ECLI:NL:RBNHO:2025:2501

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
C/15/353024 / HA ZA 24-309
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid assurantietussenpersoon na brand in pand

In deze zaak heeft eiseres een pand gekocht en is zij door Dignum, een assurantietussenpersoon, geadviseerd over de verzekering van het pand. Op 4 september 2021 ontstaat er brand in het pand, waarna de verzekeraar, Nationale Nederlanden, dekking weigert omdat niet aan de verzekeringsvoorwaarden is voldaan. Eiseres stelt Dignum aansprakelijk voor de schade, omdat zij meent dat Dignum haar zorgplicht heeft geschonden. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, omdat er geen causaal verband bestaat tussen enige schending van de zorgplicht door Dignum en de geleden schade. De rechtbank oordeelt dat de huurder van de snackbar, die zich in het pand bevindt, in strijd heeft gehandeld met de verzekeringsvoorschriften, wat voldoende grond was voor de verzekeraar om dekking te weigeren. Eiseres is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/353024 / HA ZA 24-309
Vonnis van 5 maart 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. D.A. Bates,
tegen
[naam] ASSURANTIËN B.V. THODN DIGNUM VERZEKERINGEN & HYPOTHEKEN,
te Den Helder,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Dignum,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker.
De zaak in het kort
[eiseres] heeft als investering een pand gekocht. Zij is door Dignum als assurantietussenpersoon geadviseerd bij het verzekeren van het pand. Op 4 september 2021 ontstaat er brand in het pand. De verzekeraar weigert dekking, omdat niet aan de verzekeringsvoorwaarden is voldaan. [eiseres] stelt dat Dignum haar zorgplicht heeft geschonden en stelt haar aansprakelijk voor de schade. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af, omdat er geen causaal verband bestaat tussen enige schending van de zorgplicht en de geleden schade.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 mei 2024 met producties 1 tot en met 20;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 11;
- de akte aanvullende producties van [eiseres] met producties 21 tot en met 24;
- het tussenvonnis van 28 augustus 2024;
- de mondelinge behandeling van 28 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De advocaat van [eiseres] heeft gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die zijn overgelegd en daarmee deel uitmaken van de gedingstukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] heeft als investering een pand gekocht aan de [adres] te [plaats] (hierna: het pand). Het pand is eerst aangekocht door de vader van [eiseres] via zijn bedrijf [de B.V.] De eigendomsoverdracht aan deze B.V. vond plaats op 27 maart 2019. Op 28 juni 2019 heeft [eiseres] de eigendom van het pand verkregen.
2.2.
Op de begane grond van het pand is een snackbar gevestigd, met daarbij een woonhuis voor de uitbater van de snackbar. Op de eerste verdieping bevond zich een appartement. Na een verbouwing zijn er op de eerste verdieping twee appartementen voor de verhuur gerealiseerd.
2.3.
In februari 2019 heeft [eiseres] contact opgenomen met Dignum, over het laten verzekeren van het pand. Op dat moment waren [eiseres] dan wel haar vader nog geen eigenaar van het pand. Dignum heeft daarom een vrijblijvende offerte opgemaakt, die op 19 maart 2019 aan [eiseres] is toegestuurd. [eiseres] gaat akkoord met de offerte en er is een verzekering afgesloten bij Nationale Nederlanden.
2.4.
Op 27 maart 2019 sluit [de B.V.] een huurovereenkomst met mevrouw [uitbater] , op grond waarvan de snackbar en het bijbehorende woonhuis worden verhuurd. In artikel 14.6 van de huurovereenkomst is bepaald dat de huurder verplicht is om zich te houden aan de gestelde voorschriften van de verzekeringsmaatschappijen.
2.5.
Uit de polisvoorwaarden van Nationale Nederlanden volgt dat er drie clausules op de brandverzekering van toepassing zijn, waaronder SBC0055 C1027 Frituurovens. In deze clausule staat:
“In de directe nabijheid van de frituurovens dienen aanwezig te zijn, duidelijk zichtbaar en onder handbereik opgehangen:
  • voldoende passende deksels en/of een blusdeken;
  • een goedgekeurd koolzuursneeuwblusapparaat van minimaal 5kg inhoud.
Tijdens voorsmelten, verhitten en frituren dient iemand toezicht te houden op het goed functioneren van de frituurovens. […] De frituurovens moeten voorzien zijn van een goedwerkende maximaal-thermostaat en bij gasverwarmde frituurovens tevens van een waakvlambeveiliging. […] Indien in geval van schade blijkt dat niet aan deze garantie is voldaan, verliest verzekeringnemer alle recht op schadevergoeding […].”
2.6.
Op 4 september 2021 ontstaat er brand in de snackbar. De brandschade wordt gemeld bij Nationale Nederlanden, die een onderzoek laten verrichten naar de oorzaak van het ontstaan van de brand. Op 6 december 2021 stuurt Nationale Nederlanden een brief waarin zij aangeeft dat de schade niet wordt gedekt. Hierin staat onder andere:
Conclusie
Wij keren niets uit. Zoals eerder aangegeven is niet voldaan aan de garantie van clausule C1027 Frituurovens en aan clausule C1029 Blusmiddelen.
