ECLI:NL:RBNHO:2025:2425

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
11341619 \ CV EXPL 24-7122
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en geschil over betaling van facturen en opleverpunten

In deze zaak betreft het een geschil tussen een aannemer en een opdrachtgever over een aannemingsovereenkomst voor de verbouwing van een woning. Tijdens de afrondende fase van de verbouwing ontstond er onenigheid over de betaling van facturen en het uitvoeren van opleverpunten. De aannemer vorderde betaling voor meerwerk en de slotfactuur, terwijl de opdrachtgever onder andere herstelkosten, misgelopen subsidies en onderzoekskosten vorderde. De kantonrechter oordeelde dat de meerwerkfactuur moest worden betaald, omdat de werkzaamheden als meerwerk konden worden aangemerkt. De aannemer werd bevrijd van zijn verplichting om de resterende opleverpunten op te leveren, maar de opdrachtgever hoefde de slotfactuur niet te betalen. De tegenvorderingen van de opdrachtgever werden afgewezen, omdat een aanspraak op subsidies geen onderdeel uitmaakte van de overeenkomst en een deel van de gebreken esthetisch van aard was en al bekend bij de oplevering. De onderzoekskosten bleven voor rekening van de opdrachtgever.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11341619 \ CV EXPL 24-7122
Vonnis van 26 februari 2025(bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser], tevens handelend onder de naam [bedrijf 1],
te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. B.J. de Deugd,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2], gemeente [gemeente],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: E.Y. Tulp.
De zaak in het kort
Partijen hebben een aannemingsovereenkomst gesloten. In de afrondende fase van de verbouwing is discussie ontstaan over de betaling van facturen en het uitvoeren van opleverpunten. Partijen hebben over en weer hun verplichtingen opgeschort. De aannemer vordert betaling van meerwerk en de slotfactuur. De opdrachtgever vordert onder meer betaling van de herstelkosten, de kosten van misgelopen subsidies en de onderzoekskosten.
De kantonrechter oordeelt dat de meerwerkfactuur betaald moet worden, omdat de betreffende werkzaamheden als meerwerk zijn aan te merken. De aannemer wordt bevrijd van zijn verplichting om de resterende opleverpunten op te leveren, maar daarom hoeft de opdrachtgever de slotfactuur niet te betalen. De tegenvorderingen worden afgewezen. Een aanspraak op subsidies maakt geen onderdeel uit van de overeenkomst. Een deel van de gebreken is esthetisch en was al bekend bij de oplevering van de woning, zodat dit voor risico van de opdrachtgever komt. Tegen de overige gebreken is onderbouwd verweer gevoerd door de aannemer, zodat deze kosten niet toewijsbaar zijn. De onderzoekskosten blijven voor rekening van de opdrachtgever.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 januari 2025
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte in conventie, mede houdende vermeerdering van eis met productie 6 van [eiser]
- de akte overlegging producties tevens houdende een vermeerdering van eis in reconventie met producties 17 t/m 24 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 14 februari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
- de pleitaantekeningen van mr. Tulp namens [gedaagde].
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] zijn eis verminderd, in die zin dat de vermeerdering van eis is ingetrokken. De vordering in conventie luidt als in de dagvaarding vermeld.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[eiser] drijft een onderneming onder de naam [bedrijf 1], gericht op het uitvoeren van bouwwerkzaamheden.
2.2.
Op 3 november 2023 hebben partijen, door ondertekening van een offerte, een aannemingsovereenkomst gesloten voor de verbouwing van de woning van [gedaagde] (hierna: de overeenkomst). De totale aanneemsom bedraagt € 81.852,98. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden voor Aanneming van werk 2013 van toepassing verklaard (hierna: de algemene voorwaarden). Blijkens de offerte moest de totale aanneemsom in veertien termijnen worden voldaan.
2.3.
