In deze civiele zaak vordert de vrouw van de man betaling van twee bedragen, te weten € 20.770,86 voor de kosten van de huishouding en € 17.391,83 voor onrechtmatige onttrekking van gelden van haar bankrekeningen. De partijen hadden van 2019 tot augustus 2023 een affectieve relatie en woonden samen. De vrouw stelt dat zij en de man hadden afgesproken de kosten van de huishouding bij helfte te delen, maar dat de man zijn verplichtingen niet is nagekomen. Daarnaast beweert de vrouw dat de man zonder haar toestemming geld van haar rekeningen heeft onttrokken tijdens haar ziekenhuisopname in 2023. De man betwist de vorderingen van de vrouw en stelt dat er sprake was van schenkingen tussen hen, waardoor er geen eindafrekening nodig zou zijn. De zaak is oorspronkelijk bij de kantonrechter aanhangig gemaakt, maar is doorverwezen naar de sectie Handel van de rechtbank. De man heeft zich na de verwijzing niet meer laten vertegenwoordigen door een advocaat. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw grotendeels toegewezen, omdat de man deze onvoldoende heeft betwist. De rechtbank oordeelt dat de vrouw recht heeft op de gevorderde bedragen, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.