Daarnaast is de wijziging van de bestemming niet tijdig aan ons doorgegeven. […]
Ook de tenaamstelling van de verzekering klopt niet, zodat er feitelijk geen dekking is. […]”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat Dignum tegenover [eiseres] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiseres] en aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] hierdoor heeft geleden en op basis daarvan de schade moet vergoeden, vermeerderd met de wettelijke rente;
II. Dignum veroordeelt om een bedrag van € 496.936,- aan schadevergoeding te betalen;
III. Dignum veroordeelt om een bedrag van € 23.750,- aan gederfde huurinkomsten te betalen;
IV. Dignum veroordeelt om een bedrag van € 5.541,88 aan onderzoekskosten na de brand te betalen;
V. Dignum veroordeelt om een bedrag van € 5.338,99 aan buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
VI. Dignum veroordeelt om de proceskosten te betalen.
3.2.
Dignum voert verweer. Dignum concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Dignum de op grond van artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek (BW) op haar rustende zorgplicht heeft geschonden, zodat er sprake is van een wanprestatie als bedoeld in artikel 6:74 BW. Dignum is op grond daarvan aansprakelijk voor de door [eiseres] geleden schade, aldus [eiseres]
4.2.
Aan de schending van de zorgplicht door Dignum legt [eiseres] drie verwijten ten grondslag, namelijk (1) dat Dignum onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de aspirant-verzekeringnemer, (2) dat Dignum heeft verzuimd te waarschuwen voor de garantieclausules en (3) dat Dignum heeft verzuimd onderzoek te doen naar het gebruik van het pand.
4.3.
De rechtbank begrijpt uit het onderzoek dat Nationale Nederlanden heeft laten uitvoeren dat de brand is ontstaan door zelfontbranding van het frituurvet in één van de frituurpannen van de snackbar. De heer [uitbater] , die de snackbar samen met zijn vrouw uitbaat, heeft verklaard dat hij na het wisselen van het frituurvet de frituurinstallatie heeft aangezet en dat hij vervolgens naar buiten is gegaan om het terras in orde te maken. Er was niemand die tijdens het opwarmen van de frituurpan toezicht hield. Dit betekent dat niet is voldaan aan de clausule SBC0055 C1027 Frituurovens (zie ook randnummer 2.5) en dat Nationale Nederlanden op basis daarvan dekking voor de brandschade mocht weigeren.
4.4.
Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat onbesproken kan blijven of Dignum haar zorgplicht op enige wijze heeft geschonden. Van een causaal verband tussen enige schending van de zorgplicht door Dignum en de ontstane schade is namelijk geen sprake. In de huurovereenkomst tussen [eiseres] en de uitbaters van de snackbar staat in artikel 14.6 opgenomen dat de uitbaters zich moeten houden aan de verzekeringsvoorschriften. Zowel [eiseres] als haar huurder wisten dus van deze voorschriften, althans moeten worden geacht daarvan te weten. Het staat in deze procedure voorts vast dat de heer [uitbater] bij de frituurpan is weggelopen zodat er geen toezicht werd gehouden op de opwarmende frituurpan. De heer [uitbater] heeft dus in strijd gehandeld met de verzekeringsvoorschriften. Deze omstandigheid op zichzelf was voldoende grond voor Nationale Nederlanden om dekking van de schade af te wijzen. Dat er andere omstandigheden waren op basis waarvan mogelijk ook de dekking zou kunnen worden geweigerd is daarom niet relevant. Dignum had [eiseres] uitdrukkelijker op de garantieclausules kunnen wijzen en Dignum had mogelijk anders kunnen handelen ten aanzien van de twee andere gestelde zorgplichtschendingen, maar dit zou de situatie die is ontstaan door het handelen van de heer [uitbater] niet veranderd hebben. Van een causaal verband met het ontstaan van de schade is dus geen sprake.
4.5.
Nu er geen causaal verband bestaat tussen het handelen van Dignum en het ontstaan van de schade, wijst de rechtbank de vorderingen van [eiseres] af.
4.6.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Ter zitting heeft [eiseres] desgevraagd verklaard dat zij heeft geprobeerd de schade te verhalen op de verzekeraar van de snackbaruitbater. Deze verzekeraar zou de schade hebben afgewezen, omdat [eiseres] zelf over een brandverzekering beschikt. De rechtbank vindt deze redenering van de verzekeraar onbegrijpelijk. Het is blijkens de stellingen van [eiseres] immers de snackbaruitbater/huurder geweest die door in strijd te handelen met de bepalingen in de huurovereenkomst en de verzekeringsovereenkomst een situatie heeft gecreëerd waarin de brand en de schade konden ontstaan.
4.7.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Dignum worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2 punten × € 3.502,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
13.799,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 13.799,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse, bijgestaan door de griffier mr. M. Bouwen en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.