De werkzaamheden betroffen de begane grond van de woning en zijn op of omstreeks 10 november 2023 aangevangen. [gedaagde] verbleef tijdens de werkzaamheden op de eerste etage. [eiser], die toe nog met [gedaagde] bevriend was, bleef daar ook vaak slapen.
2.4.
In een e-mail van 14 november 2024 heeft [gedaagde] aan [eiser] informatie gestuurd over de voorwaarden voor subsidie bij isolatie, en gevraagd of de werkzaamheden aan deze voorwaarden voldoen. Ook heeft [gedaagde] gemeld dat er een meldcode op de offerte/factuur gezet moet worden. [eiser] heeft niet gereageerd op deze e-mail.
2.5.
[eiser] heeft de werkzaamheden uit de overeenkomst bijna volledig verricht. Steeds zijn termijnbedragen gefactureerd, waarvan het grootste deel door [gedaagde] is betaald.
2.6.
Op 25 maart 2024 heeft [eiser] [gedaagde] een factuur gestuurd voor meerwerk van € 3.729,01 inclusief btw. De factuur is niet betaald.
2.7.
Op 29 maart 2024 hebben partijen, aan de hand van een door [gedaagde] opgestelde lijst met openstaande punten, gezamenlijk door de woning gelopen en de (on)verrichte werkzaamheden bekeken. [eiser] heeft deze lijst daarna gegoten in een proces-verbaal van oplevering dat niet door [gedaagde] is ondertekend.
2.8.
In een WhatsApp bericht van 3 april 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat de vloerwarming in de woonkamer niet goed functioneert.
2.9.
Op 6 april 2024 heeft [eiser] [gedaagde] een slotfactuur gestuurd van € 1.701,07 inclusief btw. Ook deze factuur is niet betaald.
2.10.
In een e-mail van 8 april 2024 heeft [gedaagde] aan [eiser] laten weten het meerwerk nog niet betaald te hebben, omdat hij nog geen helder beeld heeft over de extra kosten van de egalisatie. De laatste termijn zal [gedaagde] betalen als alle punten naar tevredenheid zijn opgeleverd.
2.11.
Vervolgens ontstaat tussen partijen discussie over de vraag of op 29 maart 2024 een (officiële) oplevering van het werk heeft plaatsgevonden.
2.12.
In een e-mail van 9 april 2024 van [gedaagde] aan [eiser] geeft hij [eiser] nog een termijn tot 20 april 2024 om de resterende werkzaamheden en opleverpunten te verrichten.
2.13.
Op 10 april 2024 heeft, op aanbevelen van [eiser], de leverancier Unique vloerverwarming een bezoek aan de woning gebracht, vanwege de problemen met de vloerverwarming in de woonkamer. In een e-mail van diezelfde dag heeft [gedaagde] aan [eiser] een uitgebreide toelichting op het bezoek gestuurd. Een oplossing is niet gevonden.
2.14.
In reactie op een sommatie van [eiser] heeft [gedaagde] in een e-mail van 6 mei 2024 de vordering betwist. Daarnaast is verzocht om teruggave van de sleutel van de woning op uiterlijk 10 mei 2024, onder aanzegging dat [gedaagde] anders de cilinders vervangt op kosten van [eiser].
2.15.
In een e-mail van 14 mei 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat hij wegens werk in het buitenland verblijft waardoor het niet mogelijk is om binnen vier dagen de sleutel in te leveren. [eiser] heeft aangeboden de sleutel per post op te sturen. Daarop heeft [gedaagde] niet gereageerd.
2.16.
Op 4 juni 2024 heeft [gedaagde] een aangepaste lijst van opleverpunten opgesteld.
2.17.
In een brief van 6 juni 2024 heeft [gedaagde] [eiser] in gebreke gesteld en aansprakelijk gesteld voor alle schade, waaronder de kosten voor de vervangen sloten, de kosten van de verwarmingsmonteur en de door TOP Expertise begrote herstelkosten. [gedaagde] beroept zich daarnaast op zijn opschortingsrecht.
2.18.
