In deze zaak heeft een passagier compensatie verzocht van de vervoerder, Société Air France, vanwege een vertraagde vlucht van Bangkok naar Amsterdam via Parijs. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en verzocht om een schadevergoeding van €600,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een beperking van het luchtverkeer in het Indiase luchtruim, en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen en dat de vervoerder in beginsel verplicht is tot compensatie, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft onderbouwd dat de vertraging te wijten was aan instructies van de luchtverkeersleiding, die niet inherent zijn aan de bedrijfsactiviteit van de vervoerder. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat hij geen invloed had op de situatie en dat hij alle redelijke maatregelen had getroffen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagier afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper en is uitvoerbaar bij voorraad. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.