2023. Ook de gevorderde BTW, die 21% bedraagt, is over dit bedrag toewijsbaar omdat de vrouw die niet kan verrekenen. Dit komt neer op een bedrag van € 206,37.
4.16.
Ook wat betreft het deel van de hoofdsom dat is gebaseerd op onrechtmatige daad vordert de vrouw een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit. Dit deel van de vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. De rechtbank zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn over dit deel van de vordering daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Over dit deel van de vordering zal de rechtbank de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afwijzen. Uit de door de vrouw gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan de vrouw vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.17.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en daarover verschuldigde BTW een bedrag van € 1.189,08 zal toewijzen.
De rechtbank compenseert de proceskosten
4.18.
Omdat tussen partijen een affectieve relatie heeft bestaan en het geschil daarin zijn oorsprong vindt, zal de rechtbank de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt de man om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 37.504,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt de man om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 1.189,08 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 november 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken door mr. J. van der Kluit op 5 maart 2025.
1835