In een brief van 18 juni 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] een inhoudelijke reactie gegeven, waarbij hij (nogmaals) aangeeft dat hij de laatste opleverpunten zal verrichten zodra het meerwerk betaald is.
2.19.
In een brief van 1 augustus 2024 heeft [gedaagde] [eiser] aansprakelijk gehouden voor de kosten van het plaatsen van nieuwe cilinders, de misgelopen subsidies en de eventuele kosten voor het opnieuw isoleren van de woning (in verband met de subsidies). Verder heeft [gedaagde] aangekondigd een deskundige in te zullen schakelen om het werk te laten beoordelen.
2.20.
In een e-mail van 7 augustus 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] meldcodes voor de subsidieaanvraag gestuurd.
2.21.
In een brief van 2 september 2024 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de meerwerkfactuur. Daarnaast is aanspraak gemaakt op de rente en de buitengerechtelijke kosten.
2.22.
Op 11 oktober 2024 heeft TOP Expertise de woning geïnspecteerd. Ondanks daartoe uitgenodigd te zijn, was [eiser] niet aanwezig bij het onderzoek. De bevindingen van TOP Expertise zijn in een rapport van expertise van 20 januari 2025 vastgelegd. De kosten van het onderzoek bedragen € 3.055,25.
2.23.
[gedaagde] heeft de firma [bedrijf 2] benaderd om nader onderzoek uit te voeren naar de problemen met de vloerverwarming. De hiervoor in rekening gebrachte kosten bedragen € 1.126,51.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat [eiser] wordt bevrijd van zijn verplichting de opleverpunten als vermeld op productie 2 op te leveren;
II. [gedaagde] te veroordelen aan [eiser] te voldoen:
a. een bedrag van € 3.729,01 aan meerwerk, te vermeerderen met de wettelijke rente, verhoogd met 2% vanaf 15 april 2024;
b. een bedrag van € 512,11 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de dag van de dagvaarding;
c. een bedrag van € 1.701,07 voor de slotfactuur, te vermeerderen met de wettelijke rente, verhoogd met 2% vanaf veertien dagen na dit vonnis;
III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van twee weken na de datum van dit vonnis.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. De overeengekomen werkzaamheden zijn bijna volledig verricht. Ondanks diverse aanmaningen weigert [gedaagde] de meerwerkfactuur te betalen. [eiser] moet een deel van de opleverpunten nog verrichten, maar [gedaagde] weigert hem hiertoe in staat te stellen. Daarmee is de slotfactuur opeisbaar geworden en heeft [eiser] er belang bij dat hij wordt bevrijd van zijn resterende verplichtingen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] voert aan dat de werkzaamheden gebrekkig zijn uitgevoerd. [eiser] is dan ook tekortgeschoten in de uitvoering van de overeenkomst. Van opgedragen meerwerk is geen sprake, omdat de in rekening gebrachte extra kosten zien op werk dat onder de offerte valt. Het gebruikte isolatiemateriaal voldoet niet aan de eisen die gelden voor de subsidieregeling. [eiser] moet daarom de misgelopen subsidie-inkomsten aan [gedaagde] vergoeden. [gedaagde] beroept zich op verrekening. Hij meent dat de begrote herstelkosten, de deskundigenkosten en de misgelopen subsidie-inkomsten de hoogte van de openstaande facturen overschrijden zodat hij niets meer aan [eiser] hoeft te betalen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagde] vordert na vermeerdering van eis – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] veroordeelt tot:
I. het alsnog aanleveren van meldcodes, die wel voldoen aan de subsidieaanvraag op een herziene versie van de reeds betaalde factuur, zoals vereist conform de subsidieregeling;
II. het naleven van de overeengekomen garanties;
III. betaling aan [gedaagde] van:
a. € 4.377,88 voor misgelopen subsidies;
b. € 129,- voor de nieuwe sloten;
c. € 1.126,51 voor de kosten van [bedrijf 2];
d. de herstelkosten, begroot door TOP Expertise van € 8.845,00 en schade wegens niet uitgevoerd werk van € 4.798,83, of ieder ander bedrag aan schadevergoeding door de kantonrechter te bepalen;
e. de wettelijke rente over a en b en c vanaf datum verzuim tot aan de dag van volledige betaling;
f. de buitengerechtelijke kosten voer de onder a en b en c genoemde bedragen, zijnde € 1.171,00 inclusief btw (€ 967,77 excl. btw);
g. betaling van de onderzoekskosten van TOP Expertise van € 3.055,25;
h. betaling van de proceskosten,
i. betaling van de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.7.
[gedaagde] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Voor zover zijn beroep op verrekening in conventie wordt afgewezen stelt [gedaagde] een reconventionele vordering in. [eiser] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Aan [eiser] is een fatale hersteltermijn gegeven tot 20 april 2024. [eiser] is lange tijd in verzuim en dat maakt hem schadeplichtig tegenover [gedaagde]. [gedaagde] wil gecompenseerd worden voor de misgelopen subsidie-inkomsten, de vervangingskosten voor de sloten, de kosten van de deskundigen, de herstelkosten en de gevolgschade.
3.8.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.9.
[eiser] voert aan dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt gedefinieerd door de overeenkomst. In de overeenkomst zijn geen afspraken over subsidies opgenomen. Uit de overeenkomst volgt dat meerwerk mogelijk is en hier heeft [gedaagde] mee ingestemd. [eiser] heeft meerwerk uitgevoerd. Het werk is opgeleverd. [eiser] zou nog opleverpunten herstellen, maar heeft zijn verplichtingen terecht opgeschort omdat [gedaagde] weigerde de meerwerkfactuur te betalen. Het onderzoek door een eigen deskundige van [gedaagde] levert geen bewijs op van bouwkundige gebreken. [eiser] voert verweer tegen de afzonderlijke geldvorderingen. Voor het aanleveren van meldcodes en het naleven van overeengekomen garanties ontbreekt een juridische grondslag.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Toetsingskader
4.1.
Bij de beoordeling van de vorderingen moet de overeenkomst als uitgangspunt worden genomen. In de overeenkomst staat immers wat partijen met elkaar hebben afgesproken, dus welk werk uitgevoerd moest worden en tegen welke prijs. Het kan dat partijen na het sluiten van de overeenkomst mondeling of schriftelijk nadere- of andere afspraken hebben gemaakt. In dat geval moeten partijen hierover wel overeenstemming hebben bereikt, want anders blijft de overeenkomst ongewijzigd gelden. Op de partij die zich beroept op die nadere afspraak rust de stelplicht en de bewijslast.
Meerwerkfactuur
4.2.
[eiser] stelt dat het meerwerk is uitgevoerd, zodat hij hiervoor betaald moet worden. [gedaagde] voert primair aan dat geen sprake is van opgedragen meerwerk, maar dat de in rekening gebrachte extra kosten vallen onder de overeenkomst. Voor zover wel sprake zou zijn van meerwerk, dan stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat [eiser] niet vooraf over de bijkomende kosten heeft gecommuniceerd en hij pas achteraf met deze kosten werd geconfronteerd.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de werkzaamheden als vermeld in de bijlage bij de meerwerkfactuur zijn uitgevoerd. Op de bijlage bij de meerwerkfactuur staan zeven omschrijvingen van werk dat als meerwerk in rekening is gebracht. [gedaagde] heeft voor de kosten die zien op het egaliseren van de vloer van € 1.993,90 aangevoerd dat deze kosten ook op bladzijde 2 van de overeenkomst staan en daarmee dubbel in rekening zijn gebracht. Uit de overeenkomst volgt dat dit bedrag is begroot voor het schuren en in de primer zetten van de ondervloer en het egaliseren van de vloer, uitgaande van een dikte van 3 mm. In de overeenkomst staat daarnaast: ‘indien er grotere hoogteverschillen zijn wordt op basis van nacalculatie verrekent’. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat in de woning inderdaad sprake was van grote hoogteverschillen die geëgaliseerd moesten worden omdat de vloer vlak moest zijn voor het leggen van een pvc vloer. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Dit betekent dat sprake is van meerwerk dat niet onder de in de offerte omschreven werkzaamheden valt. Vast staat ook dat [gedaagde] voor akkoord heeft getekend voor wat betreft de nacalculatie. Pas tijdens het werk konden de exacte hoogteverschillen vastgesteld worden. [gedaagde] kan dan niet meer – nadat de werkzaamheden al zijn verricht – terugkomen op zijn akkoord. [gedaagde] moet daarom de extra kosten voor het egaliseren betalen. Ten aanzien van de overige werkzaamheden die als meerwerk in rekening zijn gebracht heeft [gedaagde] geen onderbouwd verweer gevoerd, zodat ook dit deel van de meerwerkfactuur betaald moet worden.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] het in rekening gebrachte meerwerk uit de meerwerkfactuur van in totaal € 3.729,01 aan [eiser] moet betalen.
4.5.
De gevorderde wettelijke rente en contractuele verhoging van de rente met 2% vanaf 15 april 2024 zullen worden toegewezen.
Opleverpunten
4.6.
Vast staat dat het overeengekomen werk in de afrondende fase verkeert. Partijen hebben (gezamenlijk) een lijst van opleverpunten opgesteld en discussiëren over de vraag of de rondgang in de woning op 29 maart 2024 als een wettelijke oplevering heeft te gelden. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval. Artikel 7:758 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat oplevering plaatsvindt als de aannemer heeft medegedeeld dat het werk gereed is voor oplevering en de opdrachtgever het werk expliciet of stilzwijgend heeft aanvaard. Als de opdrachtgever het werk in gebruik neemt dan geldt het werk als opgeleverd. Uit de gedragingen van partijen volgt dat zij het werk hebben gekeurd. Van de openstaande punten heeft [eiser] een proces-verbaal van oplevering opgesteld. Bij de e-mail met daarin het proces-verbaal van oplevering heeft [eiser] de slotfactuur meegezonden, die volgens de overeenkomst bij oplevering verschuldigd werd. [gedaagde] heeft vervolgens het werk ook in gebruik genomen en [eiser] nog een termijn tot 20 april 2024 gegeven om de (resterende) opleverpunten uit te voeren. Dat [gedaagde] het proces-verbaal van oplevering niet voor akkoord heeft ondertekend maakt, gelet op de verdere gedragingen van partijen, niet dat geen sprake is van een oplevering. Bovendien is de lijst met openstaande punten die als uitgangspunt bij de rondgang in de woning is gebruikt door [gedaagde] zelf opgesteld. Uit de aard van de opleverpunten blijkt dat de gebreken veelal esthetisch van aard zijn en aan oplevering niet in de weg staan. Bij deze stand van zaken moet [gedaagde] geacht worden het werk in ieder geval stilzwijgend te hebben aanvaard als bedoeld in artikel 7:758 BW.
4.7.
Op het moment dat het werk is opgeleverd, wordt ook de slotfactuur opeisbaar. Daar staat tegenover dat [eiser] de erkende tekortkomingen zoals vermeld in het proces-verbaal van oplevering zo spoedig mogelijk moet herstellen. Beide partijen hebben een beroep gedaan op een opschortingsrecht. De vraag is daarom wie van partijen zijn verplichtingen mocht opschorten. De kantonrechter oordeelt dat [eiser] zijn werkzaamheden mocht opschorten, zodat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren.
4.8.
Op 25 maart 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] de meerwerkfactuur gestuurd. Deze factuur moest volgens de overeenkomst binnen zeven dagen na de factuurdatum betaald worden. Vast staat dat [gedaagde] de meerwerkfactuur niet heeft voldaan. Als hiervoor onder 4.3 en 4.4 overwogen was [gedaagde] deze factuur wel verschuldigd. Omdat [gedaagde] niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed, mocht [eiser] dus zijn werkzaamheden opschorten. Daarmee is [gedaagde] in verzuim komen te verkeren en kon hij zich niet meer beroepen op opschorting van zijn betalingsverplichtingen. Het beroep van [gedaagde] op de onzekerheidsexceptie van artikel 6:263 BW faalt. De stelling van [gedaagde] dat hij bevoegd was om betaling van de facturen op te schorten omdat hij goede grond had te vrezen dat [eiser] zijn daartegenover staande verplichtingen niet zou nakomen gaat niet op, want het meerwerk was al verricht.
4.9.
Vast staat dat een groot deel van de opleverpunten nog verricht moet worden. [eiser] vordert zowel bevrijding van zijn verplichting de resterende opleverpunten alsnog op te leveren, als betaling van de slotfactuur van € 1.701,07. Bij toewijzing van beide vorderingen zou [eiser] in een betere positie komen te verkeren, doordat hij niet meer aan zijn verplichtingen hoeft te voldoen, maar [gedaagde] wel moet betalen voor werk dat niet is of wordt verricht. Omdat [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven dat hij het niet langer wenselijk vindt als [eiser] de opleverpunten verricht, zal de kantonrechter [eiser] bevrijden van zijn verplichting om de opleverpunten uit het proces-verbaal van oplevering op te leveren. De vordering tot betaling van de slotfactuur zal worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
4.10.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering van € 512,11 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 497,90 bij € 3.729,01 in hoofdsom. De kantonrechter wijst daarom € 497,90 toe.
Conclusie
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- de meerwerkfactuur
3.729,01
- buitengerechtelijke incassokosten
497,90
+
Totaal
4.226,91
Beroep op verrekening faalt
4.12.
[gedaagde] beroept zich op verrekening van de vordering van [eiser] met de gevolgschade die [gedaagde] lijdt. In de conclusie van antwoord is die gevolgschade voorlopig begroot op € 4.377,88 aan misgelopen subsidies, € 129,00 voor vervangen van de cilinders en € 1.126,51 aan kosten van [bedrijf 2]. Dit beroep op verrekening slaagt niet.
4.13.
Voor de misgelopen subsidies geldt het volgende. Vast staat dat in de overeenkomst geen specificaties van het isolatiemateriaal zijn opgenomen of iets over de aanvraag van de subsidieregeling is vermeld. In een e-mail van 14 november 2024, dus ná het sluiten van de overeenkomst, heeft [gedaagde] aan [eiser] gevraagd of de werkzaamheden voldoen aan de voorwaarden die gelden om in aanmerking te komen voor subsidie bij isolatie. [eiser] betwist deze e-mail ontvangen te hebben. Vast staat dat er geen reactie op de e-mail is gevolgd. Volgens [gedaagde] hebben partijen hierover wel gesproken, maar dat betoog heeft [gedaagde] in het licht van de betwisting door [eiser], onvoldoende geconcretiseerd. Daarom moet ervan uitgegaan worden dat er geen nadere afspraken hierover tot stand zijn gekomen. Van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst is dan ook geen sprake.
4.14.
Bovendien volgt uit het rapport van TOP Expertise, de door [gedaagde] ingeschakelde deskundige, dat het type isolatie met een dikte van 80 mm dat als spouwisolatie is verwerkt in de voorzetwanden voldoet aan de waarde die staat in de voorwaarden voor subsidie. Volgens TOP Expertise heeft [gedaagde] dan ook gewoon recht op subsidie. In een e-mail van 7 augustus 2024 heeft [eiser] aan [gedaagde] de meldcodes voor subsidie gestuurd, zodat [gedaagde] daarmee de subsidie kan aanvragen.
4.15.
Wat betreft het vervangen van de cilinders geldt dat enige grondslag voor deze vordering ontbreekt. Niet valt in te zien waarom de cilinders in de woning met spoed vervangen moesten worden. In reactie op het verzoek om teruggave van de sleutel heeft [eiser] laten weten dat hij momenteel in het buitenland verbleef waardoor hij de sleutel niet binnen de verzochte termijn kon retourneren. Op zijn aanbod om de sleutel per post op te sturen heeft [eiser] geen reactie ontvangen. Dat [gedaagde] heeft besloten de cilinders te laten vervangen dient voor zijn eigen rekening te komen.
4.16.
Voor de factuur van [bedrijf 2] is het volgende van belang. [gedaagde] heeft zelf een verwarmingsinstallateur benaderd voor nader onderzoek, omdat de vloerverwarming in de woonkamer niet naar behoren functioneert. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij naar aanleiding van de klacht van [gedaagde] van 3 april 2024 zijn leverancier Unique Vloerverwarming ingeschakeld heeft om de problemen in de woning te onderzoeken. Omdat [gedaagde] zelf apparatuur zou hebben aangebracht, hetgeen door [gedaagde] wordt betwist, zou de leverancier terugkomen om de vloerverwarming in te regelen wanneer die apparatuur was verwijderd. [gedaagde] heeft [eiser] nooit in gebreke gesteld om de vloerverwarming te herstellen, zodat geen sprake is van verzuim aan de kant van [eiser]. Dat [gedaagde] vervolgens een derde heeft ingeschakeld om nader onderzoek te doen naar de vloerverwarming komt voor zijn eigen rekening.
Proceskosten
4.17.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.173,99
4.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.19.
De vordering in reconventie is ingesteld onder de voorwaarde dat het beroep op verrekening in conventie wordt afgewezen. Omdat deze voorwaarde in vervulling is gegaan, zal de kantonrechter hierna de vorderingen in reconventie beoordelen.
Aanleveren meldcodes
4.20.
[gedaagde] wil dat [eiser] de juiste meldcodes aanlevert op een factuur, die overeenkomstig de subsidieaanvraag zijn. De kantonrechter heeft bij de beoordeling van de vorderingen in conventie al geoordeeld dat onder de overeenkomst geen afspraken zijn gemaakt over een subsidieaanvraag dan wel het aanleveren van meldcodes. Dit betekent dat een grondslag voor deze vordering ontbreekt en de vordering zal worden afgewezen.
4.21.
Overigens merkt de kantonrechter op dat uit de houding van [eiser] blijkt dat hij bereid is de meldcodes aan te leveren. Zo heeft [eiser] in een e-mail van 7 augustus 2024 de bij hem bekende meldcodes per e-mail aan [gedaagde] gestuurd. Hoewel [gedaagde] stelt dat deze meldcodes niet voldoende c.q. geschikt zijn, is onduidelijk gebleven welke informatie nog ontbreekt.
Naleven overeengekomen garanties
4.22.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser] ook na deze procedure aan garantietoezeggingen gehouden moet worden en deze moet nakomen als [gedaagde] daar een beroep op doet. Deze vordering ziet op situaties die zich mogelijk in de toekomst voordoen. Vast staat dat op dit moment geen sprake is van een nalaten door [eiser] ten aanzien van overeengekomen garanties. Van verzuim is dan ook geen sprake. Dit betekent dat de vordering niet toewijsbaar is. Ter zitting heeft [eiser] verklaard er open in te staan mocht zich in de toekomst een situatie voordoen waarin [gedaagde] aanspraak kan maken op een overeengekomen garantie.
Betalingsvorderingen
4.23.
[gedaagde] vordert betaling van de volgende kosten:
misgelopen subsidies
nieuwe sloten/cilinders
de kosten van [bedrijf 2]
de herstelkosten als begroot door TOP Expertise
de wettelijke rente
de buitengerechtelijke kosten
de onderzoekskosten van TOP Expertise
De kantonrechter zal deze kosten hierna beoordelen.
4.24.
Voor de kosten onder 1 t/m 3 geldt dat de kantonrechter bij de beoordeling van de vorderingen in conventie al heeft geoordeeld over kosten (zie 4.13, 4.15 en 4.16). Deze kosten blijven voor rekening van [gedaagde], zodat deze vorderingen zullen worden afgewezen.
4.25.
Wat betreft de herstelkosten geldt het volgende. Na oplevering is de aannemer alleen nog aansprakelijk voor gebreken die de opdrachtgever bij de oplevering niet redelijkerwijs had moeten/kunnen ontdekken. De kantonrechter stelt voorop dat uit het rapport van TOP Expertise blijkt dat het voornamelijk om esthetische gebreken gaat die ten tijde van de oplevering ook al zichtbaar waren. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om tijdens de rondgang door de woning al deze gebreken aan te kaarten. Dat [gedaagde] bepaalde zichtbare gebreken op dat moment nog niet waren opgevallen komt voor zijn eigen rekening en risico. [eiser] kan niet aansprakelijk worden gehouden voor deze gebreken.
4.26.
Ter zitting heeft de kantonrechter de bevindingen uit het rapport van TOP Expertise met partijen besproken. [eiser] heeft toegelicht dat het een oude woning betreft waardoor de maatvoering van de woning en de materialen soms uiteenloopt. Om die reden heeft [eiser] de kozijnen op maat, en zoveel mogelijk recht, gemaakt. Het hermonteren van de zijgevel kozijnen zou volgens [eiser] tot hetzelfde resultaat leiden. Dit heeft [gedaagde] niet betwist. Ook voor de raamdorpelstenen geldt dat de maatvoering van het raam afwijkt van de afmeting van de stenen, waardoor één steen door de helft geslepen moest worden. Omdat [gedaagde] het geheel graag symmetrisch wilde, is de halve steen in het midden van de dorpel geplaatst. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat het niet mogelijk is om de halve steen aan een uiteinde te plaatsen vanwege vochtdoorslag. Een raamdorpelsteen van hardsteen maakt geen onderdeel uit van de overeenkomst. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat een openstaande rand niet nodig is omdat deze in het kozijn valt en de dorpel tegen de muur aan komt. Wat betreft het stucwerk volgt uit het rapport van TOP Expertise dat niet duidelijk is waardoor het stucwerk is losgekomen maar dat dit is gebeurd na 29 maart 2024. Het werk komt dan voor risico van de opdrachtgever. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat het loslaten van het stucwerk schade is die valt toe te rekenen aan [eiser]. Voor de kras op de beglazing geldt dat dit gepolijst kan worden en in zoverre onder de garantie valt. De leverancier van [eiser] kan dit komen herstellen. Voor een groot deel van de gebreken uit het rapport geldt dat dit opleverpunten zijn zoals opgenomen in het proces-verbaal van oplevering. Dit geldt onder andere voor het slot in de schuur, de vloer van de zolder, de louvre deurtjes, de muur herstellen bij de airco en schilderwerk besmette wanden. [gedaagde] heeft esthetische bezwaren tegen de plaatsing van de tegels in het toilet. Dit esthetisch gebrek had [gedaagde] aan de orde moeten stellen bij de oplevering. Wat betreft de plinten in de woon- en slaapkamer heeft [eiser] betwist dat dit onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. De kosten van [bedrijf 2] zijn onder 4.16 al besproken.
4.27.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de herstelkosten zoals begroot door TOP Expertise niet voor vergoeding in aanmerking komen. Alle vorderingen tot betaling zullen dan ook worden afgewezen.
4.28.
Omdat de vorderingen tot betaling worden afgewezen, zullen ook de gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten over die bedragen worden afgewezen. Verder blijven de onderzoekskosten van TOP Expertise voor rekening van [gedaagde].
Proceskosten
4.29.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op € 1.086,00 (2 punten x € 543,00) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.226,91, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, verhoogd met 2% rente met ingang van 15 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.173,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.086,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.
1589